ECLI:NL:RBROT:2016:5269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
10/660437-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in GBL en GHB met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, voor de handel in ongeveer 1700 liter GBL, een stof die gebruikt wordt voor de productie van GHB. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf ten minste 150 liter GHB had geproduceerd, waarvan een deel was verkocht en een deel was verbruikt. Daarnaast had de verdachte enkele honderden MDMA-pillen verkocht.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en vastgesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen zijn verklaard. De verdachte had in de periode van 1 januari 2007 tot 9 mei 2012 GBL in bezit, maar dit was toen nog niet strafbaar. De rechtbank heeft de verdachte voor deze periode ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn eerdere strafblad en de rapportages van de reclassering, die wezen op een verhoogd risico op recidive.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en heeft een gevangenisstraf opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660437-14
Datum uitspraak: 5 juli 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
raadsman [naam] advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie [naam] heeft gevorderd:
  • partiële niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie ten aanzien van de onder feit 5 ten laste gelegde periode van 1 januari 2007 tot 9 mei 2012;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1
Ten laste gelegde periode onder feit 5 van 1 januari 2007 tot 9 mei 2012
beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit dat 4-hydroxyboterzuur [1] (verder: GHB) pas vanaf 9 mei 2012 op de bij de Opiumwet behorende lijst I is geplaatst niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter zake de vervolging in feit 5.
4.2
Ten laste gelegde periode onder feit 5 van 10 tot en met 25 november 2014
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden voor wat betreft de onder feit 5 ten laste gelegde periode van 10 tot en met 25 november 2014 nu dit onder feit 4 hetzelfde ten laste is gelegd.
Beoordeling
Blijkens de inhoud van het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, is komen vast te staan dat de verdachte in de periode van 9 mei 2012 tot en met 25 november 2014 in totaal 1742,5 liter Gamma Butyro Lactone (hierna: GBL) heeft besteld.
Op 25 november 2015 zijn tijdens de doorzoeking in de schuur bij de woning van de verdachte 18 flessen GBL met elk een inhoud van 2,5 liter, totaal dus 45 liter GBL, aangetroffen. Dit heeft er kennelijk toe geleid in de tenlastelegging onderscheid te maken tussen de bij de doorzoeking aangetroffen stoffen, en de rest van de door verdachte bestelde GBL. De rechtbank gaat er - anders dan de officier van justitie - bij de beoordeling van de feiten 4 en 5, wel van uit dat de hoeveelheid van 45 liter een deel is van de totaal bestelde hoeveelheid GBL van 1742,5 liter en dat er geen sprake is van een separate partij die los moet worden gezien van de totale hoeveelheid zoals omschreven in het dossier. Zolang dit tot uitdrukking komt in de onder 5 ten laste gelegde hoeveelheid leidt dit niet tot een overlap van beide feiten. De rechtbank zal bij de beoordeling van feit 5, 45 liter aftrekken van het totaal van 1742,5 liter en dus uitgaan van een hoeveelheid van 1697,5 liter GBL.
Het verweer wordt verworpen.
4.3
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk voor wat betreft de onder feit 5 ten laste gelegde periode.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van de hoeveelheid GBL in feit 5 overweegt de rechtbank als volgt. Onder de werking van art. 10A Opiumwet valt alleen de GBL die is geleverd na inwerkingtreding van de strafbaarstelling van GHB als lijst I stof. Uit het dossier (pagina’s 33-34 en 304-305) leidt de rechtbank af dat verdachte bij Van Boom na 9 mei 2012 in totaal 235 liter GBL heeft besteld, bij Fischer Scientific na die datum 512,5 liter GBL, samen dus 747,50 liter. De 45 liter GBL die is ten laste gelegd onder feit 4 laat de rechtbank onder feit 5 buiten beschouwing, zodat deze in mindering wordt gebracht op de totaal door verdachte sinds 9 mei 2012 aangeschafte hoeveelheid GBL. Een hoeveelheid van 702,5 liter resteert dan.
5.2.
Bewezenverklaring
alleen opgave van bewijsmiddelen
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op
of omstreeks25 november 2014 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 152 ( stuks) (zijnde een totaal van 45,7 gram) (XTC) pillen,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
en
/of
- 208,9 gram GHB (4-hydroxyboterzuur) (te weten 6 waterbollen/-bal
lonnen inhoudende heldere vloeistof van 27,9 gram en
/of1 flacon inhoudende heldere vloeistof van 59,8 gram en
/of1 flesje inhoudende heldere vloeistof van 121,2 gram),
in elk geval (telkens) een
hoeveelheidvan een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur),
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
/ofGHB (4-hydroxyboterzuur)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks04 december 2014 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
361,6 gramalthans/in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
en
/of
- ongeveer 3 liter,
althans een hoeveelheidGHB (4-hydroxyboterzuur)
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en
/ofGHB (4-hydroxyboterzuur)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met 25 november 2014 te Rotterdam, althans één of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofbereid en
/of
verstrekt en
/ofvervoerd,
-
één of meer(gebruikers)
hoeveelheid/hoeveelheden XTC,
althans vaneen
materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
en
/of
-
één of meer(gebruikers)hoeveelhe
(i)d
(en
) GHB (4-hydroxyboterzuur), in elk
geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur),
zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) en
/ofMDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij
op
een of meertijdstip
(pen
)gelegen in of omstreeks de periode van
10 november 2014 tot en met 25 november 2014 te
Meppel en/ofRotterdam
en/of elders in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren van één of meer hoeveelhe
(i)d
(en
)GHB
(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden
en/of te bevorderen
(telkens)18 flessen (á 2,5 liter) inhoudende Gamma-Butyrolactone (GBL),
in
elk geval één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) Gamma-Butyrolactone (GBL),
zijnde Gamma-Butyrolactone (GBL)
de/een hoofdingrediënt van GHB
(4-hydroxyboterzuur), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist
of
ernstige redenen had te vermoedendat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen
van dat
/diefeit
(en);
5.
hij
in of omstreeks de periode van
1 januari 20079 mei 2012 tot en met 25 november 2014 te
Meppel en/ofRotterdam
en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één
of meerander
en, althans alleen,
meermalen,
althans éénmaal,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten het opzettelijk te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren van één of meer hoeveelhe
(i)d
(en
)GHB
(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden
en/of te bevorderen,
in totaal
1742,5702,5liter,
althans één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en)
Gamma-Butyrolactone (GBL), zijnde Gamma-Butyrolactone (GBL)
de/een
hoofdingrediënt van GHB (4-hydroxyboterzuur), voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte wist
of ernstige redenen had te vermoedendat dat
/die
bestemd was
/warentot het plegen van dat
/diefeit
(en);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 en feit 2.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 4.
Een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 5.
Medeplegen van: een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5.
De rechtbank overweegt dat het enkel aanwezig hebben van een hoeveelheid GBL, een hoofdingrediënt van GHB, in een deel van de ten laste gelegde periode, namelijk van 1 januari 2007 tot 9 mei 2012, geen strafbaar feit was, omdat GHB pas sinds 9 mei 2012 op lijst I van de Opiumwet is opgenomen. De verdachte dient daarom ten aanzien van dit deel van de ten laste legging te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of de overige feiten uitsluiten.
De feiten zijn voor het overige dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Beroep op psychische overmacht ten aanzien van feit 4 en feit 5
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte zeven en een half jaar geleden door een onbekend gebleven man, is gevraagd GBL te bestellen. Nadat verdachte dit een aantal maal tegen betaling had gedaan werd verdachte, zo verklaarde hij, bedreigd met een wapen. Hierbij werd hij gedwongen om GBL te blijven bestellen maar dan tegen kostprijs. In de zomer van 2012 werd verdachte bezocht door deze man waarvan hij 2000 xtc pillen moest kopen wat verdachte ook deed.
De verdachte had geen wilsvrijheid meer en kwam gaandeweg in een situatie terecht waar hij niet meer uit kon komen. Van verdachte valt ook niet te vergen dat hij weerstand kon bieden aan deze man. Dat sprake was van een bedreiging wordt bevestigd door twee getuigen. De verdachte heeft door de dreiging en druk uit psychische overmacht gehandeld en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging‘
Beoordeling
Om een beroep op psychische overmacht te kunnen doen slagen moet er allereerst sprake zijn van een van buiten komende drang. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk geworden dat daarvan sprake is geweest. Dat verdachte blijkens getuigenverklaringen in 2012 tegen anderen heeft gezegd dat hij bedreigd werd, is te vaag en voor het bestaan van een persoon die hem al zo lang dwong om GBL te bestellen en (in 2012) XTC pillen te kopen. De rechtbank weegt mee dat zij het onwaarschijnlijk acht dat verdachte zich gedurende een periode van langer dan zeven jaar onder druk zou hebben laten zetten. Verder geldt dat bij verdachte een grote hoeveelheid GBL is aangetroffen, te weten 45 liter. Dit maakt niet aannemelijk dat derden verdachte onder dreiging tegen kostprijs afstand lieten doen van de GBL die hij inkocht. .
Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van MDMA-pillen en GHB. Daarnaast heeft de verdachte eveneens samen met een ander, tweeëneenhalf jaar lang GHB en MDMA-pillen verkocht. De GHB werd door de verdachte zelf bereid. Hiervoor heeft hij een grote hoeveelheid GBL gekocht. Een klein deel van de GBL is teruggevonden in de woning van de verdachte en zijn broer.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. XTC, en zeker ook GHB zijn veelal zwaar verslavende middelen en gevaarlijk voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft gedurende een lange periode een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de drugshandel. Hij heeft zich ingelaten met deze criminele activiteiten zonder rekening te houden met mogelijke negatieve effecten voor anderen. Een belangrijk deel van de GBL is door verdachte doorverkocht aan een of meer andere producenten van GHB. Mede door zijn handelen kon(den) hierdoor die derde(n) grote hoeveelheden GHB produceren, met alle risico’s voor de volksgezondheid van dien.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder een strafbeschikking heeft gekregen voor een soortgelijk strafbare feit.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 juli 2015. De reclassering concludeert dat de verdachte ook zelf GHB en MDMA gebruikt heeft en dat gelet op de zorgelijke sociale contacten die hij heeft, de kans op recidive wel aanwezig wordt geacht. De rechtbank heeft acht geslagen op de verdere inhoud van dit rapport en het advies aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel, vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal aan de verdachte een substantieel lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, ook omdat de rechtbank het tijdsverloop tussen de aanhouding en de berechting van de verdachte, meer in het voordeel van de verdachte laat wegen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat de verdachte zich sindsdien niet meer heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank houdt verder in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat hij inzicht in zijn handelen heeft gegeven en dat hij er blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. De strafzaak heeft op privégebied voor verdachte de nodige gevolge gehad. Verdachte heeft zijn leven thans weer redelijk op orde en daarom veel te verliezen bij een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank zal gelet op het advies van de Stichting Reclassering met het oog op voorkoming van recidive een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het onder 5 ten laste gelegde, voor wat betreft de periode van 1 januari 2007 tot 9 mei 2012, geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het bewezen verklaarde voor het overige oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar ten aanzien van die feiten;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar , na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L.C. van Walree en H.W. Schmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 25 november 2014 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 152 ( stuks) (zijnde een totaal van 45,7 gram) (XTC)pillen, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine)
en/of
- 208,9 gram GHB (4-hydroxyboterzuur)
(te weten 6 waterbollen/-balonnen inhoudende heldere vloeistof van 27,9 gram
en/of 1 flacon inhoudende heldere vloeistof van 59,8 gram en/of 1 flesje
inhoudende heldere vloeistof van 121,2 gram), in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur),
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of GHB (4-hydroxyboterzuur)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2/C Opiumwet van het Wetboek van Strafrecht)
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 04 december 2014 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
361,6 gram,althans/in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
en/of
- ongeveer 3 liter, althans een hoeveelheid GHB (4-hydroxyboterzuur)
zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of GHB (4-hydroxyboterzuur)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2C Opiumwet)
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van
01 juni 2012 tot en met 25 november 2014 te Rotterdam, althans één of meer
plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of bereid en/of
verstrekt en/of vervoerd,
- één of meer (gebruikers)hoeveelheid/hoeveelheden XTC, althans van een
materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
en/of
- één of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) GHB (4-hydroxyboterzuur), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur),
zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) en/of MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel OW 2/B jo. 10 Opiumwet)
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
4.
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
10 november 2014 tot en met 25 november 2014 te Meppel en/of Rotterdam
en/of elders in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren van één of meer hoeveelhe(i)d(en) GHB
(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
(telkens) 18 flessen (á 2,5 liter) inhoudende Gamma-Butyrolactone (GBL), in
elk geval één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) Gamma-Butyrolactone (GBL),
zijnde Gamma-Butyrolactone (GBL) de/een hoofdingrediënt van GHB
(4-hydroxyboterzuur), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of
ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen
van dat/die feit(en);
(artikel 10A Opiumwet)
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
5.
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 november 2014 te
Meppel en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet,
te weten het opzettelijk te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren van één of meer hoeveelhe(i)d(en) GHB
(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
in totaal 1742,5 liter, althans één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en)
Gamma-Butyrolactone (GBL), zijnde Gamma-Butyrolactone (GBL) de/een
hoofdingrediënt van GHB (4-hydroxyboterzuur), voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die
bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
(artikel 10A Opiumwet)

Voetnoten

1.Ook bekend als gamma-hydroxyboterzuur, hetgeen de afkorting GHB verklaart.