ECLI:NL:RBROT:2016:4219

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
C/10/490903 / HA ZA 15-1240
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verwijzing naar de kamer voor kantonzaken na eisvermindering in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiser, na een eisvermindering, een incidentele vordering ingediend tot verwijzing van de zaak naar de kamer voor kantonzaken. De rechtbank heeft op 8 juni 2016 geoordeeld dat de vordering na de eisvermindering geen hogere waarde meer vertegenwoordigt dan € 25.000,00, waardoor de kamer voor kantonzaken bevoegd is. De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken, met de mededeling dat partijen niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Tevens is aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort door de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/490903 / HA ZA 15-1240
Vonnis in incident van 8 juni 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A. Youssuf,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G. INTERNATIONAL LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
verweerster in het incident,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CMA-CGM (HOLLAND) B.V.,
gevestigd te Rhoon,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. V.R. Pool.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden, gedaagden gezamenlijk International Logistics c.s. en afzonderlijk International Logistics respectievelijk CMA-CGM (Holland).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 november 2015, met dertien producties;
  • de akte van [eiser] tot vermindering van eis, tevens houdende incidentele conclusie tot verwijzing naar de kamer voor kanton;
  • de akte van CMA-CGM (Holland) tot referte in het incident tot verwijzing naar de kamer van kantonzaken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De eiswijziging in de hoofdzaak

2.1.
Bij dagvaarding heeft [eiser] gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Voor recht verklaart dat [eiser] c.s terecht en op goede gronden de in het lichaam van de dagvaarding beschreven vervoerovereenkomsten met International Logistics wegens de toerekenbare tekortkoming van International Logistics buitengerechtelijk hebben ontbonden op 3 april 2015, althans deze bij vonnis in rechte ontbindt;
Voor recht verklaart dat International Logistics gehouden is tot vergoeding van de schade die [eiser] c.s. ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming van de vervoerovereenkomsten door International Logistics hebben geleden;
Voor recht verklaart dat CMA-CGM (Holland) onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] c.s. en gehouden is de als gevolg daarvan door [eiser] c.s. geleden schade te vergoeden;
International Logistics veroordeelt tot terugbetaling van de vooruitbetaalde vrachtprijs;
International Logistics c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding ad € 25.810,76, te vermeerderen met de waarde van de motorfiets en bromfiets, alsmede € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten en de wettelijke (handels)rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening, althans partijen naar de schadestaatprocedure teneinde de door [eiser] c.s. geleden schade vast te stellen,
met veroordeling van International Logistics c.s. in de proceskosten.
2.2.
In zijn bovengenoemde akte heeft [eiser] vervolgens zijn eis aldus verminderd dat hij niet langer mede voor partijen [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] vordert maar uitsluitend voor zichzelf en dat het gevorderde onder 5 komt te luiden:
International Logistics c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding ad € 7.010,76, te vermeerderen met € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten en de wettelijke (handels)rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening, althans partijen naar de schadestaatprocedure teneinde de door [eiser] c.s. geleden schade vast te stellen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken.
3.2.
CMA-CGM (Holland) heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over deze incidentele vordering.
3.3.
Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat zijn vordering in de hoofdzaak na zijn eisvermindering geen hogere waarde meer vertegenwoordigt dan de onder b van artikel 93 Rv genoemde waarde van € 25.000,00, zodat niet langer de kamer voor civiele zaken van deze rechtbank maar de kamer voor kantonzaken bevoegd is.
3.4.
De rechtbank zal de zaak dan ook verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
3.5.
De proceskosten in dit incident zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
wijst de vordering toe;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam,
op 21 juli 2016 om 15.30 uur;
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2016.
901/1980