In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie van [de minderjarige 2], die lijdt aan ernstige gedragsproblematiek, waaronder een psychotische stoornis en een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De moeder van [de minderjarige 2] heeft moeite om aan de behoeften van haar dochter te voldoen, wat heeft geleid tot escalaties in de thuissituatie. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een geschikte zorginstelling.
Tijdens de zitting is gebleken dat er geen geschikte zorgcontracten zijn afgesloten door de gemeente, waardoor plaatsing in een geschikte instelling tot nu toe niet is gelukt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie onveilig is en dat de moeder niet in staat is om de nodige structuur en zorg te bieden. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) onderschreven en heeft besloten om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft daarbij het belang van de minderjarige vooropgesteld en benadrukt dat het ontbreken van een zorgcontract niet in de weg mag staan van een noodzakelijke plaatsing.
De beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.