Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair niet-ontvankelijkverklaring van de vordering;
- teruggave van de in beslag genomen kleding van het slachtoffer aan de nabestaanden van het slachtoffer, teruggave van de in beslag genomen sok en onderbroek aan verdachte en onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen mes en de overige kleding van verdachte.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
Zij stellen beiden vast dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anderszins omschreven) met afhankelijke, vermijdende en dwangmatig kenmerken (cluster C) en in mindere mate narcistische en borderline kenmerken (cluster B). Dit speelde ook een rol ten tijde van het ten laste gelegde.
Bij de verdachte waren er gedurende langere periodes enorme spanningen. Die zijn toegenomen sinds zijn echtgenote naar Nederland is gekomen en na enige tijd weer contact wilde zoeken met haar familie. De verdachte was daar fel op tegen, vooral omdat hij naar zijn zeggen seksueel misbruikt is door de oom van zijn echtgenote. De verdachte voelde zich geschoffeerd door zijn echtgenote, die dat seksueel misbruik in twijfel trok en toch – tegen de afspraken in – bij haar oom op bezoek ging en ook nog hun zoontje meenam. De verdachte was bang dat zijn zoontje slachtoffer zou worden van seksueel misbruik. Hij kropte zijn boosheid op en ging conflicten uit de weg. Hierdoor liep bij hem de druk op. Dr. Offermans spreekt van een ‘hogedrukpan’, waarbij kleine irritaties grote gevolgen kunnen hebben. Drs. ’t Hoen heeft het over de ‘spreekwoordelijke emmer’ die zich steeds meer vulde en die overliep toen zijn vrouw hem kort voor het ten laste gelegde voor zijn gevoel vernederde. Toen werd de verdachte overspoeld door de lang opgekropte emoties.
Beide deskundigen vinden dat de persoonlijkheidsstoornis wel enigszins heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde feit, waarbij ook nog een rol speelde dat de verdachte weinig inzicht had in zijn eigen functioneren. De beide deskundigen adviseren om de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Zelfs als dit alles inderdaad is gebeurd, dan rechtvaardigt dit niet de geweldsexplosie waarbij de verdachte het slachtoffer vijftien keer heeft gestoken, ook nadat het slachtoffer gewond op de grond was gevallen.
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
Voor zover die schade bestaat uit zogeheten ‘affectieschade’ (schade, die bestaat uit het verdriet dat is veroorzaakt door het overlijden van een naaste) komt zij bij de huidige stand van het recht niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor zover het gaat om zogenoemde ‘shockschade’ overweegt de rechtbank het volgende. ‘Shockschade’ kan ontstaan bij degene bij wie door het (directe) waarnemen van een incident of ongeval of door de (directe) confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand is gedood of gewond tot wie de getroffene in een nauwe affectieve relatie staat (HR LJN AD5356, NJ 2002, 240). Een vordering tot vergoeding van shockschade kan alleen worden toegewezen als het gaat om geestelijk letsel waardoor iemand in zijn persoon is aangetast. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Voor de vaststelling daarvan is nader feitelijk onderzoek noodzakelijk, bijvoorbeeld door een psychiater of psycholoog.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
- gelast dat de goederen met de goednummers 4818102, 4818094, 4818116, 4818091. 4818106, 4818112 en 4818109 (kleding en schoenen van het slachtoffer [slachtoffer] ) aan de nabestaanden van het slachtoffer worden gegeven;