In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van het faillissement van Inter Confex B.V. en de gedaagde, die als feitelijk beleidsbepaler wordt beschouwd. De curator vorderde onder andere te verklaren voor recht dat de gedaagde zijn taken als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld, wat zou hebben bijgedragen aan het faillissement van de vennootschap. De rechtbank heeft de procedure besproken, waarbij onder andere de dagvaarding, conclusie van antwoord en de comparitie van partijen aan bod kwamen.
De feiten van de zaak tonen aan dat de gedaagde in dienst was van Inter Confex en later een eigen onderneming is gestart, Atelier Enco. De curator stelde dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door klanten en personeel van Inter Confex te benaderen en door het doorlinken van de website en e-mailadressen naar zijn nieuwe onderneming. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de curator niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde als feitelijk beleidsbepaler kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet kan worden beschouwd als onbehoorlijk handelend bestuurder, omdat hij handelde in opdracht van de statutair bestuurder.
De rechtbank heeft de curator toegelaten tot bewijslevering op enkele punten, waaronder de stelling dat de gedaagde voorraad en inventaris van Inter Confex heeft meegenomen zonder daarvoor te betalen. De beslissing om verder bewijs te leveren is genomen in afwachting van de uitkomsten van de bewijsverrichtingen. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.