ECLI:NL:RBROT:2016:4279
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning
In deze zaak heeft verzoekster op 12 januari 2016 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 11 april 2016 is verzoekster gehoord, waarbij zij werd bijgestaan door twee medewerkers van het wijkteam. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een aanzienlijke schuldenlast heeft van € 352.536,20, voornamelijk voortkomend uit hypotheken en kredieten die zijn ontstaan in de afgelopen jaren. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in het onbetaald laten van haar schulden en dat zij niet voldoende inspanningen heeft geleverd om haar schuldeisers tegemoet te komen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan, het gedrag van verzoekster en haar inspanningen om werk te vinden. Verzoekster heeft verklaard dat zij sinds 2011 niet meer heeft gewerkt en heeft geen bewijs van sollicitaties overgelegd, ondanks een verzoek daartoe. Bovendien heeft zij aangegeven dat zij lijdt aan een depressie, maar er is geen bewijs dat deze problemen beheersbaar zijn. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen en dat er gegronde vrees bestaat dat zij nieuwe schulden zal maken.
De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, maar geeft aan dat verzoekster in de toekomst opnieuw kan verzoeken om toelating, mits zij kan aantonen dat haar psychosociale problemen onder controle zijn en dat zij zich voldoende inspant om haar schulden te voldoen. De beslissing is genomen door mr. A.J. van Spengen en is openbaar uitgesproken op 18 april 2016.