ECLI:NL:RBROT:2016:5100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
10/741061-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving op straat met geweld en de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever

Op 13 mei 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van beroving op straat met geweld. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door raadsman mr. S. Lodder. De officier van justitie, mr. J. Spaans, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 3 februari 2016, waarbij de aangever werd beroofd van een geldbedrag en een mobiele telefoon. De verdachte erkende dat er een gewelddadig incident had plaatsgevonden, maar betwistte dat er sprake was van diefstal met geweld, omdat hij geen oogmerk had om de goederen van de aangever toe te eigenen.

De rechtbank beoordeelde de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever, die kort na het incident aangifte deed en verklaarde dat hij was beroofd. De rechtbank vond de verklaring van de aangever geloofwaardig, vooral gezien de omstandigheden van het incident en het bewijs dat op de plaats delict werd aangetroffen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte en concludeerde dat het bewezen was dat de verdachte samen met een medeverdachte de beroving had gepleegd, waarbij geweld was gebruikt.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en kende de benadeelde partij een schadevergoeding toe van € 1462,81, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/741061-16
Parketnummer vordering TUL: 05/840453-15
Datum uitspraak: 13 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2016.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 05/840453-15.

Waardering van het bewijs

Bewijsverweer

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte weliswaar erkent dat er op 3 februari 2016 een gewelddadig incident met aangever heeft plaatsgehad maar dat geen sprake is van diefstal met geweld. Er bestond bij de verdachte namelijk geen oogmerk van wederechtelijke toe-eigening gericht op de in de aangifte genoemde goederen. De aangifte is het enige bewijsmiddel die voor het bewijs van het oogmerk zou kunnen worden gebruikt maar deze is gelet op het ontbreken van ondersteuning alsmede gelet op de verklaring van de verdachte onvoldoende betrouwbaar om -op dat punt- de bewezenverklaring te kunnen dragen. De verdachte moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
Tijdens het incident heeft de aangever volgens een ooggetuige geroepen: ‘ik word beroofd’. De aangever heeft 3 minuten na het incident tegen de op de plaats delict gearriveerde politie eveneens verklaard dat hij was beroofd. Binnen anderhalf uur na het incident is de gedetailleerde aangifte opgenomen waarbij de aangever beschrijft hoe de beroving door de verdachte en de medeverdachte zich heeft afgespeeld. In de buurt van de plaats delict worden op straat twee sleutelbossen en een telefoon van aangever aangetroffen. Ook wordt onder de verdachten een gelijk aantal coupures van € 50,- en € 20,- aangetroffen als waarvan de aangever heeft verklaard dat deze zijn weggenomen.
Bovenstaande feiten en omstandigheden schragen de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever ook op het punt van de wegnemingshandelingen door de verdachte en of zijn medeverdachte. Daartegenover staat de pas op de terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte welke verklaring daardoor niet aan geloofwaardigheid wint. Bij die stand van zaken wordt meer waarde gehecht aan de verklaring van de aangever dan aan die van de verdachte. Op de betrouwbare verklaring van de aangever kan daarom het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening worden gebaseerd. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat niet ieder bestanddeel door twee of meer bewijsmiddelen hoeft te worden onderbouwd.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen,
houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond
daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en
overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 februari 2016 te Rotterdam
op de openbare weg, de [straat] , tezamen en in vereniging met een ander , met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
(totaal ongeveer) 270 euro en een mobiele telefoon merk Samsung en meer pasjes (bestaande uit onder andere bankpas en/of ziekenfondspas)
en drie, sleutelbossen,
toebehorende aan [benadeelde partij] , welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met
geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het - schoppen/trappen tegen het lichaam van die [benadeelde partij] (tengevolge waarvan die [benadeelde partij]
ten val is gekomen en terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) en- slaan en/of stompen in het gezicht en tegen het hoofd (terwijl die
[benadeelde partij] op de grond lag)
- toevoegen van de (dreigende) woorden: "Schiet em, swa".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een beroving op straat. De verdachte heeft het slachtoffer zonder aanleiding op de openbare weg geschopt, waardoor het slachtoffer ten val kwam. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer geschopt en geslagen, terwijl zijn medeverdachte bezittingen van het slachtoffer heeft weggenomen en waarbij hem bovendien dreigende woorden zijn toegevoegd. Dergelijk geweld maakt inbreuk op de lichamelijk integriteit en gezondheid van het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige berovingen nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten daarvan kunnen ondervinden. Dat daarvan ook in het onderhavige geval sprake is, blijkt wel uit de in het dossier gevoegde schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Naast de gevolgen voor de slachtoffers doen dit soort berovingen op de openbare weg bovendien het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van
€ 669,41 aan materiële schadeen een bedrag van
€ 2500,- aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de vordering van de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair dient eveneens niet-ontvankelijkheid te volgen ten aanzien van dat deel van de vordering dat ziet op de ‘ontvreemde’ telefoon Samsung. Er is immers een Samsung telefoon op straat aangetroffen die mogelijk is teruggegeven waardoor geen schade is geleden.
Ten aanzien van de immateriële schade is het moeilijk om op te maken hoe het letsel van aangever geïnterpreteerd dient te worden en of er sprake is van causaal verband. De vordering vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient daarom eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 462,81.
De benadeelde partij zal in het deel van de vordering dat betrekking heeft op de Samsung telefoon niet-ontvankelijk worden verklaard. Niet is komen vast te staan wat er met de Samsung telefoon, welke nadat het strafbare feit heeft plaatsgevonden op straat is aangetroffen, is gebeurd zodat onvoldoende vaststaat of schade is geleden. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1000,-, zodat de vordering ten aanzien van de immateriële schade tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van de immateriële schade. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard, bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1462,81.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 17 augustus 2015 van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 1 september 2015.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank evenwel van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] , wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 1462,81 (zegge: duizendvierhonderdtweeënzestig euro en eenentachtig cent), bestaande uit € 462,81 aan materiële schade en € 1000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 1462,81 (zegge: duizendvierhonderdtweeënzestig euro en eenentachtig cent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1462,81 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 17 augustus 2015 van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. A. Greve-Kortrijk en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2016.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 februari 2016 te Rotterdam
op de openbare weg, de [straat] , in elk geval op of aan een openbare
weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
(totaal ongeveer) 270 euro en/of een (mobiele) telefoon (merk Samsung) en/of
één of meer pasjes (bestaande uit onder andere bankpas en/of ziekenfondspas)
en/of drie, althans één of meer, sleutelbos(sen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen,
althans éénmaal,
- schoppen/trappen tegen het lichaam van die [benadeelde partij] (tengevolge waarvan die [benadeelde partij]
ten val is gekomen en/of terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen/op het hoofd (terwijl die
[benadeelde partij] op de grond lag)
- toevoegen van de (dreigende) woorden: "Schiet em, swa", althans woorden van
gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht