In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde. Intrum Justitia vorderde betaling van een bedrag van € 1.408,27, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, op basis van een overeenkomst die de gedaagde had afgesloten met Vodafone Libertel B.V. op 11 oktober 2012. De gedaagde betwistte de vordering en deed een beroep op vernietiging van de overeenkomst, stellende dat deze tot stand was gekomen onder bedreiging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde inderdaad onder bedreiging een telefoonabonnement heeft afgesloten, waarbij hij door drie personen werd bedreigd. De rechter oordeelde dat de overeenkomst op grond van artikel 3:44 BW vernietigbaar was, omdat de gedaagde niet vrijelijk zijn wil heeft kunnen uiten. De vordering van Intrum Justitia werd afgewezen en de kosten van de procedure werden aan Intrum Justitia opgelegd. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanbieders van telefoonabonnementen om adequaat onderzoek te doen naar de omstandigheden waaronder een overeenkomst tot stand komt, vooral in gevallen van mogelijke bedreiging.