De relevante passages van de getuigenverklaring van [gedaagde 3] luiden:
“Ik ben van 1 januari 2001 tot 1 maart 2014 vennoot in [gedaagde 4] & [gedaagde 3] geweest. […]
Over de kwestie waar het vandaag om gaat, heb ik indirect wetenschap doordat wij gedrieën op ons kantoor 15 vierkante meter deelden en alles in die ruimte bespraken. Wij huldigden het principe dat, omdat we klein zijn, eenieder op de hoogte moet zijn van de dossiers van de ander, opdat in geval van ziekte kan worden ingesprongen. In de kwestie met eiseres was ik niet op de hoogte tot in cijfermatig detail. Er is over gesproken, over de aanvraag in zijn algemeenheid bij de Stad Rotterdam. […]
Ik weet dat eiseres is binnen gekomen via, naar ik dacht de moeder van een vriend die eiseres kende. Ik weet ook dat eiseres, ondanks meerdere adviezen van anderen, een hypotheek niet kon rondkrijgen en dat [-] [gedaagde 5] haar laatste redmiddel was. Met name was de termijn om zich op een ontbindende voorwaarde te beroepen verstreken, zodat eiseres dreigde boetes te verbeuren, indien zij niet afnam. […]
Door ons wordt in het algemeen gekeken naar situaties waarin een pensioensituatie kan optreden en ook waar partneralimentatie een rol speelt. Dat is voor het verkrijgen van goedkeuring van de maatschappij een vereiste. In het geval van eiseres is die partneralimentatie aan de orde geweest. Ik bedoel daarmee in de onderlinge bespreking op kantoor. Er wordt gekeken naar een tijdlijn waarover de hypotheek zich uitstrekt, waarbij dan wordt bepaald of in die periode voldoende gelden voor de lasten daarvan beschikbaar zijn. Of [gedaagde 5] dit ook met eiseres heeft besproken, weet ik niet, want ik ben daar niet bij geweest. Wat ik hier verklaar is uitsluitend gebaseerd op hetgeen [gedaagde 5] mij destijds heeft verteld.
[gedaagde 5] heeft aan mij en aan [gedaagde 4] verteld dat eiseres aan het einde van de periode, waarin zij over alimentatie-inkomsten beschikte, zo nodig tot verkoop van de nieuwbouwwoning zou overgaan, indien zij de lasten niet meer zou kunnen betalen. Ik kan mij niet meer herinneren wanneer [gedaagde 5] dat naar voren heeft gebracht, maar het was 100 procent zeker in 2001.We begonnen met weinig zaken en waren nog bezig met een proces hoe alles zou moeten worden vastgelegd. Ik kan niet zeggen of in januari of april van 2001 al een vast raamwerk was. In zijn algemeenheid maakten wij volledige dossiers met rapportage van onze klanten, maar of dat in het geval van eiseres toen ook al zo was, weet ik niet meer. […]
Ik weet van [-] [gedaagde 5] dat eiseres zelfs indien zij geen alimentatie meer zou krijgen, toch hoe dan ook met de hypothecaire geldlening door wilde, omdat zij niet anders kon en zoals ik al eerder verklaarde desnoods tot verkoop van de nieuwbouwwoning zou overgaan.
[…]
Indien er door ons een financieel rapport werd gemaakt, werd dat ook als advies aan de klant gestuurd. Vervolgens werd dat rapport dan met de klant doorgesproken. Omdat ik niet weet of er in het geval van eiseres zo’n rapport was, kan ik er verder ook niets over verklaren.
In geval van zo’n rapport werden wel degelijk de aan een bepaalde constructie verbonden risico’s vermeld.
[…]
Voor zover er een dossier van eiseres is, heeft [gedaagde 5] dat in 2005 meegenomen.”