ECLI:NL:RBROT:2016:3952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
10/660408-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en wegmaken van een stoffelijk overschot met cruciale rol van de verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van moord en het wegmaken van een stoffelijk overschot. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzittingen van 18 april, 19 april en 27 mei 2016 in acht genomen. De officier van justitie, mr. E. Ahbata, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 15 jaren geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het derde feit, waarbij de verdachte stelde niet op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van een vuurwapen in haar woning.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk een cruciale rol heeft gespeeld in de moord op het slachtoffer, een Colombiaanse man, en dat zij opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld. De verdachte had het slachtoffer naar haar woning gelokt, waar hij werd doodgeschoten door een mededader. Na de moord heeft de verdachte samen met anderen het lichaam van het slachtoffer verborgen en weggevoerd, met als doel de dood en de oorzaak daarvan te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de ernst van haar daden en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaren, rekening houdend met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook meegewogen dat de verdachte na haar arrestatie openheid van zaken heeft gegeven en de locatie heeft aangewezen waar het lichaam van het slachtoffer is gevonden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660408-14
Datum uitspraak: 27 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis,
raadsvrouw mr. C. Oosthoek-van Prooijen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 april 2016, 19 april 2016 en 27 mei 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 18 april 2016 twee maal overeenkomstig de vorderingen van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak feit 3

Standpunt verdediging
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde feit. De verdachte wist niet dat het in de tenlastelegging genoemde vuurwapen, de geluiddemper en de munitie in de tas zaten die in de kast in de slaapkamer van het zoontje van de verdachte stond. De verdachte maakte bijna geen gebruik van die kast. De tas is vermoedelijk achtergelaten door een jongen die in haar woning heeft geslapen enige tijd voordat het wapen en de andere voorwerpen door de politie werden aangetroffen. Hij heeft hierover niets aan de verdachte verteld. Zij wist niet en was zich er dus niet van bewust dat het wapen en de andere voorwerpen zich in haar woning bevonden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder
3 tenlastegelegde feit. De officier van justitie acht de verklaring van de verdachte, dat zij niet wist dat het vuurwapen en de andere in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zich in de tas bevonden die in de slaapkamer van haar zoontje stond, niet geloofwaardig.
Degene die volgens de verdachte de tas bij haar had achtergelaten was een man die een maand ervoor betrokken was geweest bij een achtervolging door de politie. De verdachte had ook contacten met andere criminelen. Zij wist dus dat het niet goed zat met de tas dan wel moet daarvan op de hoogte zijn geweest.
Beoordeling
Volgens vaste rechtspraak is bij het beantwoorden van de vraag of kan worden bewezen of een verdachte wapens en/of munitie opzettelijk voorhanden heeft gehad, van belang of die verdachte zich in meerdere of mindere mate daarvan bewust is geweest, dan wel zich daarvan bewust behoorde te zijn.
Vaststaat dat het onderhavige wapen, de geluiddemper en de munitie zijn aangetroffen in een tas die in een kast stond in de slaapkamer van het zoontje van de verdachte. Niet onaannemelijk is dat de tas met inhoud, zoals de verdachte heeft verklaard en waarvan ook door de officier van justitie wordt uitgegaan, door iemand anders, een man, in de kast is geplaatst. In de tas bevonden zich ook diverse mannenkledingstukken. Tevens blijkt uit het dossier dat er regelmatig verschillende personen in de woning van de verdachte verbleven. Daarvan uitgaande en gelet op de ten aanzien van dit feit, in tegenstelling tot de andere feiten, stellige ontkenning door de verdachte, is evenmin onaannemelijk dat de verdachte niet van de inhoud van de tas op de hoogte was. De stelling dat zij die wetenschap kon hebben vanwege het feit dat de persoon die de tas met inhoud in haar woning zou hebben achtergelaten een crimineel betreft, wordt door de rechtbank bij gebreke van voldoende onderbouwing niet gevolgd.
Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad of had moeten hebben van de aanwezigheid van het wapen, de geluiddemper en de munitie. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste legde feit.

5.Bewijs feiten 1 en 2

5.1.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van hetgeen hierna met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde opzet en de voorbedachten rade nog wordt overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op
of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd
,doorimmers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s)opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een
pistool en/of (hagel
)geweer,
althans een vuurwapen, één of meerkogel
(s
)in het lichaam van die [slachtoffer] af
te vurengevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op
één of meertijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van
2 augustus 2014 tot en met
6 augustus 2014, in de gemeente
(n
)Zuidplas
en/of Rotterdamen
/ofVlaardingen
en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
eenander
en,
althans alleen, een lijk (te weten het lichaam van de overleden [slachtoffer] ) heeft verborgen en
/ofweggevoerd en
/ofweggemaakt, met het oogmerk om het feit en
/ofde oorzaak van het overlijden te verhelen, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar mededader
(s
),
- dat lijk enige tijd bewaard
,in de door haar, verdachte, bewoonde woning (gelegen aan de [woonplaats] ) en
/of (vervolgens
)in een loods (gelegen op of aan de Vulcaanweg te Vlaardingen) en
/of
- dat lijk
,in een
(vuil
)container/kliko gestopt en
/ofbewaard en
/ofvervoerd en
/of
- dat lijk (in die container/kliko), meermalen,
althans éénmaal (telkens)vervoerd en
/ofbewaard in een
door haar en/ofdoor haar
en/of zijn mededader(s)bestuurde (personen)auto en
/of (bestel
)bus en
/of
- die (personen)auto en
/of (bestel
)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die auto
en/of bus bevond naar de Vulcaanweg te Vlaardingen en
/ofin de richting van
(een steiger gelegen aan
)het Oeverbospad
(telkens)te Vlaardingen gereden en
/of
-
(in de loods gelegen aan de Vulcaanweg te Vlaardingen en
/ofterwijl aldaar het lijk zich in de container/kliko bevond
)een hoeveelheid cement/beton,
in elk geval een hoeveelheid (bouw)materiaalin de container/kliko gestort/gedaan en
/of
- die
(bestel
)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die bus bevond) gestopt op een weg nabij een steiger en
/ofwater (gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardingen) en
/of
-
(aldaar)de container/kliko en
/of (inhoudende) het lijk
(vanaf een steiger gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardi
gn
gen
)in
een/het water
aan/langsvande Nieuwe Waterweg te Vlaardingen gedumpt
en/
ofgeduwd
/gegooid/geslingerden
/of
- dat lijk (
al dan nietin die
,met cement/beton verzwaarde container/kliko
) in dat water (van/aan/in de Nieuwe Waterweg te Vlaardingen
)achtergelaten en
/ofzich
(aldus
)van dat lijk ontdaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5.2.
Nadere bewijsmotivering
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde opzet en de voorbedachten rade wordt nog het volgende overwogen.
Uit de bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de verklaringen die de verdachte op de zitting en bij de politie heeft afgelegd, blijkt het volgende. De verdachte wist toen zij op 2 augustus 2014 omstreeks 14.30 uur weer thuis kwam dat er in een slaapkamer in haar woning een man klaar stond die, naar zij begreep, het slachtoffer dood zou gaan schieten. Niettemin heeft zij omstreeks 14.42 uur en 15.14 uur het slachtoffer gevraagd naar haar woning te komen en hem even daarna in haar woning binnengelaten. Eenmaal binnen heeft zij tegen het slachtoffer gezegd dat zijn telefoon, welke een dag eerder in de woning van de verdachte was achtergebleven, in de badkamer lag. De telefoon had zij daar neergelegd. De schutter stond in de slaapkamer tegenover de badkamer en heeft meteen nadat het slachtoffer de badkamer binnenging op hem geschoten.
Op grond hiervan wordt bewezen geacht dat de betrokkenheid van de verdachte bij het dood schieten van het slachtoffer niet het gevolg is geweest van een gemoedsopwelling maar van een tevoren genomen besluit waarbij voldoende tijd en gelegenheid heeft bestaan om over de gevolgen daarvan na te denken. De verdachte heeft bovendien een belangrijke onderdeel van de tenuitvoerlegging voor haar rekening genomen door het slachtoffer naar haar huis te lokken en hem de badkamer in te laten gaan. Het opzet en de voorbedachten rade van de verdachte staan hiermee vast. Het verweer van de verdediging dat van opzet en voorbedachten rade geen sprake is wordt verworpen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
Medeplegen van moord
feit 2:
Medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is als mededader betrokken geweest bij de moord op een Colombiaanse man.
Zij kende het slachtoffer via een van haar mededaders die contacten met het slachtoffer had binnen het criminele milieu. Het slachtoffer was 58 jaar oud toen hij werd doodgeschoten en liet diverse familieleden na. De verdachte heeft bij de moord een cruciale rol gespeeld. Zij is daarbij van begin tot het eind betrokken geweest. Het slachtoffer is in haar woning doodgeschoten, nadat zij hem had gevraagd daar maar toe te komen. Direct na binnenkomst had zij gezegd dat zijn telefoon, die een dag eerder in haar woning was achtergebleven, in de badkamer lag. In een kamer tegenover die badkamer stond -naar de verdachte wist- de schutter klaar die het slachtoffer meteen heeft doodgeschoten. Moord is één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Het benemen van andermans leven is een onomkeerbaar misdrijf.
De dagen na de moord heeft de verdachte met haar mededaders het stoffelijk overschot van het slachtoffer, nadat dit nog een nacht in haar woning had gelegen, in een kliko vervoerd en opgeslagen in een loods. De kliko is daar volgestort met beton. Dit vond plaats in aanwezigheid van de verdachte. Zij was ook aanwezig bij het kopen van de spullen die nodig waren om het beton te maken. Tevens is zij betrokken geweest bij het verbranden van onder andere lappen met daarop bloed van het slachtoffer. De kliko met het met beton verzwaarde lichaam is uiteindelijk met het door de verdachte gehuurde bestelbusje vervoerd naar een bos bij de Nieuwe Waterweg en aldaar in het water gedumpt. Ruim twee maanden later is het lichaam daar zwaar verminkt en onherkenbaar teruggevonden.
De verdachte en haar mededaders pleegden dit delict om er voor te zorgen dat het stoffelijk overschot van het slachtoffer nooit meer terug gevonden zou worden en dat zijn dood en de oorzaak daarvan niet bekend zouden worden.
De verdachte is met dat handelen op zeer respectloze en zeer onterende wijze omgegaan met het stoffelijk overschot van het slachtoffer. Tevens is door haar handelen de familie van het slachtoffer langere tijd in onzekerheid geweest over wat er met het slachtoffer was gebeurd. Het uiteindelijke bericht over de wijze waarop hij is gedood en met zijn stoffelijke overschot is omgegaan, zal zwaar zijn gevallen bij zijn familie en moet een hele nare gedachte voor hen zijn. Aangenomen wordt dat de wijze waarop met zijn dode lichaam is omgesprongen het verdriet om zijn overlijden zal hebben verergerd. Door de toestand waarin het stoffelijk overschot zich bevond, hebben ze ook geen afscheid van het slachtoffer kunnen nemen.
Gezien dit alles kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur.
Enigszins in het voordeel van de verdachte zal daarbij worden meegewogen dat zij vrijwel direct na haar arrestatie opening van zaken heeft gegeven en ook de plek heeft aangewezen waar het lichaam van het slachtoffer, die toen al ruim twee maanden werd vermist, is gevonden.
Tevens is acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts is in aanmerking genomen van het rapport dat GGZ Victas, afdeling reclassering, over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 30 december 2014.
Ook is gelet op het rapport van psycholoog drs. R. Zwaan, gedateerd 31 december 2014. Daarin komt hij tot de conclusie dat de verdachte ter zake van de thans bewezenverklaarde delicten door de borderline persoonlijkheidsstoornis waarvan bij haar sprake is, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Gelet op de onderbouwing daarvan zal deze conclusie worden overgenomen en daarmee rekening worden gehouden.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 151 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en S. Jordaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kegreisz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den Ussel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) opzettelijk met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (in vereniging) (zoals omschreven in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote)hoeveelheid cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, terwijI dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 02 augustus 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) opzettelijk met een pistool en/of (hagel)geweer, althans een vuurwapen, één of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd en/of (met kracht) met een hamer, althans een hard en/of zwaar en/of stomp voorwerp, tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] , heeft geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 augustus 2014 tot en met 06 augustus 2014, in de gemeente(n) Zuidplas en/of Rotterdam en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een lijk (te weten het lichaam van de overleden [slachtoffer] ) heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s),
- dat lijk enige tijd bewaard, in de door haar, verdachte, bewoonde woning (gelegen aan de [woonplaats] ) en/of (vervolgens) in een loods (gelegen op of aan de Vulcaanweg te Vlaardingen) en/of
- dat lijk, in een (vuil)container/kliko gestopt en/of bewaard en/of vervoerd en/of
- dat lijk (in die container/kliko), meermalen, althans éénmaal (telkens) vervoerd en/of bewaard in een door haar en/of door zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto en/of (bestel)bus en/of
- die (personen)auto en/of (bestel)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die auto en/of bus bevond) in de richting van/naar de Vulcaanweg en/of (een steiger gelegen aan) het Oeverbospad (telkens) te Vlaardingen gereden en/of
- ( in de loods gelegen aan de Vulcaanweg te Vlaardingen en/of terwijl aldaar het lijk zich in de container/kliko bevond) een hoeveelheid cement/beton, in elk geval een hoeveelheid (bouw)materiaal in de container/kliko gestort/gedaan en/of
- die (bestel)bus (terwijl die container/kliko met het lijk zich in die bus bevond) gestopt op een weg nabij een steiger en/of water (gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardingen) en/of
- ( aldaar) de container/kliko en/of (inhoudende) het lijk (vanaf een steiger gelegen aan het Oeverbospad te Vlaardignen) in een/het water aan/langs de Nieuwe Waterweg te Vlaardingen gedumpt en/of geduwd/gegooid/geslingerd en/of
- dat lijk (al dan niet in die, met cement/beton verzwaarde container/kliko) in dat water (van/aan/in de Nieuwe Waterweg te Vlaardingen) achtergelaten en/of zich (aldus) van dat lijk ontdaan;
(artikel 151 jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht)
art 151 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op of omstreeks 08 oktober 2014 te Nieuwerkerk aan den IJssel, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2° van de Wet wapens en munitie, te weten een (automatisch) vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk ERO, model Copie van de Israelische UZI, voorzien van serienummer 165639, voorhanden heeft gehad
en/of
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten achttien (18) kogelpatronen, van het kaliber 9x19 van het merk Geko, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26, 13 jo. 55 Wet Wapens en munitie)