ECLI:NL:RBROT:2016:4848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
27 juni 2016
Zaaknummer
5001037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van verpleegkundige in zorginstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Yulius en een verpleegkundige, aangeduid als [verweerster]. Yulius verzocht om ontbinding op grond van verwijtbaar handelen, omdat [verweerster] op 28 januari 2016 een cliënte, die onder behandeling stond voor complexe psychiatrische problemen, had toegestaan een glas wijn te drinken. Dit gebeurde zonder overleg met het behandelteam en leidde tot een incident waarbij de cliënte wegliep en veel alcohol consumeerde. Yulius stelde dat dit handelen niet alleen in strijd was met de interne richtlijnen, maar ook ernstige risico's met zich meebracht voor de cliënte.

De mondelinge behandeling vond plaats op 25 mei 2016, waarbij zowel Yulius als [verweerster] hun standpunten naar voren brachten. [verweerster] verdedigde haar beslissing door te stellen dat zij handelde in het belang van de cliënte en dat er geen expliciet alcoholverbod gold in het behandelplan. De kantonrechter oordeelde dat hoewel [verweerster] tekort was geschoten in haar verslaglegging en overdracht, het niet zodanig verwijtbaar was dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter concludeerde dat Yulius had kunnen volstaan met een berisping in plaats van ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uiteindelijk werd het verzoek van Yulius tot ontbinding afgewezen en werd Yulius veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5001037 HA VERZ 16-69
uitspraak: 15 juni 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Yulius,
gevestigd te Dordrecht,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.D. de Rooij,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. L. Hoogeveen.
Partijen worden hierna aangeduid als “Yulius” en “[verweerster]”.

1.Het verloop van de procedure:

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 13 april 2016;
- het verweerschrift, met bijlagen, ontvangen op 17 mei 2016;
- de brieven van mr. De Rooij van 19 en 23 mei 2016 met aanvullende producties;
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van de zijde van Yulius.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 mei 2016. Yulius heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw [P.], manager, bijgestaan door genoemde gemachtigde. [verweerster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1
[verweerster], geboren op [geboortedatum] 1969, is sinds 15 augustus 2006 bij Yulius in dienst, laatstelijk in de functie van psychiatrisch verpleegkundige. Het loon van [verweerster] bedraagt
€ 3.325,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2
Yulius is een zorginstelling die zich richt op het aanbieden van zorg aan personen in iedere levensfase met complexe psychiatrische problemen. Yulius biedt ambulante hulp, thuis of op een polikliniek. Daarnaast kunnen cliënten worden opgenomen voor korte tijd op een behandelafdeling of voor langere tijd in een begeleid wonen locatie.
2.3
[verweerster] is werkzaam in de kliniek van Yulius [naam kliniek] te [plaatsnaam]. Daar worden cliënten behandeld met een acute psychiatrische problematiek en opname indicatie. Zij verricht haar werkzaamheden op een gesloten afdeling.
2.4
Cliënte X is op 18 december 2015 vrijwillig opgenomen in [naam kliniek] nadat zij twee weken daarvoor bij [naam kliniek] ontslagen was. In de tussenliggende twee weken bleek cliënte X thuis onregelmatig haar medicatie te hebben ingenomen en alcohol te hebben gebruikt. Cliënte X kent een langdurige psychiatrische voorgeschiedenis met vele vrijwillige en gedwongen opnames.
2.5
De psychiater heeft op 18 december 2015 een rapport bij opname van cliënte X opgemaakt. Dit rapport luidt -voor zover relevant-:
"Rapportage algemeen
Laatste opname vrijwillig van 27-10-2015 tot 30-11-2015
[…]
Volgens de overdracht […] had patiënte al een tijdje Lithium niet meer gebruikt en is aan de alcohol geraakt. Maakt nu de indruk van een recidief manie.
[…]
Conclusie: vrijwillige heropname, bip I stoornis, (laatste ontslag hier pas 3 weken geleden), eerder depressie, nu met manisch recidief (licht paranoïde) na staken medicatie vanuit therapieontrouw. Fors alcoholgebruik laatste weken. Patiënte is nu bereid om Lithium weer in te gaan nemen.
Opletten eventuele onthoudingsverschijnselen alcohol (en in dat verband ontslagwens), laten beoordelen bij ontslagwens
[…]
Overleg met […], ontregeling door ontrouw medicatie
Opname om patiënte opnieuw in te stellen op voorgeschreven medicatie
Maniforme ontregeling bij bekende schizo-affectieve stoornis. Maar ok aanwijzingen voor mengbeeld. Uit zich suïcidaal, verhoogd associatief, eufoor beeld.
- Fase I
- continueren thuis medicatie, herinstellen op lithium
- maandag lab
- oxazepam naar 4dd10mg
- start thiamine vanwege onduidelijke hoeveelheden alcoholgebruik
- bij ontslagwens IBS beoordeling
Doelen behandelingsplan
Doelen
Hoofddoel 1: Mw. functioneert in psychiatrisch opzicht stabiel
Hoofddoel 2: Mw. onderneemt acties om haar lichamelijke gezondheid positief te beïnvloeden, zwemmen en minderen met roken
Hoofddoel 3: Aanvulling klinische opname t.b.v. FACT behandelplan
[…]
Onderdeel 1
Verpleegkundige probleemomschrijving
Probleem (PES)
P: Maniforme ontregeling - recidief manie
E: Medicatieontrouw / staken van medicatieinname - alcoholgebruik
S: Eufore stemming - verhoogd associatief
Verpleegdoel
Doel
Maniform toestandsbeeld blijft onder controle en verbleekt: manische stemming vormt geen belemmering voor cliënt zelf en haar omgeving
Acties
Acties
Observatie toe - afname manische kenmerken
Acties
Motiveren voor inname medicatie en medicatietrouwheid - observatie effect medicatie
Onderdeel 2
Verpleegkundige probleembeschrijving
Probleem (PES)
P: Suïcidaliteit
E: Onverwerkte verlies-ervaring (overlijden hond - familie) - rouw - scizoaffectieve stoornis
S: Uiten van wens tot zelfdoding - impulsief gedrag
Verpleegdoel
Doel
Suïcidaliteit blijft onder controle - mw praat over gevoelens die te maken hebben met suïcidaliteit in plaats van het ondernemen van acties in die richting
Acties
Acties
Observatie suïcidale kenmerken en bespreekbaar maken
[…]"
2.6
Vanaf 7 januari 2016 is de opname van cliënte X voortgezet in het kader van een BOPZ-maatregel.
2.7
Op 26 januari 2016 is cliënte X met collega psychiatrisch verpleegkundige
[B.] buiten de locatie geweest en is haar door [B.] toegestaan een glas wijn te drinken. [B.] had voorafgaande aan de wandeling het verzoek van cliënte X om die avond alcohol te mogen drinken besproken met collega psychiatrisch verpleegkundige mevrouw [A.]hierna: [A.]).
2.8
Op 28 januari 2016 was [verweerster] met cliënte X op een uitstapje buiten de kliniek en heeft zij, geconfronteerd met de wens van cliënte X, het goed gevonden dat zij een glas wijn dronk.
2.9
Op 29 januari 2016 is cliënte X weggelopen tijdens een begeleide wandeling (in een groep) en is vervolgens thuis aangetroffen. Zij had veel (sterke) drank gedronken.
2.1
Een nicht van cliënte X heeft op 29 januari 2016 de afdeling waar [verweerster] werkt gebeld met vragen over de gang van zaken. Zij heeft uiteindelijk een klacht ingediend.
2.11
Per brief van 5 februari 2016 heeft Yulius [verweerster] medegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang geschorst is voor de duur van een week, welke schorsing is verlengd. De schorsing duurt tot op heden voort.

3.Het verzoek

3.1
Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b juncto artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en primair onder e en subsidiair onder g, van het Burgerlijk Wetboek (BW) zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerster] en met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
3.2
Aan het verzoek legt Yulius -verkort weergegeven- ten grondslag primair dat [verweerster] zodanig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, subsidiair dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsrelatie, dat van Yulius niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Wegens het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] is Yulius haar geen transitievergoeding verschuldigd en hoeft er geen rekening gehouden te worden met de voor [verweerster] geldende opzegtermijn van twee maanden.
3.2.1
[verweerster] heeft op 28 januari 2016 cliënte X na een begeleide wandeling buiten de kliniek op haar verzoek een glas wijn laten drinken. Zij heeft van deze interventie geen melding gemaakt in het dossier of tegenover het multidisciplinair behandelteam. De zaak is aan het licht gekomen door de melding van de nicht van cliënt X die zeer betrokken is bij de behandeling van haar tante en niet begreep waarom zij alcohol mocht drinken.
Deze interventie is onacceptabel voor Yulius. Aan een dergelijke interventie zijn grote risico's verbonden, met name vanwege de negatieve gevolgen voor de medicatie in combinatie met alcoholgebruik en terugval in de behandeling vanwege de alcoholproblematiek. Dat cliënte X op 29 januari 2016 is weggelopen en veel alcohol gedronken heeft zou met een en ander in verband kunnen staan.
Door toe te staan dat cliënt X alcohol dronk heeft [verweerster] niet de zorg verleend die voldoet aan de maatstaven voor doeltreffende, doelmatige en patiëntgerichte zorg. Door het niet bijhouden van het dossier heeft zij gehandeld in strijd met de binnen Yulius van kracht zijnde richtlijnen en protocollen. Andere zorgverleners zijn mede afhankelijk van de verpleegkundigen omdat sprake is van complexe zorg en er dus meerdere verantwoordelijken zijn voor de betreffende patiënt. Ook dit heeft [verweerster] miskend.
De medewerkers van Yulius zijn gebonden aan het Professioneel Statuut Zorg, de Regeling Gedragscode Yulius, de Procedure aanmelding kliniek Volwassenenzorg, de Eenduidige werkwijze klinieken Yulius en de huisregels [naam kliniek]. In de huisregels staat onder meer vermeld dat iedere vorm van alcohol op de afdeling niet is toegestaan.
[verweerster] heeft de interventie bewust niet in het (multidisciplinaire) behandelteam besproken omdat de interventie dan niet zou worden toegestaan. Daarmee heeft zij laten blijken zich ervan bewust te zijn geweest dat haar handelwijze ontoelaatbaar was.
Yulius durft kwetsbare cliënten niet langer aan [verweerster] toe te vertrouwen, zodat een herplaatsing van [verweerster] in redelijkheid niet van Yulius gevergd kan worden.

4.Het verweer

4.1
[verweerster] voert -zakelijk weergegeven en voor zover van belang- het volgende aan.
[verweerster] werd op 28 januari 2016 tijdens een één-op-één begeleide wandeling buiten de kliniek geconfronteerd met het verzoek van cliënte X om alcohol te mogen drinken na de begeleide wandeling. Er waren op dat moment geen andere leden van het behandelteam aanwezig om overleg mee te voeren en [verweerster] heeft toen zelfstandig besloten dat het verantwoord was om cliënte X één glas wijn te laten drinken, en ook niet meer dan dat.
Cliënte X is een complexe patiënt. Zij kan onhandelbaar gedrag vertonen door bijvoorbeeld brandjes te stichten op de afdeling of op een andere negatieve manier aandacht te trekken. Een dergelijke negatieve spiraal kan doorbroken worden door niet steeds beperkend en afwijzend op te treden. Onderdeel van de behandeling is ook om het welbevinden van cliënten te verbeteren. Soms is het nodig een patiënt een mooi moment te gunnen. [verweerster] heeft in haar overweging meegenomen dat cliënte X op deze manier een glas wijn kon drinken in een gecontroleerde setting en op een tijdstip waarop het gebruik van een kleine hoeveelheid alcohol geen invloed zou hebben op de later op die avond in te nemen medicatie. Het is een weloverwogen beslissing geweest.
Omdat cliënte X ook na het innemen van de medicatie vlak voor het slapen gaan rustig bleef zag [verweerster] geen aanleiding om melding te maken van het drinken van het glas wijn. Wel heeft zij in de verslaglegging vermeld dat zij met cliënte X wat gedronken had.
In het behandelplan van cliënte X staat niet dat voor cliënte X een alcoholverbod geldt. Het behandel- en verpleegplan van 18 december 2016 vermeldt dit al niet, terwijl in het meest recente behandel- en verpleegplan zelfs helemaal niets over alcohol staat. [verweerster] beschikt echter niet over dit behandelplan, terwijl Yulius nalaat het in het geding te brengen. [naam kliniek] is verder geen ontwenningskliniek, cliënte X werd daar ook niet behandeld voor haar alcoholproblematiek.
Yulius heeft geen protocol voor het gebruik van alcohol buiten de afdeling zodat [verweerster] ook om die reden geen probleem had het verzoek van cliënte X in te willigen. Daarnaast is het binnen Yulius algemeen bekend dat cliënten het restaurant [naam restaurant], dichtbij de kliniek en de gelegenheid waar cliënte X het glas wijn gedronken heeft, bezoeken om wat te eten en/of drinken, waaronder ook alcoholische consumpties.
[verweerster] wijst er op dat zij, toen zij hoorde dat de nicht van cliënte X van plan was een klacht in te dienen tegen [B.] eigener beweging melding heeft gemaakt van het feit dat zij twee dagen later dezelfde afweging had gemaakt.
[verweerster] betreurt het voorval, heeft spijt van haar aandeel daarin en realiseert zich nu dat zij niet op die manier een dergelijke beslissing had mogen nemen. Zij vond het besluit destijds verantwoord, maar moet met de kennis van nu erkennen dat zij een inschattingsfout heeft gemaakt. De reactie van Yulius was een beëindigingsvoorstel van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft een onberispelijk dienstverband van bijna 10 jaar. Het beëindigen van het dienstverband vanwege een inschattingsfout is een te vergaande maatregel. [verweerster] wil bij Yulius blijven werken.
4.2
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient dan ook te worden afgewezen. Bij een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient rekening te worden gehouden met een opzegtermijn van vier maanden. In dit geval heeft [verweerster] recht op een transitievergoeding en maakt [verweerster] eveneens aanspraak op een billijke vergoeding nu een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te wijten is aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Yulius.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 7:671 b lid 2 BW kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts worden ingewilligd indien voldaan is aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 7:669 BW, en er geen opzegverbod geldt. Dat er sprake is van enig opzegverbod is niet gesteld of anderszins komen vast te staan.
verwijtbaar handelen
5.2
Bij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW moet de werkgever aannemelijk maken dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en dit zodanig ernstig is dat van hem in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het gaat daarbij om daden of gedragingen van de werknemer waarbij sprake is van toerekenbare verwijtbaarheid. Dat wil zeggen dat de werknemer schuld heeft aan dat handelen of nalaten. Bij deze ontslaggrond is de mate van verwijtbaar handelen of nalaten bepalend voor de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontslag. Anders dan bij een ontslag op grond van disfunctioneren wordt bij deze ontslaggrond niet getoetst aan onkunde of onmacht van de werknemer maar aan diens onwil of moedwil.
Yulius verwijt [verweerster] in de eerste plaats dat zij cliënte X een glas wijn heeft laten drinken. Het initiatief ging daarbij uit van cliënte X. Niet is komen vast te staan dat er voor cliënte X een alcoholverbod gold. Het staat niet in het behandelplan dat is opgesteld bij de opname op 18 december 2015 en Yulius heeft niet betwist dat het alcoholprobleem van cliënte X in de meer recente, niet door haar overgelegde, behandelplannen niet eens meer genoemd wordt. Dat neemt niet weg dat het gebruik van alcohol kan interfereren met de medicatie (dat staat op elke bijsluiter) en dat in elk geval voorzichtigheid geboden is bij een patiënt die, naar [verweerster] bekend was -ook - een alcoholprobleem heeft. Het besluit cliënte X alcohol te laten drinken lijkt dan ook weinig gelukkig. Anderzijds is het bij één glaasje gebleven, wat volgens [verweerster] de interventie was: zorgen dat het bij één glas bleef. Yulius verwijt [verweerster] met name het alcoholgebruik niet achteraf gemeld te hebben in het behandelteam. [verweerster] heeft in dat verband gesteld dat niet nodig gevonden te hebben, alles leek immers goed te gaan, maar dat argument overtuigt niet, in het licht van de commotie die ontstaan is. Veeleer lijkt het er op dat het een “methode” is die door sommige verpleegkundigen wel en door anderen niet toegepast wordt. Het kán dan niet gemeld worden omdat er dan hoogstwaarschijnlijk gedoe van komt. Zo bezien heeft [verweerster] “moedwillig” gehandeld.
Als het handelen van een werknemer aanleiding vormt voor ontslag, moet het de werknemer van tevoren wel duidelijk zijn geweest wat door de werkgever als ontoelaatbaar wordt gezien, tenzij het handelen of nalaten van de werknemer zo ernstig en zo evident is dat voor hem duidelijk moet zijn geweest dat dit zou kunnen leiden tot ontslag. Het is duidelijk dat Yulius de zaak hoog opneemt maar hoe kan dan dat [verweerster], [A.] en [verweerster], alle drie ervaren psychiatrisch verpleegkundigen met een onberispelijke staat van dienst, in het geheel niet hebben voorzien dat hun handelen tot ontslag wegens verwijtbaar handelen zou kunnen leiden? [verweerster] heeft gemeend in het belang van cliënt X te handelen en was verrast dat zij door Yulius zo hard werd aangepakt. Volgens haar lag een berisping meer in de rede. Zij wordt hierin door de kantonrechter gevolgd. Het komt de kantonrechter voor dat het weglopen van cliënt X tijdens het groepsuitje, gevolgd door het overmatige drinken, wat uiteindelijk ertoe geleid heeft dat een klacht werd ingediend, ten onrechte ook op het conto van [verweerster] wordt geschreven. Zij is er niet verantwoordelijk voor dat [B.] cliënte X twee dagen eerder ook had toegestaan een glas wijn te drinken, overigens zonder dat zij hiervan afwist en evenmin dat de behandelend psychiater [naam psychiater] op 29 januari 2016 besloot cliënt X meer vrijheden toe te staan met als gevolg dat zij zich tijdens een wandeling gemakkelijk aan de begeleiding kon onttrekken en het thuis op een drinken zette. [naam psychiater] ontstak in woede omdat hij meende zijn beslissing cliënte X meer vrijheden te geven gebaseerd te hebben op onvoldoende informatie (hij wist immers niet dat cliënt X gedronken had) en daardoor wellicht een verkeerde inschatting had gemaakt, maar dat het alcoholgebruik op 26 en 28 januari 2016 inderdaad ertoe geleid heeft dat cliënte X is weggelopen staat allerminst vast. Met recht heeft [verweerster] aangevoerd dat het ook zo kan zijn dat ze juist niet is weggelopen op 26 en 28 januari 2016 omdat zij één-op-één werd begeleid en in [naam restaurant] een glas wijn mocht drinken en dat het weglopen op 29 januari 2016 uitsluitend het gevolg was van het feit dat zij tijdens een groepswandeling niet voldoende in de gaten gehouden kon worden. Hoe dit zij, dit alles illustreert wel het belang van een goede overdracht. [verweerster] is hierin tekort geschoten en dat is haar zonder meer te verwijten maar aangenomen mag worden dat zij hierin niet nogmaals zal verzaken, zodat met een berisping had kunnen worden volstaan.
Ter zitting is nog aan de orde gekomen dat de klacht van de nicht van cliënt X inmiddels na mediation ertoe geleid heeft dat zij haar vertrouwen in Yulius heeft uitgesproken en cliënte X is daarna overgeplaatst vanuit Delta naar [naam andere locatie], een locatie van Yulius waar zij op 6 mei jl. is ontslagen. Het is jammer dat [verweerster] niet bij de klachtenprocedure betrokken is geweest, doordat Yulius inzette op beëindiging van de arbeidsovereenkomst met haar. Zo is haar de kans ontnomen met de nicht van cliënt X in het reine te komen, wat misschien tot de mogelijkheden behoorde en was deze procedure wellicht niet nodig geweest.
Alles afwegend komt de kantonrechter tot de conclusie dat Yulius had kunnen volstaan met een minder vergaande sanctie en er geen sprake is van een zodanig verwijtbaar handelen van [verweerster] dat van Yulius niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voorduren.
verstoorde arbeidsverhouding
5.9
Uit artikel 7:669, lid 3, aanhef en onder g, BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Volgens Yulius is het behandelteam zo geschokt geweest door het gebeuren dat zij het vertrouwen in [verweerster] heeft verloren. Dat deze mening niet gedeeld wordt door de collega's verpleegkundigen is gebleken uit het feit dat er tijdens de mondelinge behandeling een tiental collega's ter ondersteuning van [verweerster], [A.] en [B.] aanwezig waren.
Hierdoor is niet boven redelijke twijfel verheven dat de arbeidsverhouding dermate ernstig en duurzaam is verstoord dat herstel van de arbeidsrelatie en eventueel herplaatsing in de zeer grote organisatie van Yulius niet meer mogelijk is. Daarom levert ook dit geen grond op om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
slotsom
5.12
Het verzoek wordt afgewezen. Yulius zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld, aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek van Yulius af;
veroordeelt in Yulius in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745