ECLI:NL:RBROT:2016:3953

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
10/660418-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en wegmaken van een stoffelijk overschot met hoofdrol voor de verdachte

Op 27 mei 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van moord en het wegmaken van een stoffelijk overschot. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 18 april, 19 april en 27 mei 2016. De officier van justitie, mr. E. Ahbata, had een gevangenisstraf van 18 jaren geëist. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de dood van het slachtoffer, maar de rechtbank heeft zijn verklaringen als onbetrouwbaar beoordeeld. De medeverdachte [verdachte G.] heeft een ander scenario geschetst dat door de rechtbank als aannemelijker werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een hoofdrol heeft gespeeld in de moord en het wegmaken van het lichaam van het slachtoffer, dat op 2 augustus 2014 werd doodgeschoten. De verdachte heeft het lichaam samen met medeverdachten in een kliko gestopt en deze in de Nieuwe Waterweg gedumpt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de familie van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660418-14
Datum uitspraak: 27 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie de Schie,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 april 2016, 19 april 2016 en 27 mei 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 18 april 2016 twee maal overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
-bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
-veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek
van voorarrest;

4.Bewijs

4.1.
Bewijsverweer m.b.t. verklaringen [verdachte G.]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [verdachte G.] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De verklaringen van [verdachte G.] kloppen niet met wat er in werkelijkheid is gebeurd. Volgens de verdachte dient te worden uitgegaan van de wel op waarheid berustende verklaringen die door hemzelf zijn afgelegd.
4.1.1.
Scenario [verdachte]
De verdachte heeft bij de politie en op de zitting verklaard dat hij geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de dood van het slachtoffer [slachtoffer] , dat het nooit de bedoeling is geweest dat het slachtoffer om het leven zou worden gebracht.
Samen met medeverdachte [verdachte G.] had de verdachte gepland om het slachtoffer op 1 augustus 2014 te beroven van zijn drugs omdat het slachtoffer hem nog een restant geldbedrag van € 25.000,- minus € 2.500,- schuldig was. Het slachtoffer had die dag een afspraak met de verdachte in de woning van [verdachte G.] om de drugs aan hem te leveren, zodat de verdachte deze kon doorleveren aan een andere klant. Zoals afgesproken met [verdachte G.] zou de verdachte echter niet komen opdagen en zou [verdachte G.] het slachtoffer drogeren met GHB. Terwijl het slachtoffer daardoor “out” was, zou de verdachte ongemerkt de drugs uit zijn auto kunnen halen. Omdat de verdachte gewoon zaken met het slachtoffer wilde blijven doen, zou het slachtoffer de beroving aldus op geen enkele manier aan de verdachte kunnen linken. Omdat het drogeren niet was gelukt, is de beroving niet doorgegaan.
[verdachte G.] heeft de verdachte de volgende dag te kennen hebben gegeven dat ze het zelf verder zou regelen. Ze had de telefoon van het slachtoffer achtergehouden, zodat ze het slachtoffer daarmee naar haar woning kon lokken. [verdachte G.] zou een bedrag van rond de
€ 2.500,- van de verdachte krijgen als het haar zou lukken. De verdachte heeft echter niet geweten wat [verdachte G.] precies geregeld had en met wie. Hij wist ook niets over de afspraak die ze met het slachtoffer zou hebben gemaakt. Mocht het [verdachte G.] lukken dan zouden de drugs door -voor de verdachte onbekende- kennissen van [verdachte G.] bij haar worden afgeleverd en zou [verdachte G.] deze voor de verdachte in haar woning bewaren. De verdachte zelf had die dag pas om 17.00 uur weer een afspraak met het slachtoffer om de drugs te leveren. Voor die tijd is de verdachte op bezoek geweest bij familie in Crooswijk en is de verdachte bezig geweest met het regelen van een ‘alternatief’ voor het geval het niet zou lukken de drugs van het slachtoffer te stelen. De verdachte hoorde pas na de dood van het slachtoffer wat er was gebeurd. Hij weet niet wie het slachtoffer heeft dood geschoten.
De verdachte heeft niet gewild dat het lichaam van het slachtoffer in de tuin van [verdachte G.] werd begraven, zoals zij voorstelde. Hij was bang dat dit naar hem zou leiden en vond het bovendien niet respectvol naar het slachtoffer toe. De verdachte heeft niets te maken met het doen van het lichaam in de kliko, heeft geen drugs uit de auto gehaald en weet ook niets van het slaan met een hamer op het hoofd van het slachtoffer. Het lichaam van het slachtoffer heeft de verdachte nooit aangeraakt. Hij heeft uitsluitend de loods geregeld waar de kliko met daarin het lichaam van het slachtoffer kon worden bewaard totdat hij had bedacht wat ze ermee konden doen. De verdachte had daarvoor bedenktijd nodig. De verdachte is niet betrokken geweest bij het verzwaren van de kliko met beton. Alleen op de avond waarop de kliko in het water is gegooid, is de verdachte erbij geweest. Hij heeft geholpen om de kliko in en uit het bestelbusje te krijgen maar [verdachte G.] heeft de kliko met het lichaam in het water geduwd.
4.1.2.
Beoordeling scenario [verdachte]
De rechtbank merkt met betrekking tot deze door de verdachte afgelegde verklaringen het volgende op.
In de eerste plaats heeft de verdachte pas op 21 juli 2015 voor het eerst een verklaring bij de politie afgelegd, dus pas 8 maanden na zijn aanhouding. Hij had toen inmiddels geruime tijd de beschikking over het dossier.
De verklaring die hij vervolgens op de zitting heeft afgelegd, komt niet steeds overeen met zijn verklaring bij de politie. Niet aannemelijk is dat dit komt, zoals de verdachte heeft aangevoerd, doordat de politie zijn verklaring niet goed heeft weergegeven. Blijkens het proces-verbaal is de verklaring van de verdachte letterlijk weergegeven en is dit ook te lezen in de tekst van de verklaring.
Voorts is een groot deel van verdachtes verklaring niet te verifiëren. Immers als het gaat om zijn dagbesteding op 2 augustus 2014 en de (veelal telefonische) contacten die hij dan heeft met diverse personen, geeft hij herhaaldelijk aan dat dit gaat over de handel in verdovende middelen, waarover hij niet wil verklaren. Dat maakt dat zijn verklaring vrijwel niet kan worden getoetst op de juistheid ervan.
Voorts is er een aantal onderdelen in het door de verdachte geschetste scenario dat de rechtbank opmerkelijk voorkomt. De rechtbank wijst op de volgende punten:
  • De verdachte heeft verklaard dat hij op 2 augustus 2014 (in tegenstelling tot de dag daarvoor) het geheel aan [verdachte G.] heeft overgelaten om het slachtoffer van zijn drugs te beroven. Hij zou geen enkele wetenschap, bemoeienis of controle hebben gehad over wat [verdachte G.] die dag van plan was. Dit, terwijl volgens hem de partij drugs die van het slachtoffer afhandig zou worden gemaakt en daarna aan hem zou worden afgestaan een aanzienlijke waarde vertegenwoordigde, aangezien de beroving verband hield met een bedrag van ongeveer € 22.500,- dat hij nog van het slachtoffer tegoed had. Het is opmerkelijk dat de verdachte een dergelijke waardevolle hoeveelheid drugs in handen laat van iemand die hij, zoals hij zelf op de zitting heeft verklaard, toen al niet vertrouwde, terwijl zij bovendien ook nog eens voor hem onbekende derden zou inschakelen.
  • De verdachte heeft verklaard dat hij op geen enkele manier mocht worden geassocieerd met een eventuele beroving van het slachtoffer. Dit, terwijl hij er kennelijk wel mee instemde dat [verdachte G.] , destijds de vriendin van de verdachte, de beroving in haar woning zou (laten) uitvoeren op de middag voordat de betreffende partij drugs aldaar aan de verdachte moest worden geleverd. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk dat de verdachte niet bij het slachtoffer in beeld zou komen als mogelijke dader van of anderszins betrokkene bij de beroving.
  • De verdachte heeft verklaard dat hij pas om 17.00 uur een afspraak had met het slachtoffer voor het leveren van de partij drugs. Dit verdraagt zich slecht met het feit dat hij blijkens de telecomgegevens niettemin al vanaf ongeveer 15.00 uur aanwezig was in de omgeving van de plek waar hij had afgesproken. Hij heeft om 15.02 uur ook nog een sms naar het slachtoffer gestuurd met de tekst “Yo amigo where u?” Tevens blijkt dat de beide door de verdachte gebruikte telefoons zijn uitgeschakeld vanaf circa 15.30 uur, waardoor, als al juist zou zijn dat de verdachte pas nadien een afspraak met het slachtoffer had, deze hem niet meer telefonisch zou kunnen bereiken.
  • Verdachtes gedrag, nadat hij kennis nam van de dood van het slachtoffer, past niet bij het door hem geschetste scenario. De verdachte zou -naar eigen zeggen- volledig van de kaart zijn geweest door de dood van het slachtoffer. Tevens zou hij ook heel boos op [verdachte G.] zijn geweest. Zijn gedrag wijst daar echter geenszins op. Hij heeft niet alleen bepaald dat de kliko met het lichaam van het slachtoffer in een loods moest worden gezet,, maar ging bovendien vrijwel direct over tot de orde van de dag. Hij is die avond met [verdachte G.] in de stad geweest, heeft met haar gegeten bij MacDonalds en wikkelde zijn drugsdeal af, terwijl ondertussen het lichaam van het slachtoffer nog in de badkamer van [verdachte G.] lag en -zoals gezegd- later in een kliko in een loods werd gezet. Dit laatste is ook moeilijk te rijmen met verdachtes verklaring dat hij het niet netjes vond het lichaam van het slachtoffer in de tuin van [verdachte G.] te begraven.
4.1.3.
Scenario [verdachte G.]
Medeverdachte [verdachte G.] heeft een ander scenario geschetst.
[verdachte G.] heeft verklaard dat het slachtoffer van zijn partij drugs moest worden beroofd en een koekje van eigen deeg moest krijgen, omdat de verdachte had gezegd dat er iets in de familie was dat moest worden opgelost. Op 1 augustus 2014 moest zij het slachtoffer drogeren, zoals ook [verdachte] heeft verklaard. Toen dit niet was gelukt, was de verdachte boos op haar en heeft hij haar opgedragen het zelf te regelen. Zij moest hem dan maar neerschieten. Ze moest daarvoor een wapen regelen. Nadat ze dit op 2 augustus 2014 tevergeefs had geprobeerd door met [verdachte Bi.] naar een oom van hem in de wijk Schollevaar te gaan, kreeg ze bericht van de verdachte dat ze naar haar huis moest komen en daar trof ze de verdachte aan. Hij vertelde haar dat hij zelf alles al had geregeld. Haar werd verteld dat in de slaapkamer van haar zoon een man stond en dat ze daar niet naar binnen mocht. Ze begreep dat die man het slachtoffer zou doodschieten. Ze moest het slachtoffer bellen om te zeggen dat hij langs kon komen om zijn telefoon op te halen. Deze was in de badkamer gelegd. Hoewel [verdachte G.] zich realiseerde dat er iets naars ging gebeuren en daarbij bedacht dat het slachtoffer dood zou gaan, heeft ze heeft daaraan niettemin haar medewerking verleend. Vlak voordat het slachtoffer bij de woning van [verdachte G.] arriveerde, ging de verdachte weg. Toen het slachtoffer rond 15.15 uur binnen kwam, heeft zij hem gezegd dat zijn telefoon in de badkamer lag. Hij ging daar direct naar toe om zijn telefoon te pakken. [verdachte G.] stond in de woonkamer en hoorde vrijwel direct een knal. Er heeft geen vechtpartij plaatsgevonden. Vlak daarna zag ze de schutter vertrekken. Op de grond in de slaapkamer van haar zoon zag ze een soort jachtgeweer liggen. Vrij snel daarna werd ze door de verdachte geappt en moest ze naar de parkeerplaats bij de tennisbaan komen. Daar heeft ze aan de verdachte verteld wat er was gebeurd. Toen zij daarna weer naar huis was gegaan, kwamen de verdachte en medeverdachte [verdachte Bi.] al snel naar haar toe. Ze hebben een hamer gepakt in de garage en de verdachte heeft tegen [verdachte Bi.] gezegd dat hij het slachtoffer met een hamer moest slaan. De verdachte en [verdachte Bi.] zijn vervolgens naar de auto van het slachtoffer gegaan en kwamen terug met een tas vol drugs. De verdachte heeft wat drugs in een zakje gedaan en samen met [verdachte Bi.] ging hij toen met dit zakje met drugs weg om de schutter te betalen.
De volgende dag hebben de verdachte en [verdachte Bi.] het lichaam van het slachtoffer in een kliko gedaan. [verdachte G.] was op dat moment ook in haar woning. [verdachte G.] heeft de kliko in de auto van haar vader naar de loods gereden die door de verdachte was geregeld. Een dag later heeft [verdachte G.] in opdracht van de verdachte een bestelbus gehuurd en samen met [verdachte Bi.] cement gekocht. [verdachte G.] heeft gezien dat [verdachte Bi.] het cement in de loods heeft vermengd met water en in de kliko heeft gedaan. [verdachte G.] heeft samen met [verdachte Bi.] met die bestelbus vuilniszakken met spullen onder meer doeken met bloed van het slachtoffer, verbrand in een recreatiegebied in Bleiswijk. [verdachte G.] heeft de bestelbus die ze later opnieuw huurde met daarin de kliko met het lichaam naar de locatie in Vlaardingen gereden, waar de kliko uiteindelijk door de verdachte en [verdachte Bi.] in het water is gegooid.
Op de avond van 2 augustus 2014 is er bij de woning van [verdachte G.] een Duits sprekende jongen geweest, die verbleef en die avond is teruggebracht naar het Inntel in Rotterdam.
4.1.4.
Beoordeling scenario [verdachte G.]
Met betrekking tot dit door [verdachte G.] gegeven scenario merkt de rechtbank het volgende op.
Na haar aanhouding heeft [verdachte G.] niet direct naar waarheid verklaard. Zij is echter reeds een dag na haar aanhouding gaan verklaren over hetgeen volgens haar is gebeurd. Zij heeft daarbij diverse locaties aangewezen, zoals de loods waar de kliko met daarin het lichaam van het slachtoffer is bewaard, de plaats in Bleiswijk waar vuilniszakken met (bloed besmeurde) spullen zijn verbrand en de exacte plek waar de kliko in het water is gegooid. De routes die daarbij volgens haar verklaring zijn gereden met de gehuurde bestelbus blijken overeen te komen met de track & trace gegevens van deze bus, op de aangewezen plaats in Bleiswijk zijn een schroeiplek en wat brandresten gevonden en op de door [verdachte G.] aangewezen plaats waar de kliko in het water zou zijn gegooid is het stoffelijk overschot van het slachtoffer aangetroffen.
Er zijn echter nog meer punten uit de verklaringen van [verdachte G.] die geverifieerd konden worden en juist bleken te zijn. De rechtbank wijst op een aantal daarvan:
  • De route die zij stelt te hebben afgelegd met de auto van haar vader (waarin de kliko in eerste instantie zou zijn vervoerd) is gecontroleerd aan de hand van gegevens van Vialis en past bij de verklaring van [verdachte G.] .
  • Het letsel van het slachtoffer (één schotverwonding met hagelpatroon en een breuk in de schedel) past bij het door haar genoemde jachtgeweer en de klap op het hoofd.
  • De door haar gestelde aankoop van cement bij de Praxis, is nagetrokken bij de Praxis en juist gebleken.
  • Met betrekking tot het bezoek aan een oom van [verdachte Bi.] in de wijk Schollevaar, is vastgesteld dat in die wijk inderdaad een oom van [verdachte Bi.] woont.
  • De verklaring van [verdachte G.] over de Duits sprekende jongen die op 2 augustus 2014 ’s avonds bij haar woning is geweest en in het Inntel in Rotterdam zou verblijven klopt met het onderzoek waaruit is gebleken dat een contact van de verdachte, een Zwitser, die dag samen met een Duitser in het Inntel verbleef en dat zij contact hadden met de verdachte.
Daar komt nog bij dat [verdachte G.] zichzelf door haar verklaringen in aanzienlijke mate heeft belast, hetgeen wordt beschouwd als een sterke aanwijzing dat [verdachte G.] de waarheid verklaart waar het betreft de vraag welk scenario zich rond de dood van het slachtoffer heeft afgespeeld.
4.1.5.
Tussenconclusie
De conclusie van de rechtbank uit het vorenstaande is de volgende.
Het scenario van de verdachte is, bezien tegen het licht van de hiervoor geschetste kanttekeningen, bij gebreke van verificatiemogelijkheden en gezien hetgeen verder met betrekking tot die verklaringen is opgemerkt, niet aannemelijk geworden. Het scenario dat door [verdachte G.] is geschetst is verifieerbaar gebleken, en blijkt op veel punten overeen te komen met objectieve onderzoeksresultaten. Bovendien heeft [verdachte G.] , zoals gezegd, zichzelf door haar verklaringen in aanzienlijke mate belast. Dit scenario is daardoor wel aannemelijk geworden.
De rechtbank acht daarom de verklaringen die door [verdachte G.] zijn afgelegd over hetgeen zich heeft afgespeeld op en na 2 augustus 2014 voldoende betrouwbaar en mitsdien in overwegende mate bruikbaar voor het bewijs. Het op dit punt door de verdediging gevoerde verweer wordt verworpen.
4.2.
Verder bewijsmateriaal
Naast de verklaring van [verdachte G.] ( [verdachte G.] ) en de genoemde verifieerbaar gebleken feiten en omstandigheden in haar verklaring, is er ander bewijsmateriaal voorhanden dat wijst in de richting van de verdachte als degene die op 2 augustus 2014 een schutter heeft geregeld om het slachtoffer om het leven te brengen.
Zo zijn er de verklaringen die de getuige [getuige] , destijds de vriendin van de verdachte, tegenover de politie heeft afgelegd. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar eind juli/begin augustus 2014 heeft verteld dat ze een jongen uit Peru of Colombia hadden geliquideerd. Ze hadden hem uitgenodigd in de villa in Nieuwerkerk a/d IJssel van [verdachte G.] . De verdachte zou hem niet zelf hebben doodgeschoten, maar dit was door iemand anders gedaan. De verdachte zei dat het slachtoffer weggemaakt moest worden. De verdachte zou haar hebben verteld dat ze het lijk in het water hebben gedumpt. De verdachte zou haar ook hebben gevraagd waar hij beton kon kopen. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige] bevestigd dat ze bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Voorts zijn er de volgende telecom- en Vialis-gegevens die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte bij het regelen en betalen van de schutter, blijkens de bewijsmiddelen, medeverdachte [verdachte E.] .
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de auto waarin de verdachte veelal reed, de Smart, kenteken [kenteken 1.] , op 2 augustus 2014 om 14.08 uur vanuit Rotterdam (de omgeving waar [verdachte E.] woonachtig was) richting de woning van [verdachte G.] reed en daar om 14.17 uur aan kwam. Om 14.30 uur appt de verdachte naar [verdachte G.] dat zij moet komen. Een minuut later schakelt de verdachte zijn telefoon met nummer [nummer] uit. [verdachte G.] heeft verklaard dat toen zij aankwam bij de woning verdachte er al was en dat er iemand klaar stond in de kamer van haar zoon. Om 15.02 uur pingt de verdachte het slachtoffer: “Yo amigo where u”. Vanaf 15.33 uur staat ook verdachts andere telefoon met nummer [nummer] uit.
[verdachte E.] heeft op 2 augustus 2014 tussen 12.02 uur en 15.21 uur zijn telefoon uitgeschakeld. Het laatste contact om 12.02 uur was met betrokkene [betrokkene 1.] en het eerste contact om 15.21 uur is eveneens met [betrokkene 1.] . Ook de verdachte heeft contact met [betrokkene 1.] , namelijk om 15.37 uur. Om 15.39 uur belt [verdachte E.] wederom met [betrokkene 1.] . Ondertussen voert de verdachte versluierde berichten met [verdachte G.] over de vraag of de kapper al is geweest en of Samantha er nog is. Volgens de verklaringen van [verdachte G.] wordt dan gesproken over de schutter en het slachtoffer. Om 15.48 uur belt de verdachte nogmaals met [betrokkene 1.] en direct daarna belt hij om 15.50 uur met [verdachte E.] . Gedurende de telefonische contacten vanaf 15.21 uur, dat wil zeggen kort na het schietincident, bevinden zowel de verdachte als [verdachte E.] zich in de buurt van de plaats delict.
Uit zendmastgegevens kan worden afgeleid dat [verdachte E.] zich vervolgens in de richting van zijn woning gaat verplaatsen.
Uit zendmastgegevens en gegevens van Vialis blijkt dat de verdachte zich in de tijdspanne 16.19 uur en 16.27 uur in de richting van Rotterdam, naar de omgeving van de woning van [verdachte E.] begeeft. Dit past bij de verklaring van [verdachte G.] dat hij de schutter ging betalen nadat hij drugs uit de auto van het slachtoffer had gehaald.
De verdachte heeft geen enkele verklaring voor zijn bewegingen die dag en zijn contacten met onder meer [betrokkene 1.] en [verdachte E.] willen geven. Zijn vrijblijvende verklaring dat hij niets over de handel in verdovende middelen wil verklaren, biedt geen enkele toets mogelijkheid. Dat maakt dat de rechtbank aan deze verklaring voorbij gaat. De hiervoor genoemde objectieve gegevens passen evenwel goed bij de verklaring van [verdachte G.] over het regelen en betalen van de schutter. Zoals hiervoor weergegeven wordt deze verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs geacht.
Alles in samenhang beziend staat buiten redelijke twijfel vast dat het de verdachte is geweest die een schutter heeft geregeld om de door hem voorgenomen liquidatie van het slachtoffer te realiseren.
4.3.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, voor zover redengevend voor het bewijs, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op
of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
doorimmers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s)opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een
pistool en/of (hagel
)geweer,
althans een vuurwapen, één of meerkogel
(s
)in het lichaam van die [slachtoffer] af
te vurengevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van
2 augustus 2014 tot en met
6 augustus 2014, in de gemeente
(n
)Zuidplas
en/of Rotterdamen
/ofVlaardingen
en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
eenander
en,
althans alleen, een lijk (te weten het lichaam van de overleden [slachtoffer] ) heeft verborgen en
/ofweggevoerd en
/ofweggemaakt, met het oogmerk om het feit en
/ofde oorzaak van het overlijden te verhelen, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
),
- dat lijk enige tijd bewaard
,in de door
(een
)mededader
(s)bewoonde woning (gelegen aan de [woonplaats] ) en
/of (vervolgens
)in een loods (gelegen op of aan de Vulcaanweg te Vlaardingen) en
/of
- dat lijk, in een
(vuil
)container/kliko gestopt en
/ofbewaard en
/ofvervoerd en
/of
- dat lijk (in die container/kliko), meermalen,
althans éénmaal (telkens)vervoerd en
/ofbewaard in een door
hem en/of door zijn mededader
(s)bestuurde (personen)auto en
/of (bestel
)bus en
/of
- die (personen)auto en
/of (bestel
)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die auto
en/of bus bevond)
in de richting van/naar de Vulcaanweg te
Vlaardingenen
/ofin de richting van(een steiger gelegen aan) het Oeverbospad
(telkens)te Vlaardingen gereden en
/of
- ( in de loods gelegen aan de Vulcaanweg te Vlaardingen en
/ofterwijl aldaar het lijk zich in de container/kliko bevond) een hoeveelheid cement/beton,
in elk geval een hoeveelheid (bouw)materiaalin de container/kliko gestort/gedaan en
/of
- die
(bestel
)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die bus bevond) gestopt op een weg nabij een steiger en
/ofwater (gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardingen) en
/of
-
(aldaar)de container/kliko
en/of (inhoudende) het lijk
(vanaf een steiger gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardi
gn
gen
)in
een/het water
aan/langsvan de Nieuwe Waterweg te Vlaardingen gedumpt
en/
ofgeduwd
/gegooid/geslingerden
/of
- dat lijk (
al dan nietin die
,met cement/beton verzwaarde container/kliko
) in dat water (van/aan/in de Nieuwe Waterweg te Vlaardingen) achtergelaten en
/ofzich
(aldus
)van dat lijk ontdaan;
3.
hij op
of omstreeks10 oktober 2014 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 94,4 gram
cocaïne, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/of
-
ongeveer3051 pillen (
stuks,zijnd
e854,3 gram
)(
XTC)pillen, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en
/ofamfetamine
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
Medeplegen van moord
feit 2:
Medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen
feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is als mededader betrokken geweest bij de moord op een Colombiaanse man die hij kende uit het criminele milieu. De moord vond plaats vanwege een conflict om geld of drugs. Het slachtoffer was 58 jaar oud toen hij werd doodgeschoten en liet diverse familieleden na. De verdachte heeft bij de moord een hoofdrol gespeeld. De moord vond plaats op zijn initiatief. Hij heeft een schutter geregeld. Hij heeft deze opgehaald en naar de woning gebracht waar het schietincident plaatsvond. Hij heeft de schutter na afloop ook betaald. De verdachte heeft door zelf te bellen en daartoe ook opdrachten te geven aan zijn toenmalige vriendin, tevens mededader, ook bewerkstelligd dat het slachtoffer naar de woning zou komen. De verdachte heeft geprobeerd om zelf buiten beeld te blijven, onder andere door weg te gaan toen het slachtoffer naar de woning kwam waar de schutter klaarstond. Hij bevond zich op dat moment in de nabijheid van de woning. Vrij kort nadat het slachtoffer was neergeschoten is hij daar weer naar teruggegaan. In zijn opdracht is toen nog met een hamer op het hoofd van het slachtoffer geslagen.
De verdachte is ook nauw betrokken geweest bij het wegmaken van het stoffelijk overschot van het slachtoffer. Hij heeft het lijk samen met een mededader in een kliko gestopt en geregeld dat die kliko kon worden geplaatst in een loods. Tevens heeft hij opdracht gegeven om een auto te regelen en een bestelbusje te huren om de kliko met het lijk te vervoeren. Hij was ook degene die opdracht gaf om de kliko met het lijk met cement te vullen en aldus te verzwaren. Tevens heeft hij samen met een mededader de verzwaarde kliko met het lijk in de Nieuwe Waterweg gedumpt. Ruim twee maanden later is het lichaam daar zwaar verminkt en onherkenbaar teruggevonden. De bedoeling was dat het stoffelijk overschot van het slachtoffer nooit meer terug gevonden zou worden en dat zijn dood en de oorzaak daarvan niet bekend zouden worden.
De verdachte is meedogenloos en gewetenloos te werk gegaan. Het leven van een ander lijkt hem niets waard te zijn. Hij lijkt zich er niet om te hebben bekommerd dat hij een van de ernstige misdrijven pleegde die het Wetboek van Strafrecht kent.
Ook de wijze waarop met het stoffelijk overschot van het slachtoffer is omgegaan is zeer respectloos en onterend.
Door het handelen van de verdachte en zijn mededaders heeft bovendien bij de familie van het slachtoffer langere tijd onzekerheid bestaan over wat er met het slachtoffer was gebeurd. Het uiteindelijke bericht over de wijze waarop hij is gedood en met zijn stoffelijke overschot is omgegaan zal zwaar zijn gevallen bij zijn familie en moet een hele nare gedachte voor hen zijn. Aangenomen wordt dat dit het verdriet om zijn overlijden zal hebben verergerd. Door de toestand waarin het stoffelijk overschot zich bevond, hebben ze ook geen afscheid van het slachtoffer kunnen nemen.
Gezien dit alles en tevens ook nog in aanmerking genomen dat in een woning waar de verdachte in de periode van zijn arrestatie verbleef handelshoeveelheden harddrugs (cocaïne en amfetamine) zijn aangetroffen, wordt een langdurige gevangenisstraf noodzakelijk en onontkoombaar geacht.
Daarbij is tevens betrokken dat de verdachte zake van overtreding van de Opiumwet eerder tot een aanzienlijke gevangenisstraf is veroordeeld.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 47, 57, 151 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en S. Jordaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kegreisz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (in vereniging) (zoals omschreven in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote)hoeveelheid cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 augustus 2014 tot en met 06 augustus 2014, in de gemeente(n) Zuidplas en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een lijk (te weten het lichaam van de overleden [slachtoffer] ) heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- dat lijk enige tijd bewaard, in de door (een) mededader(s) bewoonde woning (gelegen aan de [woonplaats] ) en/of (vervolgens) in een loods (gelegen op of aan de Vulcaanweg te Vlaardingen) en/of
- dat lijk, in een (vuil)container/kliko gestopt en/of bewaard en/of vervoerd en/of
- dat lijk (in die container/kliko), meermalen, althans éénmaal (telkens) vervoerd en/of
bewaard in een door hem en/of door zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto en/of
(bestel)bus en/of
- die (personen)auto en/of (bestel)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die
auto en/of bus bevond) in de richting van/naar de Vulcaanweg en/of (een steiger gelegen
aan) het Oeverbospad (telkens) te Vlaardingen gereden en/of
- ( in de loods gelegen aan de Vulcaanweg te Vlaardingen en/of terwijl aldaar het lijk zich in
de container/kliko bevond) een hoeveelheid cement/beton, in elk geval een hoeveelheid
(bouw)materiaal in de container/kliko gestort/gedaan en/of
- die (bestel)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die bus bevond) gestopt op
een weg nabij een steiger en/of water (gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardingen) en/of
- ( aldaar) de container/kliko en/of (inhoudende) het lijk (vanaf een steiger gelegen aan het
Oeverbospad te Vlaardignen) in een/het water aan/langs de Nieuwe Waterweg te
Vlaardingen gedumpt en/of geduwd/gegooid/geslingerd en/of
- dat lijk (al dan niet in die, met cement/beton verzwaarde container/kliko) in dat water
(van/aan/in de Nieuwe Waterweg te Vlaardingen) achtergelaten en/of zich (aldus) van dat
lijk ontdaan;
(artikel 151 jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht)
art 151 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 94,4 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of
- ongeveer 3051 (stuks, zijnde 854,3 gram) (XTC)pillen, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2/C Opiumwet jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)