Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvroeg voor de functie van stichtingsvoorzitter bij de Stichting Scouting [woonplaats], en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die de aanvraag had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een eerdere veroordeling van eiser in 2004 wegens ontucht met een wilsonbekwame, waarvoor hij een voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden had gekregen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten dat er een risico voor de samenleving bestond, gezien de aard van het delict en de functie waarvoor de VOG werd aangevraagd. Eiser stelde dat hij in zijn rol als bestuursvoorzitter geen contacten met minderjarigen had, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de afwijzing van de VOG te rechtvaardigen. De rechtbank bevestigde dat er altijd een belemmering voor de uitoefening van de functie is bij zedendelicten, vooral wanneer deze functie wordt uitgeoefend op een locatie waar kwetsbare personen aanwezig zijn. Eiser had niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de weigering van de VOG evident disproportioneel maakten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de weigering van de VOG.