ECLI:NL:RBROT:2016:4962

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
C/10/502215 / KG ZA 16-564
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van goederen in kort geding met betrekking tot retentierecht door zeevervoerder

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap NESLING B.V. in kort geding de afgifte van goederen die door de zeevervoerder Senator International Ocean LLC en Senator International Freight Forwarding (Shenzhen) Co. Ltd. onder zich werden gehouden. De goederen waren vanuit China naar Rotterdam vervoerd, maar de vervoerder weigerde afgifte op basis van een retentierecht, omdat er kosten openstonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat NESLING niet vorderingsgerechtigd was, omdat niet was aangetoond dat zij eigenaar was van de goederen. De rechter concludeerde dat de eigendom van de goederen niet was overgedragen aan NESLING, en dat de vordering om de goederen af te geven daarom werd afgewezen. Tevens werd NESLING veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van eigendomsoverdracht en de voorwaarden waaronder een retentierecht kan worden ingeroepen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/502215 / KG ZA 16-564
Vonnis in kort geding van 30 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NESLING B.V.,
gevestigd te Berkenwoude (gemeente Krimpenerwaard),
eiseres,
advocaat mr. H.W. ten Katen,
tegen
1. rechtspersoon naar vreemd recht
SENATOR INTERNATIONAL OCEAN LLC,
gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten,
2. rechtspersoon naar vreemd recht
SENATOR INTERNATIONAL FREIGHT FORWARDING (SHENZHEN) CO. LTD,
gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten,
gedaagden,
advocaat mr. R.L. Latten.
Eiseres zal hierna Nesling genoemd worden, gedaagden gezamenlijk Senator c.s. en afzonderlijk Senator International Ocean respectievelijk Senator International Freight Forwarding (Shenzhen).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 24 mei 2016 in de zaak die aanhangig is gemaakt bij dagvaarding van 17 mei 2016 alsmede de in dat vonnis vermelde processtukken;
  • de akte overlegging producties alsmede aanvulling van gronden van Nesling, toegezonden bij brief van 14 juni 2016;
  • de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 16 juni 2016;
  • de pleitnota van Nesling;
  • de pleitnota van Senator c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Nesling exploiteert een groot- en detailhandel in zonwerende spandoeken, tuindecoratie-accessoires en overige consumentartikelen.
2.2.
Op of omstreeks 30 november 2013 heeft Nesling een overeenkomst (hierna: de Koopovereenkomst) gesloten met Interflexible Solutions B.V., tevens handelende onder de naam IFS Group (verder: IFS Group). Op basis van de Koopovereenkomst verplicht IFS Group zich tot verkoop en levering van goederen aan Nesting. Artikel 4 van de Koopovereenkomst, waarin IFS Group is aangeduid als “partij A” en Nesling als “partij B”, luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“4.
Betaling en eigendom
De volgende betalingstermijn en conditie van toepassing tw:
100% van de totale opdrachtsom tegen kopie verschepingsdocumenten binnen 14 dagen na factuurdatum.
Leveringconditie is FOB, Schenzhen, China.
Na ontvangst van de verschuldigde betaling van partij B aan en op rekening van partij A conform inkoopopdrachten vindt overdracht van eigendom plaats, automatisch zonder verdere rechtshandeling en of tussenkomst van partijen. Partij B is na het voldoen van de betalingsverplichting aan partij A en nadat de goederen FOB zijn uitgeleverd door partij A volledig eigenaar van de goederen en verantwoordelijk
[…]”.
2.3.
Senator International Freight Forwarding (Shenzhen) is een zogeheten ‘Non-Vessel Operating Common Carrier’: zij neemt vervoeropdrachten aan en maakt ter uitvoering daarvan gebruik van derden.
2.4.
Senator International Freight Forwarding (Shenzhen) heeft van IFS Interflexible Solutions China Ltd. (hierna: IFS HK) en van IFS Interflexibele Solutions China (Shenzen) Ltd. (hierna: IFS Shenzhen) diverse opdrachten ontvangen voor het vervoer vanuit China naar Rotterdam van goederen, waaronder de onderhavige goederen waarop dit geschil betrekking heeft, die door Nesling waren gekocht van IFS Group op grond van de Koopovereenkomst en die vanuit Yantian en Ningbo in China over zee vervoerd moesten worden naar Rotterdam in containers. Deze twee verschepingen worden hieronder aangeduid als de verscheping container Yantian-Rotterdam respectievelijk de verscheping container Ningbo-Rotterdam.
2.5.
In het door IFS HK aan Senator International Freight Forwarding (Shenzhen) verstuurde boekingsformulier (“SHIPPING ORDER”) van 22 februari 2016 met betrekking tot de verscheping container Yantian-Rotterdam is IFS HK als “shipper” vermeld, is IFS Group als “consignee” vermeld, is in het vak met het opschrift “Terms of Delivery” het vakje “DDP” aangevinkt, is in het vak met het opschrift “Freight Payable at” het vakje “Prepaid” aangevinkt en is in het vak met het opschrift “Description of Goods/H.S. Code” als “DDP ADDRESS” vermeld:
“NESLING B.V.
Kwartsweg 36
2665 NN Bleiswijk
The Netherlands
attn: [persoon1] ”.
In het door IFS HK aan Senator International Freight Forwarding (Shenzhen) verstuurde boekingsformulier (“SHIPPING ORDER”) van 14 maart 2016 met betrekking tot de verscheping container Ningbo-Rotterdam is IFS HK als “shipper” vermeld, is IFS Group als “consignee” vermeld, is in het vak met het opschrift “Terms of Delivery” het vakje “DDP” aangevinkt, is in het vak met het opschrift “Freight Payable at” het vakje “Prepaid” aangevinkt en is in het vak met het opschrift “Description of Goods/H.S. Code” als “DDP ADDRESS” vermeld:
“NESLING B.V.
Kwartsweg 36
2665 NN Bleiswijk
The Netherlands
attn: [persoon1] ”.
2.6.
Overeenkomstig deze boekingsformulieren is door Senator International Ocean vervolgens voor elk van deze twee verschepingen een zogeheten ‘express release bill of lading’ afgegeven.
2.7.
Artikel 8.3 van de Standard Trading Conditions van Senator luidt als volgt - voor zover hier van belang :
All goods and documents relating thereto shall be subject to a particular and general lien for monies due in respect of such goods, or for any particular or general balance or other monies due from the Customer to the Company. If any such monies due to the Company are not paid within 14 days after notice has been dispatched tot he Customer’s adress […] the goods may be sold by public auction or private treaty […]
.
2.8.
Senator c.s. hebben, met een beroep op hun uit artikel 8.3 van de Standard Trading Conditions van Senator voortvloeiende retentierecht (‘lien’), geweigerd de goederen die in de twee onderhavige containers zijn verscheept aan Nesling af te geven totdat de vracht en kosten die aan haar zijn verschuldigd voor die verschepingen en voor eerdere verschepingen door de ‘Customer’ zijn voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Nesling vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Senator c.s. hoofdelijk, waarbij geldt dat indien één van hen aan het vonnis voldoet de ander zal zijn gekweten, veroordeelt:
1. primair:
om de goederen zoals omschreven in de packing lists en order confirmaties die door Nesling als productie 3 en 4 bij de dagvaarding in het geding zijn gebracht, binnen twee kalenderdagen na dit vonnis vrij te stellen en af te geven aan Nesling, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. subsidiair:
om de goederen, zoals omschreven in de packing lists en order confirmaties die door Nesling als productie 3 en 4 bij de dagvaarding in het geding zijn gebracht, tegen betaling van de vracht in verband met de verscheping van deze goederen, althans tegen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, binnen twee kalenderdagen na ontvangst van deze betaling vrij te stellen en af te geven aan Nesling, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. primair en subsidiair:
in de kosten van deze procedure, met bepaling dat als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van dit vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Nesling de volgende stellingen - samengevat - ten grondslag:
- Nesling is eigenares van de onderhavige goederen;
- Hier is sprake van een overeenkomst van multimodaal vervoer, waartoe Nesling is toegetreden;
- Voor zover Nesling geen zelfstandig vorderingsrecht heeft, is zij vorderingsgerechtigd op grond van de last en volmacht die haar door IFS Group op 19 mei 2016 is verstrekt tot uitoefening van de rechten van IFS Group jegens Senator c.s.;
- Het retentierecht waar Senator c.s. zich op beroepen kan niet worden tegengeworpen aan Nesling; de reden hiervoor is in de eerste plaats dat het hier gaat om een contractueel verlengd retentierecht, dat naar Nederlands recht niet kan worden tegengeworpen aan een geadresseerde, zoals Nesling, die part noch deel heeft aan de niet-betaalde eerdere transporten; bovendien staat het gebruik van de termen “DDP” en “Freight Prepaid” eraan in de weg dat dit retentierecht aan Nesling kan worden tegengeworpen;
- Voor zover het retentierecht waar Senator zich op beroept toch tegengeworpen kan worden aan Nesling, geldt dat op grond van de derogerende werking van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan Senator in het onderhavige geval geen beroep toekomt op dit retentierecht, aangezien de gevolgen van zulk beroep naar deze maatstaven onaanvaardbaar zou zijn;
- Voor zover Senator c.s. in het onderhavige geval toch een beroep toekomt op het retentierecht, moet dit retentierecht in ieder geval beperkt worden tot vorderingen die verband houden met de onderhavige lading.
3.3.
Senator c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de argumenten van Senator c.s. wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Internationale bevoegdheid

4.1.
De rechtsmacht in dit geding van de Nederlandse rechter en de voorzieningenrechter van deze rechtbank staat niet ter discussie en volgt uit het gegeven dat de vordering strekt tot afgifte van goederen die zich in Nederland bevinden aan een in Nederland gevestigde partij (art. 6 aanhef en onder a en e Rv).
Spoedeisend belang
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de goederen die Senator c.s. onder zich houden zogenaamde ‘seizoenartikelen’ zijn. Hiermee is het spoedeisend belang van Nesling bij de gevorderde voorzieningen in voldoende mate gebleken.
Het afhankelijke vorderingsrecht van Nesling: het vorderingsrecht van Nesling op grond van de aan haar door IFS Group verleende last en volmacht
4.3.
Op 19 mei 2016, zo is niet in geschil, heeft IFS Group aan Nesling last en volmacht verstrekt om de rechten van IFS Group jegens Senator c.s. uit te oefenen - aangehaald voor zover relevant:
“Ondergetekende, de heer [persoon2] ,
in zijn hoedanigheid als bestuurder van Interflexible Solutions B.V., tevens handelende onder de naam IFS Groep […] geeft hierbij last en volmacht aan Nesling B.V. […] en diens bestuurders en vertegenwoordigers om namens hen alle rechten uit te oefenen die zij hebben uit hoofde van enige rechtsverhouding met Senator International Ocean LLC […] en/of Senator International Freight Forwarding (Shenzhen) Co. Ltd […].”
4.4.
Aan de orde hier is de vraag of Senator c.s. gehouden zijn tot afgifte van de goederen aan IFS Group, de materieel rechthebbende in dit geval.
4.5.
IFS Group, het bedrijf dat Nesling last en volmacht heeft verstrekt tot uitoefening van haar rechten jegens Senator c.s., heeft zelf niet gecontracteerd met Senator c.s., zo is niet in geschil. Evenmin is in geschil dat IFS HK bij het sluiten van de vervoerovereenkomst(en) met Senator c.s. niet is opgetreden als onmiddellijk vertegenwoordiger van Nesling (volgens het hierop toepasselijke nationale recht). Dit betekent dat IFS Group aan de vervoerovereenkomst(en) geen recht kan ontlenen jegens Senator c.s. tot afgifte van de goederen.
4.6.
Gelet op het partijdebat zoals dat uit de processtukken blijkt, moet Nesling in deze situatie geacht worden het standpunt in te nemen dat IFS Group eigenaar is van de goederen en moeten Senator c.s. geacht worden dit standpunt van Nesling te betwisten.
4.7.
Nesling heeft geen stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van haar standpunt dat IFS Group eigenaar is van de goederen.
In de Koopovereenkomst is het volgende overwogen respectievelijk bepaald over de hoedanigheid van IFS Groep, die, als gezegd, in deze overeenkomst wordt aangeduid als “Partij A” - aangehaald voor zover relevant:
“Overwegende,
Dat Partij A gespecialiseerd is in outsourcing, bemiddeling en produceren voor eigen rekening en risico van technologische producten in Azië. Hiertoe beschikt Partij A over een breed netwerk van leveranciers en heeft mede eigen productie faciliteiten, organisaties en diverse ondernemingen in voornoemd werelddeel.
[…]
1.
Verantwoordelijkheden
Partij A is verantwoordelijk voor
Beoordeling op technische haalbaarheid van offerte aanvragen (nader te noemen als RFQ)
Versturen en beoordelen van eventuele samples
Calculeren van RFQ
Maken en vervolgens uitbrengen RFQ
Het uitvoeren, produceren en leveren voor eigen rekening en risco van opdracht(en) in overeenstemming met de van toepassing zijnde specificaties, kwaliteitsinstructies, en tekeningen
Het plannen, transporteren en afleveren van opdrachten conform de IFS leveringscondities FOB
Uitvoering geven aan eventuele reclames, klachten en of garantie gerelateerde zaken
Het eventueel op voorraad houden van producten en of halffabricaten
Het initiëren van nieuwe producten of productideeën inclusief de daarmee gepaard gaande productontwikkeling voor zover van toepassing
[…].”
Dat IFS Group op grond van de Koopovereenkomst goederen heeft verkocht aan Nesling, betekent nog niet dat IFS Group ook op enig moment eigenaar is geworden van deze goederen. Dat geldt eigenlijk temeer omdat deze goederen, zoals Nesling stelt (dagvaarding randnr. 5), in China zijn geproduceerd. Uit de hierboven aangehaalde passages in deze overeenkomst blijkt veeleer dat de rol van IFS Group in dit geval voornamelijk een dienstverlenende rol is geweest. Bij dit alles komt nog dat, naar het zich thans laat aanzien, ingevolge artikel 10:127 BW de vraag of IFS Group eigenaar is geworden van deze uit China afkomstige goederen beantwoord moet worden naar Chinees recht, terwijl gesteld noch gebleken is dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
4.8.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is derhalve niet gebleken dat IFS Group eigenaar is van de goederen.
4.9.
Nesling is derhalve niet vorderingsgerechtigd op grond van de aan haar door IFS Group verstrekte last en volmacht.
Het zelfstandige vorderingsrecht van Nesling
4.10.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet in dit geval mogelijk ontbreken van eigenaarschap bij Nesling van de goederen waarvan zij afgifte vordert in beginsel leiden tot afwijzing van deze vordering. Het gaat hier om de “goederen”, zo volgt uit de vordering van Nesling, “zoals omschreven in de packing lists en order confirmaties die door Nesling als productie 3 en 4 bij de dagvaarding in het geding zijn gebracht”. Het toepasselijk recht op de vraag of Nesling eigenaar is van deze goederen volgt uit artikel 10:133 BW:
1.
Het goederenrechtelijke regime met betrekking tot een zaak die krachtens een overeenkomst van internationaal vervoer wordt vervoerd, wordt beheerst door het recht van de staat van bestemming.
2.
Indien het in lid 1 bedoelde vervoer plaatsvindt ter uitvoering van een koopovereenkomst of een andere overeenkomst die verplicht tot overdracht van de vervoerde zaak, of ter uitvoering van een tot vestiging van rechten op die zaak verplichtende overeenkomst, wordt in afwijking van lid 1 een aanwijzing van het op de bedoelde overeenkomst toepasselijke recht, opgenomen in die overeenkomst, geacht mede betrekking te hebben op het goederenrechtelijke regime met betrekking tot de vervoerde zaak.
Nederlands recht is derhalve van toepassing.
Levering van de goederen aan Nesling in de zin van artikel 3:84 lid 1 BW heeft niet plaatsgevonden. Aan de vereisten voor overdracht op grond van artikel 3:84 BW is derhalve niet voldaan. Aangezien, zoals niet in geschil is, geen sprake is geweest van cognossementsvervoer, kan van levering van de goederen door middel van een cognossement evenmin sprake zijn geweest. Ter beoordeling blijft dan nog over of, zoals Nesling stelt en Senator c.s. betwisten, het bezit van de goederen
longa manuis overgedragen (houder voor de één wordt houder voor de ander) (art. 3:115, aanhef en sub c, BW). Volgens Nesling zijn Senator c.s. de goederen eerst gaan houden voor IFS Group en vervolgens voor Nesling. Vereist voor bezitsoverdracht
longa manuis dat de derde, Senator c.s. derhalve, de overdracht heeft erkend dan wel de vervreemder of de verkrijger de overdracht aan de derde heeft medegedeeld. Nog daargelaten dat niet is gesteld dat Senator c.s. hebben erkend in de zin van artikel 3:115 sub c BW, volgt evenmin uit de in het geding gebrachte stukken dat van zulke erkenning door Senator c.s. sprake is geweest. Met de term ‘vervreemder’ in de zin van artikel 3:115 sub c BW is bedoeld de bezitter, dat wil zeggen, degene die voor zichzelf houdt. Zoals hierboven is overwogen, staat niet vast dat IFS Group eigenaar van de goederen is (was). IFS Group is derhalve geen ‘vervreemder’ in de zin van artikel 3:115 sub c BW. Eventuele mededelingen van IFS Group aan Senator c.s. kunnen derhalve niet leiden tot bezitsoverdracht van de goederen aan Nesling. Onder deze omstandigheden kan een eventuele mededeling van Nesling aan Senator c.s. niet tot bezitsoverdracht in de zin van artikel 3:115 sub c BW leiden.
4.11.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is Nesling dan ook geen eigenaar geworden van de goederen. Het bepaalde in het hierboven onder 2.2 aangehaalde artikel 4 van de Koopovereenkomst kan hier niets aan afdoen, aangezien naar het toepasselijke Nederlandse recht Nesling enkel door betaling van de koopprijs van de goederen geen eigenaar kan worden.
4.12.
Haar zelfstandige vorderingsrecht tot afgifte van de goederen baseert Nesling tevens op het argument dat zij zou zijn toegetreden tot de met Senator c.s. gesloten vervoerovereenkomst, een multimodale vervoerovereenkomst, ‘door to door’, volgens haar.
4.13.
Cognossementsvervoer heeft hier niet plaatsgehad - zo is niet in geschil -, zodat houderschap van het cognossement niet kan leiden tot toetreding tot de in het cognossement belichaamde vervoerovereenkomst. Evenmin is in geschil dat IFS HK bij het sluiten van de vervoerovereenkomst(en) met Senator c.s. niet is opgetreden als onmiddellijk vertegenwoordiger van Nesling (volgens het hierop toepasselijke nationale recht).
4.14.
Dat zij zou zijn toegetreden tot de vervoerovereenkomst(en) baseert Nesling op een aanvaarding door haar van het derdenbeding in de vervoerovereenkomst(en) waarin zij als geadresseerde wordt aangemerkt.
De op de boekingsformulieren vermelde Incoterm ‘DDP’ (
Delivery Duty Paid) omvat diverse verplichtingen van de verkoper en de koper, niet van de vervoerder. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter vormt de omstandigheid dat (het adres van) Nesling op deze formulieren vermeld staat als “DDP ADDRESS” in het vak met het opschrift “Description of Goods/H.S. Code” dan ook onvoldoende reden om hierin te lezen een aan Nesling toekomend recht op aflevering van de goederen door Senator c.s., temeer omdat op deze formulieren als “Final Destination” van het zeevervoer waarop deze formulieren (in ieder geval) betrekking hebben vermeld staat “Rotterdam”.
Gesteld noch gebleken is dat gebruik is gemaakt van de op de boekingsformulieren aangevinkte verplichting, althans mogelijkheid, voor IFS HK om Senator c.s. bij “telex release” te instrueren om af te leveren. Dat anderszins natransport van Rotterdam naar Bleiswijk zou zijn overeengekomen is onvoldoende inzichtelijk gemaakt.
Evenmin gesteld dan wel gebleken is dat de op de vervoerovereenkomst(en) toepasselijke Standard Trading Conditions van Senator een bepaling inhouden over toetreding van een derde tot deze overeenkomst(en) (door middel van aanvaarding van een derdenbeding). Het op een overeenkomst toepasselijke recht bepaalt mede de mogelijkheid van toetreding tot de overeenkomst op grond van een derdenbeding. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerovereenkomst(en) door een ander recht beheerst word(t)(en) dan het ingevolge de rechtskeuze in artikel 21 van de op deze overeenkomst(en) toepasselijke Standard Trading Conditions van Senator toepasselijke recht van de Volksrepubliek China.
Nog daargelaten of het Chinese recht de mogelijkheid kent van toetreding tot een overeenkomst door aanvaarding van een derdenbeding, is, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, dan ook niet voldoende aannemelijk geworden dat Nesling is toegetreden tot de vervoerovereenkomst(en) met Senator c.s.
4.15.
Derhalve is van een zelfstandig vorderingsrecht van Nesling onvoldoende gebleken.
Tot besluit
4.16.
Aangezien een vorderingsrecht van Nesling niet voldoende aannemelijk is geworden, zullen haar vorderingen worden afgewezen. Of Senator c.s. een retentierecht (‘lien’) op de goederen toekwam, kan derhalve onbesproken blijven.
4.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Nesling in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van Senator c.s. tot aan deze uitspraak zijn begroot op € 619,00 aan verschotten en € 816,00 aan advocaatsalaris.
4.18.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is Nesling dan ook geen eigenaar geworden van de goederen.
4.19.
Tegen de door Senator c.s. gevorderde nakosten is geen apart verweer gevoerd, zodat deze op de wet gebaseerde vordering zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Nesling in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak zijn begroot op
€ 1.435,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor het geval deze kosten alsdan niet zijn betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dagtekening van dit vonnis;
veroordeelt Nesling in de nakosten ten bedrage van € 131,00 zonder betekening dan wel ten bedrage van € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en, voor het geval deze kosten alsdan niet zijn betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dagtekening van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2016.
901/676