ECLI:NL:RBROT:2016:5425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
10/691071-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige en betrouwbaarheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever beoordeeld, waarbij het belang van ondersteunend bewijs en de context van de verklaringen centraal stonden. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever gedetailleerd en consistent waren, ondanks enkele tegenstrijdigheden. De rechtbank heeft ook gekeken naar bewijs uit Google Locator en zendmastgegevens, die de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict op verschillende tijdstippen bevestigden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien zijn eerdere veroordelingen en het risico op recidive. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691071-15
Datum uitspraak: 13 juli 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[…] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verklaringen van aangever zijn onbetrouwbaar en kunnen daarom niet worden gebezigd voor bewijs. Er zijn geen bewijsmiddelen die de verdachte op 29 december 2014, 13 februari 2015 en 12 maart 2015, op de genoemde tijdstippen, op de plaats brengen waar de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden (hierna: “plaats delict”). Op 12 maart 2015 en 18 maart 2015 lijkt aangever bovendien niet op de genoemde tijdstippen op de plaats delict te zijn geweest. Tot slot heeft de verdachte voor genoemde data een alibi. Geconcludeerd wordt dan ook tot vrijspraak.
Beoordeling
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bij zedenzaken gaat het vaak om een verklaring van het slachtoffer, waar de verklaring van de verdachte tegenover staat. Kenmerkend voor dit soort zaken is dat er geen directe getuigen zijn en vaak ook geen ander, bijvoorbeeld forensisch of medisch, bewijs. In een dergelijke situatie, waarin de verklaringen tegenover elkaar staan, is het van belang om vast te stellen of de verklaring van het slachtoffer, althans aangever, niet alleen betrouwbaar is, maar ook of daarvoor voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De rechtbank dient te onderzoeken of de verklaring van aangever is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de verklaringen van aangever betrouwbaar. Aangever verklaart gedetailleerd waar, wanneer en hoe de ontuchtige handelingen (hierna: “het misbruik”) hebben plaatsgevonden. Zo vertelt hij hoe de locaties eruit zagen, dat zijn moeder de eerste keer heeft gebeld, dat de schaamstreek van de verdachte kaal was en dat de verdachte zijn geslachtsdeel meestal met speeksel natmaakte voor hij het bij aangever naar binnen bracht. Aangever heeft zichzelf daarbij niet gespaard, door te verklaren dat hij vóór de eerste keer ook wel nieuwsgierig was. De verklaringen van aangever zijn ook accuraat in die zin dat de verklaringen geen onmogelijkheden omvatten ten aanzien van de seksuele handelingen en de omschrijving van de garagebox, waar eenmaal het misbruik zou hebben plaatsgevonden, grotendeels juist is. Zo verklaart hij over een lamp die het niet deed en een witte draaistoel die daar stond. De verklaringen zijn bovendien vrij consistent. Weliswaar verklaart aangever wisselend omtrent het aantal keer dat het misbruik heeft plaatsgevonden, maar het ging in al zijn verklaringen om drie à vier keer. Dit verschil lijkt bovendien verklaard te kunnen worden doordat aangever aanvankelijk vertelt dat er de laatste keer ‘niets’ is gebeurd, terwijl uit zijn latere verklaring blijkt dat er toen weliswaar geen penetratie heeft plaatsgevonden, maar dat wel andere ontuchtige handelingen zijn verricht. Er is geen sprake van een uitbreidend verhaal waarbij het misbruik steeds vaker lijkt te hebben plaatsgevonden of waarbij de ernst van de handelingen toenam.
Zoals door de raadsman is aangevoerd en ook uit het rapport van de deskundige drs. J. van der Sleen blijkt, zijn er wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de verklaringen van aangever:
  • Er zijn enkele tegenstrijdigheden in de tijdlijn. Zo verklaart aangever wisselend over het moment (december 2014 of januari 2015) waarop hij het eerste seksueel getinte WhatsApp bericht van de verdachte ontving en het moment waarop (december of januari) en de omstandigheden waaronder (al dan niet na het weer bezoeken van de familie van de verdachte) het eerste misbruik zou hebben plaatsgevonden. Aangever verklaart bovendien dat hij op 27 december 2014 wilde slapen omdat het de volgende dag een schooldag was, terwijl het kerstvakantie was. Tevens verklaart hij dat het misbruik op 29 december 2014 zou hebben plaatsgevonden omstreeks 19.00 uur, terwijl hij volgens de locatiegeschiedenis van de Google Maps app op zijn telefoon (hierna: “Google Locator”) om 20.46 uur op de plaats delict was. Aangever blijkt echter ook andere belangrijke gebeurtenissen in zijn leven, zoals een ongeluk waarbij hij zijn oog heeft beschadigd, onjuist in de tijd te plaatsen.
  • Aangever en [getuige X] , de partner van de verdachte, verklaren afwijkend omtrent de vraag of de verdachte een sleutel had van de garagebox waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden, de aanwezigheid van een bank in die garagebox, het scheren van de schaamstreek door de verdachte en de vraag of de verdachte überhaupt gelegenheid had om seksuele handelingen met aangever te plegen. Uit de enkele omstandigheid dat aangever en [getuige X] tegenstrijdig verklaren, kan niet de conclusie worden getrokken dat de verklaringen van aangever onjuist of onbetrouwbaar zijn.
  • De verklaringen van aangever zijn onderling niet consistent ten aanzien van het al dan niet klaarkomen van de verdachte op de bank in de berging en het afsluiten van de berging door de verdachte. Aangever dicht zichzelf bovendien een passievere rol toe tijdens het Groeps-WhatsApp gesprek met de verdachte en [getuige Y] dan hij in werkelijkheid heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat deze tegenstrijdigheden niet dusdanig zijn dat deze de verklaringen van aangever onbetrouwbaar maken. Ook overigens zijn er geen aanknopingspunten in het dossier dat aangever het verhaal verzonnen zou hebben, al dan niet als gevolg van onbewuste beïnvloeding door mensen in zijn omgeving. Uit het dossier blijkt niet dat de ouders van aangever hem vóór het informatieve gesprek met de politie uitgebreid, suggestief en indringend hebben bevraagd. Daar komt nog bij dat in het dossier geen aanwijzingen zijn gevonden voor een motief waarom aangever een dergelijk verhaal zou verzinnen.
De raadsman heeft hiertegen ingebracht dat aangever wel degelijk een motief zou kunnen hebben voor zijn verklaringen. Aangever verklaart aanvankelijk over stiekem roken, wat streng verboden is in het gezin van aangever. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat aangever dit verboden gedrag probeerde te verbergen door te verklaren over misbruik door de verdachte.
De rechtbank acht dit betoog van de raadsman niet aannemelijk. Aangever verklaart in het verhoor van 9 april 2015 dat hij aan zijn moeder verteld heeft, dat hij van de verdachte sigaretten had gekregen. Aangever kon dit met zijn verklaring over misbruik dus niet meer verbergen. Daar komt bij dat het onwaarschijnlijk is dat aangever vervolgens een verhaal over anale seks zou verzinnen dat voor hem beschamender is dan te moeten toegeven dat hij heeft gerookt. Er zijn bovendien geen aanwijzingen dat aangever er enig belang bij heeft (gehad) om belastend te verklaren over de verdachte en hem valselijk te beschuldigen.
Gelet op het voorgaande kunnen de verklaringen van aangever voor het bewijs worden gebruikt.
De verklaringen worden ondersteund door de gegevens van Google Locator, zendmastgegevens, het WhatsApp gesprek tussen de verdachte en [getuige Y] , alsmede het WhatsApp gesprek tussen de verdachte, aangever en [getuige Y] . Ten aanzien van deze bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Google Locator
Volgens Google Locator was aangever op 29 december 2014, 12 maart 2015 en 18 maart 2015 nabij de Zwijndrechtse brug te Dordrecht en op 13 februari 2015 nabij de Colijnstraat/W.H. Vliegenplantsoen te Dordrecht. Aangever heeft verklaard dat de verdachte hem op deze data en locaties heeft misbruikt en dat hij deze locaties, in de ten laste gelegde periode, nooit anders dan in het kader van een ontmoeting met de verdachte heeft bezocht. Uit onderzoek van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: “NFO”) naar de nauwkeurigheid van Google Locator blijkt dat de nauwkeurigheid van de locatie op 29 december 2014 circa 10 tot 20 meter was, op 13 februari 2015 ca. 50 tot 250 meter en op 12 maart 2015 en 18 maart 2015 circa 1 kilometer.
De raadsman heeft aangevoerd dat daarmee op 12 maart 2015 en 18 maart 2015 de woning van aangever onder het bereik van de weergegeven locatie valt. Daar komt, aldus de raadsman, bij dat uit WhatsApp gesprekken tussen aangever en [getuige Y] volgt dat aangever (mogelijk) op die data thuis is geweest.
De rechtbank stelt vast dat aangever op basis van Google Locator op 29 december 2014 en 13 februari 2015 op de plaats delict moet zijn geweest, terwijl ten aanzien van de andere data niet kan worden uitgesloten dat hij op de plaats delict aanwezig was. Anders dan door de raadsman is betoogd, leiden de tijdstippen van de bedoelde WhatsApp gesprekken, noch de inhoud daarvan tot de conclusie dat aangever thuis moet zijn geweest; de tijdstippen waarop het misbruik zou hebben plaatsgevonden worden daar niet door gedekt.
Zendmastgegevens
Uit onderzoek naar de gebruikersgegevens van de telefoon van de verdachte is gebleken welke zendmasten zijn telefoon aanstraalde op het moment dat het misbruik zou hebben plaatsgevonden en hoe zich dat verhoudt tot de plaatsen waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden (proces-verbaal van bevindingen met nummer […] ).
Namens de verdachte is aangevoerd dat de telefoon van de verdachte volgens het onderzoek van de politie op 29 december 2014 omstreeks 20:41 uur verbinding maakte met de zendmast op de Diepenbrockweg 202-280 te Dordrecht voorzien van de cel met nummer […] , terwijl uit het dossier niet volgt dat dit celnummer in de richting van de plaats delict zendt. De politie heeft, aldus de raadsman, niet de zendrichting van dit celnummer onderzocht, maar die van de zendrichting van de cel met nummer […] . De rechtbank stelt vast dat vrijwel alle door de politie genoemde celnummers zijn opgebouwd uit een getal van negen cijfers. Alleen cel […] zou een celnummer hebben dat bestaat uit tien cijfers. Dit celnummer bestaat uit exact dezelfde getallen in dezelfde volgorde als het celnummer waarvan volgens het proces-verbaal van bevindingen de zendrichting is onderzocht, zij het met een extra cijfer aan het einde. De rechtbank stelt vast dat het moet gaan om een kennelijke verschrijving en dat de cel die de telefoon van verdachte heeft aangestraald, dezelfde moet zijn als die waarvan de zendrichting is onderzocht, namelijk de cel met nummer […] . De stralingsrichting van deze cel bedekt de locatie waar aangever zich omstreeks dat moment (namelijk 20.46 uur) bevond volgens Google Locator. Uit het rapport van het NFO blijkt overigens dat niet kan worden uitgesloten dat de zendmast aan de Diepenbrockweg 202-280, met de zendrichting waarvan sprake was, ook kan worden aangestraald vanaf de directe omgeving van de woning van de verdachte. Dit laat onverlet dat op basis van de genoemde telecomgegevens de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict niet kan worden uitgesloten.
Op 13 februari 2015 straalde de telefoon van de verdachte om 16.04 uur een zendmast aan de [weg X] aan, een mast die nabij de woning van de verdachte staat. Anders dan de raadsman betoogt, staat deze omstandigheid niet in de weg aan de mogelijkheid dat de verdachte omstreeks 15.50 uur bij de garagebox aan de Colijnstraat/W.H. Vliegenplantsoen was, die op 1,6 kilometer van zijn woning lag. Uit het politieonderzoek blijkt bovendien dat de verdachte om 15.22 uur een mast aan de Tak van Poortvlietweg 225 aanstraalde, voorzien van de cel met nummer […] . Uit het rapport van het NFO blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat vanaf de directe omgeving van de woning van de verdachte verbinding wordt opgebouwd met deze cel. De stralingsrichting van deze cel bedekt daarentegen wel de locatie waar aangever zich om 15.50 uur bevond. Het is gezien de telecomgegevens dan ook waarschijnlijker dat de verdachte op dat tijdstip op de plaats delict was dan dat hij thuis was.
Zoals de raadsman heeft aangevoerd, heeft de politie geen conclusies kunnen trekken uit de historische gebruiksgegevens van de telefoon van de verdachte van 12 maart 2015. Hoewel hieruit niet blijkt dat de verdachte op de plaats delict is geweest, verschaft hem dit ook geen alibi.
Uit de historische gebruikersgegevens is gebleken dat de telefoon van de verdachte op woensdag 18 maart 2015 om 18.47 uur gebruik maakte van de zendmast op of aan de Plantageweg 3 te Zwijndrecht, voorzien van de cel met nummer […] . De stralingsrichting van deze cel bedekt de locatie waar aangever zich om 18.55 uur bevond volgens Google Locator.
De rechtbank concludeert dat de verdachte op grond van de zendmastgegevens op 18 maart 2015 op de plaats delict moet zijn geweest, terwijl ten aanzien van de andere data niet kan worden vastgesteld dat de verdachte níet op de plaats delict kan zijn geweest. Voor 13 februari 2015 geldt bovendien dat het waarschijnlijker is dat de verdachte op de plaats delict was dan dat hij thuis was op het moment waarop het misbruik zou zijn gepleegd.
WhatsApp gesprek [getuige Y]
Aangever heeft verklaard over een WhatsApp gesprek dat tussen de verdachte en [getuige Y] zou hebben plaatsgevonden.
De verdachte betwist [getuige Y] te kennen en enig WhatsApp contact met haar te hebben gehad. De rechtbank acht het geschetste alternatieve scenario dat een ander, bijvoorbeeld aangever, het account van de verdachte zou hebben gekraakt en zich als de verdachte zou hebben voorgedaan, niet aannemelijk. Niet alleen blijkt dat het gesprek is gevoerd met een account van het telefoonnummer dat, blijkens de verklaring van de verdachte ter zitting, toebehoorde aan de verdachte. Ook zijn in het gesprek diverse aan de verdachte gerelateerde omstandigheden ter sprake gekomen, zoals de naam van zijn dochtertje en dat hij op 2 april 2015 naar het ziekenhuis moest in verband met problemen met zijn voet. Daar komt bij dat uit het gesprek blijkt dat [getuige Y] met haar gesprekspartner heeft gebeld. Zij was toen verrast door het stemgeluid van haar gesprekspartner, waaruit zij afleidde dat haar gesprekspartner een stuk ouder was dan zij. Haar gesprekspartner heeft dit vervolgens bevestigd. De rechtbank acht dan ook zeer aannemelijk dat de verdachte de gesprekpartner van [getuige Y] was.
In het gesprek vertelt de verdachte dat hij goed bevriend is met aangever en meestal met hem afspreekt bij de Zwijndrechtse brug. Ook vertelt de verdachte dat hij zijn schaamstreek scheert. Het WhatsApp gesprek ondersteunt daarmee de verklaring van aangever. De seksueel getinte opmerkingen van de verdachte passen bovendien binnen de context van het feit dat de verdachte is tenlastegelegd en ondersteunen het verhaal dat de ‘disclosure’ heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de ontdekking van het gesprek tussen de verdachte en [getuige Y] .
Groeps-WhatsApp gesprek
Aangever heeft tevens verklaard over een groeps-WhatsApp gesprek met de verdachte en [getuige Y] . De verdachte betwist aan een dergelijk gesprek te hebben deelgenomen. Gelet op de rol van de verdachte in het WhatsApp gesprek met [getuige Y] acht de rechtbank evenmin aannemelijk dat het WhatsApp gesprek heeft plaatsgevonden vanuit een gehackte account. De door de verdachte gemaakte grensoverschrijdende opmerkingen in dit gesprek met twee 15-jarigen passen binnen de context van de feiten die aan de verdachte zijn tenlastegelegd.
Alibi’s
De verdediging heeft tot slot aangevoerd dat de verdachte een alibi heeft voor de momenten waarop het misbruik zou hebben plaatsgevonden. Daartoe is verwezen naar de verklaringen van [getuige X] en [getuige Z] , alsmede de verklaring van [getuige B] . De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [getuige X] , dat de verdachte nooit alleen op pad gaat en zijn schaamstreek niet scheert, door de verdachte zelf (ter zitting, respectievelijk in het WhatsApp gesprek met [getuige Y] ) worden weersproken. Dat maakt dat een alibi op basis van uitsluitend haar verklaring niet aannemelijk kan worden geacht. De tijdstippen waarop het misbruik zou hebben plaatsgevonden op 29 december 2014, 13 februari 2015 en 12 maart 2015 worden niet gedekt door de verklaringen van [getuige Z] en [getuige B] . Daarbij overweegt de rechtbank dat [getuige Z] en [getuige B] hebben verklaard dat [getuige Z] op 13 februari 2015 gewerkt heeft tot 14.30 uur en de verdachte tot dat tijdstip niet van huis geweest is omdat [getuige B] niet alleen kon blijven. Ook de verklaring van [getuige X] dat op 29 december 2014 oliebollen werden gebakken, waarbij zij overigens wisselend heeft verklaard over het tijdstip van bakken, vindt geen steun in de verklaringen van [getuige Z] en [getuige B] . Ten aanzien van 18 maart 2015 verklaren [getuige Z] en [getuige B] dat ze om 17.00 uur naar de McDonald’s zijn gegaan en dat ze denken dat ze om omstreeks 19.00 uur thuis waren. De rechtbank is van oordeel dat het bezoek aan de McDonald’s het verweten misbruik op 18 maart 2015 niet uitsluit. Daarbij acht zij van belang dat uit de berichten die op Facebook zijn geplaatst over het bezoek aan de McDonald’s volgt dat voor of op 18.19 uur een ijsje werd gegeten en de verdachte ter zitting heeft verklaard dat de reistijd vanaf de McDonald’s naar de woning van de verdachte ongeveer 10 minuten bedraagt. De aangevoerde alibi’s zijn derhalve niet aannemelijk geworden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zijn de verklaringen van aangever ingebed in een concrete context die wordt bevestigd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte meermalen met aangever ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die onder meer bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 01 december 2014 tot en met 17 maart 2015 te Dordrecht,
althans in Nederland,
meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die
bestonden uit ofmede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het
(telkens) (meermalen)
- duwen en
/ofbrengen en
/ofhouden en
/ofbewegen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger
(s
)in de anus van die [slachtoffer] en
/of
- zich aftrekken
en/of het betasten van zijn, verdachtes, penisin het bijzijn van die [slachtoffer] en
/of
- zich laten aftrekken
en/of het laten betasten van zijn penis en/of lichaamdoor die [slachtoffer] en
/of
- zichzelf aftrekken door die [slachtoffer] in aanwezigheid van hem, verdachte, en/
of
- betasten van de penis en
/ofhet lichaam en
/ofde buik en
/ofde heup
(en
)van die [slachtoffer] ;
2.
hij
op
of omstreeks18 maart 2015 te Dordrecht,
althans in Nederland,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het
-
betasten van zijn, verdachtes, penis en/of hetzichzelf aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer] en
/of
- door die [slachtoffer]
betasten en/ofaftrekken
van zijn eigen penisin aanwezigheid van hem, verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.1.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft in een periode van ruim drie maanden meermalen ontuchtige handelingen met het minderjarige slachtoffer gepleegd, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Hierdoor heeft de verdachte het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Hij heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de tussen hem en het slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie en zijn psychische overwicht als volwassene. De verdachte heeft bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van het slachtoffer en zijn ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Algemeen bekend is dat jeugdige slachtoffers van dergelijke zedendelicten in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van zedenmisdrijven met minderjarige slachtoffers. Terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging, toezicht door de reclassering en verplichte behandelingen hebben niet kunnen voorkomen dat de verdachte opnieuw fors in de fout is gegaan.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
20 augustus 2015. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Binnen het reclasseringstoezicht heeft de verdachte geen openheid gegeven betreffende zijn omgang met minderjarigen tijdens een eerdere TBS-periode. Ook het contact met het slachtoffer in de onderhavige zaak is door de verdachte niet ter sprake gebracht. Dit terwijl omgang met minderjarigen juist tot risico’s kan leiden. Er lijkt een patroon te zijn, aldus de reclassering. Het professioneel netwerk en het sociale netwerk van de verdachte hebben een recidive niet kunnen voorkomen. Het herhalingsgevaar voor de toekomst wordt daarom als hoog ingeschat.
Ook door de deskundigen van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: “PBC”) wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. De verdachte is zeer kort na de voorwaardelijke beëindiging van een eerder opgelegde TBS-maatregel gerecidiveerd en onder de radar gebleven, ondanks het toezicht en de veelvuldige contacten binnen het systeem en werk. De onderzoekers van het PBC stellen dat er – als de verdachte onbehandeld blijft - een gevaar is voor nieuwe zedendelicten met jongeren. De deskundigen hebben tevens geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten gevolge van de affectieve en pedagogische verwaarlozing en het misbruikt zijn in de kindertijd. Dit heeft geleid tot een deviante persoonlijkheidsontwikkeling. Op grond van het voorgaande adviseren zij de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de door hem gepleegde feiten en de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
7.3.
Conclusie
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
In de regel wordt voor dit soort feiten een uitgangspunt gehanteerd van twee tot drie jaren gevangenisstraf. Gelet op de frequentie van de handelingen en het justitiële verleden van de verdachte enerzijds en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van drie jaren op zijn plaats is.
TBS
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de deskundigen dat oplegging van TBS met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan. Immers, er bestond ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zoals door de deskundigen is beschreven. Daarnaast betreffen de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
De rechtbank neemt daarbij de inhoud van voornoemde rapporten in aanmerking, alsmede de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheid dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van zedenmisdrijven met minderjarige slachtoffers. De rechtbank is van oordeel dat er een dusdanig hoog (herhalings)gevaar is dat de samenleving daartegen beschermd dient te worden door behandeling van de problematiek van de verdachte. De rechtbank acht verpleging van overheidswege geboden, nu is gebleken dat verplichte behandeling en toezicht in de vorm van voorwaarden niet hebben kunnen voorkomen dat de verdachte in herhaling is vervallen.
De strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. Dit betekent dat de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven kan gaan en dus niet gemaximeerd is.
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene bij wie deze in beslag zijn genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 geheugenkaart, merk Adata, goednummer: G4870721;
- 1 mobiele telefoon, merk LG, goednummer G4870610;
- gelast de teruggave aan [getuige Y] van:
- 1 mobiele telefoon, merk Samsung, type GT-I9300, goednummer: G4871620.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair)
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2014 tot en met 17 maart 2015 te Dordrecht, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het (telkens) (meermalen)
- duwen en/of brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken en/of het betasten van zijn, verdachtes, penis in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken en/of het laten betasten van zijn penis en/of lichaam door die [slachtoffer] en/of
- zichzelf aftrekken door die [slachtoffer] in aanwezigheid van hem, verdachte, en/of
- betasten van de penis en/of het lichaam en/of de buik en/of de heup(en) van die [slachtoffer]
(subsidiair)
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2014 tot en met 17 maart 2015 te Dordrecht, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het
- zich aftrekken en/of het betasten van zijn, verdachtes, penis in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- zich laten aftrekken en/of het laten betasten van zijn penis en/of lichaam door die [slachtoffer] en/of
- zichzelf aftrekken door die [slachtoffer] in aanwezigheid van hem, verdachte, en/of
betasten van de penis en/of het lichaam en/of de buik en/of de heup(en) van die [slachtoffer]
2.
hij
op of omstreeks 18 maart 2015 te Dordrecht, althans in Nederland,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het
- betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het zichzelf aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- door die [slachtoffer] betasten en/of aftrekken van zijn eigen penis in aanwezigheid van hem, verdachte.