ECLI:NL:RBROT:2016:4990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
ROT 16/2370
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwijtscheldingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Schiedam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam. De eiser had in verband met de belastingjaren 2013 en 2014 aanslagen gemeentelijke belastingen ontvangen. Op 10 december 2014 diende de eiser een verzoek om kwijtschelding in, welke door de heffingsambtenaar op 11 september 2015 werd afgewezen. Na een administratief beroep en een fictieve weigering tot het nemen van een besluit, heeft de eiser de rechtbank verzocht om een passende dwangsom op te leggen aan de verweerder. De rechtbank heeft op 17 maart 2016 echter vastgesteld dat het verzoek om kwijtschelding was toegewezen, maar de eiser had al eerder beroep ingesteld tegen de fictieve weigering. De rechtbank heeft overwogen dat de wetgeving voorziet in administratief beroep, maar niet in een beroepsprocedure bij de bestuursrechter, en heeft zich daarom onbevoegd verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 16/2370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2016 in de zaak tussen

[Naam], te Schiedam, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam, verweerder,

gemachtigde: E. Heyes.

Procesverloop

Voor de belastingjaren 2013 en 2014 zijn aan eiser aanslagen gemeentelijke belastingen met aanslagnummers 976181 en 1138875 opgelegd.
Met dagtekening 10 december 2014 heeft eiser een verzoek om kwijtschelding van de aanslagen ingediend bij verweerder.
Eiser heeft verweerder op 21 maart 2015 in gebreke gesteld.
Verweerder heeft bij besluit van 11 september 2015 het verzoek van eiser om kwijtschelding afgewezen.
Eiser heeft op 16 september 2015 administratief beroep ingesteld tegen de afwijzing.
Eiser heeft op 17 december 2015 beroep ingesteld tegen de fictieve weigering tot het nemen van een besluit met betrekking tot het kwijtscheldingsverzoek en de rechtbank verzocht om een passende dwangsom aan verweerder op te leggen.
Verweerder heeft bij besluit van 17 maart 2016 het verzoek om kwijtschelding toegewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2016. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Invordering van belastingen geschiedt met toepassing van de Invorderingswet 1990. Kwijtschelding geschiedt krachtens artikel 26 van die wet. In artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is bepaald dat tegen een beslissing op een verzoek om kwijtschelding administratief beroep openstaat.
2. Ingevolge artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Tegen besluiten ingevolge de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a, staat dan ook geen beroep als bedoeld in de Awb open.
3. Zoals blijkt uit bovenstaande bepalingen voorziet de wetgeving op dit punt wel in administratief beroep, maar niet in een beroepsprocedure bij de bestuursrechter, meer in het bijzonder de belastingrechter. Nu eiser beroep heeft ingesteld tegen de fictieve weigering tot het nemen van een besluit met betrekking tot een kwijtscheldingsverzoek is de rechtbank onbevoegd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voorts bestaat geen ruimte om aan verweerder een dwangsom op te leggen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.W.F. van Deyzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).