3.1.SBM vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens SBM heeft gehandeld;
2. [gedaagde] gebiedt tot openbaarmaking op zijn kosten door openbaarmaking van de volgende tekst op een prominente plaats, zowel online als in de gedrukte vorm, in de Nederlandse pers (in het Nederlands in het Financieel Dagblad) en in de internationale pers (in het Engels in de Financial Times), op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere overtreding van dit gebod, te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt:
primair: conform randnummers 40 en 42 van de dagvaarding;
subsidiair: een door de rechtbank te bepalen rectificatie die de rechtbank vermeent juist en billijk te zijn;
3. [gedaagde] verbiedt om wederom rechtstreeks of indirect via de media onjuiste of misleidende verdachtmakingen over SBM of het bestuur van SBM te publiceren, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod, te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze overtreding voortduurt;
4. [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding op te maken bij staat, waaronder de kosten die SBM intern en extern heeft gemaakt om de reputatieschade van SBM als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] te bepalen, alsmede de kosten die SBM intern en extern heeft gemaakt om de reputatieschade van SBM als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] zoveel mogelijk te beperken, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 18 oktober 2013;
5. [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van een immateriële schadevergoeding groot € 100.000,00, althans tot betaling van een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent juist en rechtvaardig te zijn, over te maken op een wijze zoals door SBM nader te bepalen, gezien de kwade opzet van [gedaagde] om de reputatie van SBM door zijn onrechtmatige gedragingen zo ernstig mogelijk te schaden;
6. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding, de kosten van het conservatoire beslag daaronder begrepen, alsmede in de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak;
7. het certificaat afgeeft zoals bedoeld in art. 53 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de herschikte EEX-Vo), in het Engels en in de vorm van het formulier in bijlage 1 van de verordening.