ECLI:NL:RBROT:2016:4501

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
500697
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie van [de minderjarige 2], die lijdt aan ernstige gedragsproblematiek, waaronder een psychotische stoornis en een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De moeder van [de minderjarige 2] heeft moeite om aan de behoeften van haar dochter te voldoen, wat heeft geleid tot escalaties in de thuissituatie. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een geschikte zorginstelling.

Tijdens de zitting is gebleken dat er geen geschikte zorgcontracten zijn afgesloten door de gemeente, waardoor plaatsing in een geschikte instelling tot nu toe niet is gelukt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie onveilig is en dat de moeder niet in staat is om de nodige structuur en zorg te bieden. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) onderschreven en heeft besloten om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft daarbij het belang van de minderjarige vooropgesteld en benadrukt dat het ontbreken van een zorgcontract niet in de weg mag staan van een noodzakelijke plaatsing.

De beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/500697 / JE RK 16-1304
datum uitspraak: 3 juni 2016

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende de minderjarige:

[Naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,

hierna: [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[Naam moeder] , hierna: de moeder,

wonende op een bij de Raad bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 april 2016, ingekomen bij de griffie op 2 mei 2016;
- een brief, ondertekend door [de minderjarige 1] op 22 mei 2016, ingekomen bij de griffie op 30 mei 2016.
Op 3 juni 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna: de GI, mevrouw [naam]

De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[de minderjarige 2] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht voor [de minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden in een driemilieuvoorziening.
De Raad heeft het verzoek te zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de opvoedomgeving van [de minderjarige 2] en er is sprake van ontwikkelingsstoornissen. Tussen de moeder en [de minderjarige 2] vinden veel escalaties plaats. De moeder heeft moeite met zich aan te sluiten bij wat [de minderjarige 2] nodig heeft en met het uitoefenen van haar gezag. [de minderjarige 2] is op verschillende plaatsen aangemeld maar de aanmeldingen zijn gestagneerd.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad en heeft het volgende ter zitting naar voren gebracht. De GI heeft veel inspanningen verricht om [de minderjarige 2] in een geschikte driemilieuvoorziening geplaatst te krijgen, maar tot op heden zonder resultaat. [de minderjarige 2] wil zelf naar een driemilieuvoorziening. De hulp die Yulius kinder- en jeugdpsychiatrie heeft geboden, waaronder een opname, heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
[de minderjarige 2] was aangemeld bij Horizon maar Horizon heeft laten weten dat zij daar niet de behandeling kan krijgen die zij nodig heeft. Bij De Hoenderloogroep verblijven op dit moment vijf minderjarigen met vergelijkbare problematiek, maar er is (nog) geen groep waar [de minderjarige 2] geplaatst kan worden. Het Dr. Leo Kannerhuis is een goede optie, maar met die zorgaanbieder is geen contract afgesloten.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft verzocht de verzoeken van de Raad af te wijzen. De laatste periode is het veel rustiger in huis en hebben er weinig escalaties plaatsgevonden. Als [de minderjarige 2] in een instelling, zoals Yulius, verblijft neemt [de minderjarige 2] dagelijks contact op met haar om te vragen of zij haar komt ophalen. [de minderjarige 2] wil volgens de moeder niet ergens anders verblijven. De moeder geeft aan dat zij op dit moment, anders dan in het raadsverzoek staat, geen concrete plannen heeft om te emigreren naar China.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zeer grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige 2] . Er is sprake van een psychotische stoornis, een pervasieve ontwikkelingsstoornis en van ernstige gedragsproblematiek. Daarbij is er sprake van seksueel overschrijdend gedrag en van schoolverzuim. De minderjarige is rigide in haar denken, star, snel boos, wantrouwend en kan zich niet inleven in anderen. Daarnaast zijn er veel fysieke conflicten geweest tussen de moeder en [de minderjarige 2] , doet [de minderjarige 2] regelmatig suïcidale uitingen en is er sprake geweest van een poging tot zelfdoding. [de minderjarige 2] is gebaat bij duidelijkheid en structuur. De moeder is niet in staat die [de minderjarige 2] te bieden en aan te sluiten bij haar specifieke behoeften. Er is sprake van een onveilige opvoedsituatie, waarbij de kans op een escalatie tussen de moeder en [de minderjarige 2] steeds meer toeneemt. De moeder lijkt de zorgen niet of onvoldoende te zien en kan zich niet verenigen met een uithuisplaatsing. Gezien de problematiek van [de minderjarige 2] en de onveilige opvoedomgeving acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing in een driemilieuvoorziening worden verleend voor de duur van één jaar.
Naar het oordeel van de kinderrechter is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW.
Voorts overweegt de kinderrechter het volgende.
Het baart de kinderrechter zorgen dat het tot nu toe, mede vanwege het feit dat blijkbaar door de gemeente waar [de minderjarige 2] en haar moeder wonen (nog) geen geschikte zorg is ingekocht, niet gelukt is de minderjarige te plaatsen in een instelling die volgens de GI geschikt is om de minderjarige te plaatsen, terwijl dat gelet op haar problematiek wel dringend noodzakelijk is.
De Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid heeft namens de gemeente wel zorg ingekocht bij Yulius kinder- en jeugdpsychiatrie en Horizon. Nu de behandeling door Yulius kinder- en jeugdpsychiatrie echter niet tot voldoende resultaat heeft geleid en Horizon heeft aangegeven haar niet te kunnen bieden wat zij nodig heeft, lijkt plaatsing in de specialistische GGZ-instelling het Dr. Leo Kannerhuis voor de hand te liggen. Uitgangspunt dient naar het oordeel van de kinderrechter te zijn dat de minderjarige, bij wie sprake is van zeer ernstige en zeer bijzondere problematiek, wordt geplaatst op een plek die tegemoet komt aan wat zij nodig heeft. Het ontbreken van een zorgcontract mag naar het oordeel van de kinderrechter een dergelijke plaatsing of een andere geschikte plaatsing niet (veel) langer in de weg staan.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [de minderjarige 2] onder toezicht van Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 3 juni 2016 tot 3 juni 2017;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een driemilieuvoorziening met ingang van 3 juni 2016 tot 3 juni 2017;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.J.H. Mac Mootry als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.