ECLI:NL:RBROT:2016:5274

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
10/660437-14 ontneming
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop en productie van GBL en GHB

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de in- en verkoop van GBL, een precursor van GHB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde GBL heeft ingekocht, deels zelf heeft omgezet in GHB en de rest met winst heeft verkocht. De rechtbank heeft het verweer van de veroordeelde, dat hij gedwongen was om GBL tegen kostprijs door te verkopen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de winst die de verdachte maakte op de GBL, ook al was GHB toen nog geen stof op de lijst van de Opiumwet, betrokken moest worden bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit voordeel werd geschat op € 77.600, wat bestond uit de winst van de verkoop van GBL, de productie van GHB en onterecht in vooraftrek gebrachte BTW. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag vroeg, toegewezen. De rechtbank heeft daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 21 juni 2016, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden rondom de ontnemingsvordering heeft onderzocht en beoordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/660437-14
Datum uitspraak: 5 juli 2016
Tegenspraak

VONNIS (ontneming)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
raadsman [naam] , advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2016.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 5 juli 2016 is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, [naam] strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel van € 527.470,65.
De officier van justitie heeft haar vordering ter terechtzitting mondeling gewijzigd zodat thans
wordt gevorderd dat verdachte de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel van € 166.353,00.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
INLEIDING
De rechtbank zal hierna allereerst uiteenzetten van welke feiten en omstandigheden zij uitgaat bij de bepaling van het door verdachte genoten wederrechtelijk voordeel.
Bij dit alles gaat het om het voordeel dat samenhangt met de bewezen verklaarde feiten, maar ook om het voordeel dat voortkomt uit andere strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat deze zijn begaan door de verdachte.
Bij het bepalen van de uitgangspunten voor de berekening van het wederrechtelijk genoten voordeel komen achtereenvolgens aan de orde:
  • hoeveel GBL (Gamma-Butyrolactone, hierna: GBL) heeft verdachte gekocht en
  • op welke wijze en tegen welke prijzen heeft hij die stof verwerkt tot GHB (4-hydroxyboterzuur, hierna: GHB) en/of doorverkocht.
Tenslotte komt aan de orde of er behalve verdachte een of meer ander(e) personen zijn aan te wijzen die naast verdachte wederrechtelijk voordeel hebben genoten.
VERWEREN
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het merendeel van de door hem gekochte GBL tegen inkoopprijs heeft moeten afstaan aan een onbekend gebleven derde, die verdachte hiertoe had gedwongen door hem en zijn gezin en familie te bedreigen. Deze onbekende derde zou verdachte bovendien ongeveer 2000 MDMA-pillen hebben gegeven, dit als betaling voor een deel van de door verdachte geleverde GBL. Deze MDMA-pillen heeft verdachte zelf gebruikt, en voor een deel verkocht. Voor het overige stelt de verdediging dat de verdachte zelf slechts een beperkte hoeveelheid GBL heeft omgezet in GHB, en dat hij daarvan maar een beperkt gedeelte heeft verkocht en/of heeft verstrekt aan derden en de rest van de GHB zelf heeft gebruikt.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
1. Blijkens het veroordelend vonnis is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
  • Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
  • Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
  • Een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan. Het gaat daarbij, voor wat betreft de beoordeling van de ontnemingsvordering, met name om grootschalige in- en verkoop van GBL, een stof waaruit betrekkelijk gemakkelijk GHB kan worden geproduceerd. GHB staat sinds 9 mei 2012 vermeld op lijst I, behorend bij de Opiumwet. Daarnaast heeft verdachte een aantal maal hoeveelheden GHB geproduceerd uit GBL, en heeft hij daarvan een gedeelte verkocht aan derden. Verder heeft hij bekend dat hij enkele honderden (MDMA-)tabletten heeft verkocht.
Er bestaan voldoende aanwijzingen dat door de verdachte ook andere dan de bewezen verklaarde strafbare feiten heeft begaan. Dit betreft de navolgende feiten.
Verdachte heeft vanaf 2007 grote hoeveelheden GBL doorverkocht aan een of meer verder onbekend gebleven personen. Omdat hij wist dat deze persoon of personen hier GHB (dat toen werd vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet) van zouden maken, levert dit handelen van verdachte (telkens) medeplichtigheid op bij de productie van GHB als lijst II stof. De rechtbank hecht op dit punt geen enkel geloof aan de verklaring van verdachte dat die andere persoon/personen dit middel hebben gebruikt als poetsmiddel binnen legale bedrijfsmatige activiteiten. In dat geval zou het veel meer voor de hand hebben gelegen als deze persoon of personen gewoon zelf de GBL, want immers goedkoper hadden besteld. De rechtbank acht verder het verhaal over de gedwongen verkoop tegen inkoopsprijs niet geloofwaardig. Bij verdachte is een grote hoeveelheid GBL gevonden, die nagenoeg overeenkomt met de hoeveelheid van de laatste twee bestellingen. Dit valt niet te rijmen met de eigen verklaring van verdachte dat door hem bestelde partijen GBL steeds korte tijd na levering werden opgehaald door of namens de eerder genoemde, onbekend gebleven, derde(n). De verklaringen van de getuigen Van Hoorn en Van der Ham ter zake mogelijke bedreigingen van verdachte zijn te algemeen en te vaag, en uit niets kan worden afgeleid hetgeen verdachte toen vertelde betrekking had op de gedwongen (door)levering van GBL. Dat verdachte zou zijn “uitbetaald” in MDMA-pillen acht de rechtbank evenmin aannemelijk geworden.
De verdachte heeft tenslotte ten onrechte de BTW betreffende de GBL-leveringen in vooraftrek gebracht bij de aangiften omzetbelasting van zijn bedrijf, zoals hij tijdens het onderzoek ter zitting heeft erkend. Ook dit zijn strafbare feiten, te weten het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften.
Productie GHB (verkoop en eigen consumptie) en verkoop GBL.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting bij het productieproces van GHB, dat voor 5 liter GHB een hoeveelheid van 2,5 liter GBL is vereist. Mede hierdoor acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte zelf alle ingekochte GBL heeft omgezet in GHB. Uit de beschrijving van de verwerkingsplaats, met name het formaat van het gebruikte glaswerk en de verklaringen van verdachte en zijn broer [1] leidt de rechtbank af dat verdachte per keer (ongeveer) 5 liter GHB maakte. De rechtbank gaat er van uit dat hij daar dus (o.a.) hooguit 2,5 liter GBL voor nodig. De omzetting van bijna 1700 liter GBL op deze wijze zou in ongeveer 680 keer plaats kunnen vinden. Een dergelijk hoog aantal laat zich moeilijk indenken, onder meer gelet op de beperkte werkruimte en is ook overigens niet aannemelijk geworden [2] .
Verdachte heeft gesteld dat hij hooguit een maal per 3 maanden 5 liter GHB maakte, en dat hij in totaal 50 liter GHB heeft gemaakt. [3] De rechtbank gaat uit van een meer frequente productie. De rechtbank acht een productiefrequentie van een maal per maand 5 liter GHB aannemelijk. De rechtbank baseert dit oordeel o.a. op het feit dat een van de afnemers 5 liter GHB in een keer kon bestellen [4] , terwijl dit dan de productie van drie maanden zou moeten zijn. Dit laat zich niet rijmen met de eigen consumptie van GHB door verdachte en de andere afnemers.
Gelet op de voor wat betreft de voorbereidingshandelingen bewezenverklaarde periode van 2,5 jaar gaat de rechtbank dus uit van de productie van 150 liter GHB, geproduceerd uit 75 liter GBL.
Verdachte verkocht GHB en gebruikte het ook zelf. Uit de verklaringen van de kopers blijkt dat er door verdachte, omgerekend per liter, tenminste € 150,--per liter [5] werd gerekend.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in het begin van de handel met derden in GBL tenminste 30 euro per liter verdiende [6] . Aangezien de rechtbank het niet aannemelijk acht dat hij GBL tegen kostprijs heeft doorgeleverd, zal zij deze winstmarge toepassen op alle aan derden geleverde GBL.
Verdachte heeft in de periode 2007 – 2014 in totaal 1742,5 liter GBL besteld bij twee leveranciers, Boom [7] en Fisher Scientific [8] . Van deze hoeveelheid GBL is 45 liter aangetroffen tijdens de doorzoeking op 25 november 2014, bestaande uit 18 flessen die elk 2,5 liter GBL bevatten. Uit twee, eveneens bij de doorzoeking aangetroffen, pakbonnen leidt de rechtbank af dat op 13 augustus 2014 en 23 oktober 2014 [9] aan hem in totaal 50 liter GBL is geleverd.
De rechtbank gaat er bij haar berekening van uit dat 2,5 liter GBL € 74,50 [10] kostte, dus afgerond iets minder dan 30 euro per liter.
Verdachte heeft 1697,5 liter GBL kunnen verkopen of omzetten in GHB. Hierboven heeft de rechtbank al uiteengezet waarom zij het aannemelijk acht dat verdachte 150 liter GHB heeft geproduceerd. Deze hoeveelheid GHB vergt 75 liter GBL. De winst van verdachte per liter GHB zal de rechtbank met inachtneming van de berekening van kostprijs [11] door de politie vaststellen op € 130/liter.
Verdachte heeft met de productie van 150 liter GHB in elk geval € 19.500,-- verdiend.
Voor de resterende hoeveelheid GBL, naar beneden afgerond 1620 liter, geldt dat verdachte tenminste een winst van 30 euro per liter heeft gehad. De totale winst voor wat betreft de GBL-verkoop bedraagt daarmee € 48.600,--.
Verrekende omzetbelasting over ingekochte GBL
De ingekochte GBL vertegenwoordigde een waarde van ongeveer € 50.000,-- [12] . Hoewel de BTW in de ten laste gelegde periode is verhoogd van 19% naar 21%, zal de rechtbank, in het voordeel van verdachte, uitgaan van het percentage van 19%. Het onterecht in vooraftrek brengen van deze omzet heeft verdachte dus een wederrechtelijk voordeel opgeleverd van
€ 9.500.
De rechtbank zal tenslotte het (beperkte) voordeel dat verdachte heeft behaald met de verkoop van MDMA-pillen buiten beschouwing laten. Het gaat, afgezet tegen de winsten die zijn behaald bij de handel in GBL en de productie en verkoop van GHB, slechts om een klein bedrag.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt geschat op een bedrag van € 77.600,--.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de volgende slotsom.
Het wederrechtelijk voordeel bestaat uit drie posten:
- Productie GHB (verkoop en eigen consumptie) : 19.500 euro
- Verkoop GBL : 48.600 euro
- Verrekende omzetbelasting over ingekochte GBL : 9.500 euro
Totaalbedrag : 77.600 euro
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel
wordt geschat, vast op € 77.600 (zegge: zevenenzeventigduizend zeshonderd euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat
van € 77.600 (zegge:

zevenenzeventigduizend zeshonderd euro).

Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L.C. van Walree en H.W. Schmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2016.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Pv p. 595-596 (broer verdachte), verdachte in pv d.d. 12 maart 2015
2.Waarbij op p. 25 het proces-verbaal bevindingen er melding van maakt dat uit informatie op internet zou kunnen worden afgeleid dat voor 1 liter GHB slechts 125 ml GBL nodig zou zijn. Het aantal maal produceren zou dan verviervoudigen.
3.Pv 12 maart 2015, p. 7.
4.P. 483, in combinatie met de bekennende verklaring ter zitting van verdachte dat met de daar genoemde “5 liter melk” dezelfde hoeveelheid GHB wordt bedoeld.
5.Hoevenagel, p. 474, Fekonja p. 502.
6.Pag 24 in haar proces-verbaal bevindingen vermeldt verbalisant Van Grootel met betrekking tot de verkoopprijs van GBL het volgende: verkoopprijs per liter: 50-100 per liter, indien verkocht per liter, in het geval van verkoop per 10 liter zou de prijs 30-60 euro per liter zijn.
7.Overzicht leveringen Boom 2007-2014 zie pp. 32-34
8.Overzicht leveringen Fisher scientific p-v p. 305
9.Pakbonnen zie p. 323 en 324
10.p. 29
11.Kostprijs volgens politieberekening € 17,23 per liter, afgerond 20 euro/liter.
12.Een exacte berekening is niet mogelijk, aangezien de exacte prijzen van Boom per levering niet bekend zijn, wel die van Fischer Scientific. De prijs van GBL per liter ligt iets onder de 30 €, zodat de omzet afgerond naar beneden- op 50.000 euro wordt geschat.