Uitspraak
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een ontzetting uit het recht om een bestuurlijk ambt te bekleden in gemeentelijk verband voor de duur van 2 jaar.
Inleiding
Standpunt officier van justitie
. Standpunt verdedigingAangevoerd is dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte bij het aannemen van de giften wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze giften hem werden gedaan om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten. Uit de door de verdachte afgelegde verklaringen volgt deze wetenschap of dit vermoeden bij de verdachte in ieder geval niet. Het volgt ook niet uit de uiterlijke verschijningsvorm. Er bestond een vriendschappelijke band tussen de verdachte en [medeverdachte 1] die de giften van relatief beperkte waarde kon verklaren. Bovendien hadden veel giften een duidelijk andere aanwijsbare reden: zakelijke etentjes om lopende zaken te bespreken, bloemen voor verjaardag en nieuwe baan en sponsorbijdragen omdat [medeverdachte 1] een vaste sponsor van culturele activiteiten was. Voorts geldt dat het bezoeken van voetbalwedstrijden door wethouders op uitnodiging niet uitzonderlijk was en dat de verdachte in zijn eentje geen beslissing in het voordeel van [medeverdachte 1] nemen, zodat de verdachte ook daarom geen bijbedoelingen bij [medeverdachte 1] hoefde te vermoeden. De verdachte heeft [medeverdachte 1] ook nooit bevoordeeld bij projecten in Roermond. Deze conclusie kan ook zeker niet worden getrokken uit het verloop van de door de officier van justitie genoemde en beschreven projecten. De verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde omkoping door [medeverdachte 1] .
Beoordeling
Giften
Tussenconclusie
Juridisch kader passieve ambtelijke corruptie
Vooropstelling op de zitting
Bewijs weten of redelijkerwijs moeten vermoeden
Toetsingskader ingevuld
- De verdachte is van mei 2002 tot 1 februari 2010 bij de gemeente Roermond werkzaam geweest als wethouder Financiën, Juridische zaken en Eigendommen. Sinds 1 februari 2010 bekleedt de verdachte de functie van directeur van [bedrijf 1] .
- De verdachte was bekend met de binnen de gemeente Roermond geldende gedragscodes van 2003 (ZD.03.24.10749 e.v.) en 2007 (ZD.03.031.14695 e.v.). In die gedragscodes wordt helder beschreven wat wel en niet van een ambtenaar wordt verwacht, onder meer in de bepalingen over belangenverstrengeling en geschenken en de daarop betrekking hebbende toelichting. Hieruit volgt onder meer - zeer kort weergegeven - dat de bestuurder elke (schijn van) belangenverstrengeling moet voorkomen en dat de grens voor giften ligt bij giften met een waarde van € 50,--.
- Zowel de verdachte als [medeverdachte 1] hebben verklaard dat er een vriendschap tussen hen bestaat. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de verdachte goed heeft leren kennen toen deze wethouder werd, en dat er, doordat zij steeds meer zakelijk contact kregen, geleidelijk een vriendschap is ontstaan tussen hen. De verdachte verklaart niet wanneer en hoe de vriendschap is ontstaan en wat deze inhield. Er zijn voorts geen feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld afspraken tussen beide heren in privé, die het bestaan van een vriendschap ondersteunen. Nu de vriendschap tussen de verdachte en [medeverdachte 1] niet of nauwelijks uit de verf komt, afgezien van het feit dat ze het allebei zelf verklaren, gaat de rechtbank ervan uit dat het niet meer was dan een vriendschappelijk zakelijk contact.
- In beide bovengenoemde functies was de verdachte betrokken bij een aantal van de projecten zoals die zijn beschreven in het dossier. Daarbij moet worden opgemerkt dat de aanwijsbare rol van de verdachte aanmerkelijk kleiner is dan die van [medeverdachte 2] . Op basis van dat dossier kan zeker worden verdedigd dat de schijn bestaat dat op meerdere momenten tijdens de looptijd van de verschillende projecten kan worden gedacht dat [medeverdachte 1] er minst genomen aardig uitspringt in de besluitvorming door de gemeente, en dat de verdachte hier een rol in heeft gehad. Het gaat echter veel te ver om in bewijsrechtelijk overtuigende zin te concluderen dat de verdachte [medeverdachte 1] op die momenten daadwerkelijk heeft begunstigd. Voor een dergelijke conclusie biedt het dossier in combinatie met het onderzoek op de zitting waar het dossier is besproken geen basis. Laat staan dat de conclusie te trekken valt dat mede door de begunstiging van [verdachte] ‘miljoenen euro’s in de zakken van de verdachte zijn gevloeid’ zoals door de officier van justitie bij requisitoir letterlijk is betoogd. Dit laatste is een te gemakkelijke en toch eigenlijk een bijna blote stelling.
De voorkant als basis
Niet de eerste de beste
Vooropgestelde tussenconclusie
Context
Handelen of nalaten in strijd met plicht
Omkoping achteraf
Voor de overige giften door [medeverdachte 1] is niet wettig en overtuigend bewezen dat deze aan de verdachte zijn gedaan of is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat deze werden gedaan met als doel om hem te bewegen tot een doen of nalaten in strijd met zijn plicht als wethouder en/of ten gevolge van of naar aanleiding van een handelen of nalaten van de verdachte in strijd met zijn plicht als wethouder. In zoverre wordt de verdachte vrijgesproken.