4.2.Bewijs dat de verdachte de schutter is
De verklaringen van [verdachte G.] houden onder andere in dat er op 2 augustus 2014 bij terugkeer in haar woning een schutter klaarstond die het slachtoffer zou neerschieten, dat [verdachte Bl.] die schutter had geregeld en opgehaald, dat het schietincident plaatsvond kort na 15.15 uur, dat het slachtoffer omstreeks 15.20 uur is neergeschoten, dat de schutter meteen na het schieten uit de woning is vertrokken, dat [verdachte Bl.] en Kleine naar haar woning zijn gekomen en kort daarna de schutter zijn gaan betalen, dat zij daarvoor drugs die het slachtoffer bij zich had in een zakje hadden gedaan en hebben meegenomen.
Op aanwijzing van [verdachte G.] is een compositietekening van de schutter gemaakt, welke tekening gelijkenis vertoond met de verdachte. Voorts is met [verdachte G.] een foslo-confrontatie gehouden, waarbij zij (enigszins aarzelend) de foto van de verdachte als de schutter aanwijst.
Naast deze verklaringen van [verdachte G.] , de gelijkende compositietekening en de resultaten van de foslo-confrontatie, blijkt uit de bewijsmiddelen voorts van de volgende onderzoeksresultaten met betrekking tot zendmast-, telecom- en andere gegevens waaruit
-in samenhang bezien- betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident kan worden afgeleid.
Zo zijn er de verklaringen die de getuige [getuige] , destijds de vriendin van [verdachte Bl.] , tegenover de politie heeft afgelegd. Zij heeft verklaard dat [verdachte Bl.] haar eind juli/begin augustus 2014 heeft verteld dat ze een jongen uit Peru of Colombia hadden geliquideerd. Ze hadden hem uitgenodigd in de villa in [woonplaats] van [verdachte G.] . [verdachte Bl.] zou hem niet zelf hebben doodgeschoten, maar dit was door iemand anders gedaan.
Voorts kan uit Vialis-gegevens worden opgemaakt dat de auto waarin [verdachte Bl.] veelal reed, de Smart met kenteken [kenteken 1.] , 2 augustus 2014 om 14.08 uur vanuit Rotterdam (de omgeving waar de verdachte woonachtig was) richting de woning van [verdachte G.] reed en daar om 14.17 uur aan kwam. Dit ondersteunt de verklaring van [verdachte G.] dat [verdachte Bl.] de schutter had opgehaald en meegenomen naar haar woning.
Uit de contacten die zijn gemaakt met het telefoonnummer [nummer] kan worden afgeleid dat dit het nummer van de verdachte is; er is gebeld met familie van de verdachte en met onder meer een zekere [betrokkene 2.] . Tevens heeft de verdachte dit nummer zelf opgegeven als zijn telefoonnummer nadat hij een aanrijding had gehad en heeft een vriendin van de verdachte verklaard dat dit het nummer was van de verdachte. Het telefoonnummer is van 23 juli 2014 tot 2 augustus 2014 gebruikt.
Op 2 augustus 2014 om 15.21 uur, vrijwel direct na het schietincident, heeft de verdachte met dit nummer telefonisch contact met [betrokkene 1.] . Dit was tevens het tijdstip waarop de telefoon van de verdachte voor het eerst weer in gebruik werd genomen nadat hij om 12:02 uur voor het laatst eveneens had gesproken met [betrokkene 1.] . Gedurende het telefonische contact van 15.21 uur straalde de telefoon van de verdachte een zendmast aan in de directe omgeving van de woning van [verdachte G.] waar het slachtoffer is neergeschoten. Uit onderzoek blijkt dat telefoon van de verdacht nooit eerder in deze omgeving heeft aangestraald.
Direct daarna, om 15:22 uur, heeft de verdachte naar [betrokkene 2.] gebeld. Direct na dit telefoongesprek, heeft [betrokkene 2.] zich verplaatst vanuit de omgeving van zijn woning naar de (omgeving van de) woning van [verdachte G.] . Tijdens deze rit heeft de verdachte om 15.24 uur, 15.33 uur en 15.40 uur telefonisch contact gehad met [betrokkene 2.] . [betrokkene 2.] is, evenals de verdachte, niet eerder in de buurt geweest van de woning van [verdachte G.] . Daarna om 15.24 en 15.39 uur heeft de verdachte nog twee keer naar de telefoon van [betrokkene 1.] gebeld. De telefoon van de verdachte straalde hierbij nog steeds de zendmast aan in de omgeving van het huis van [verdachte G.] , de plaats delict. Als om 15:43 uur de verdachte weer met [betrokkene 2.] belt, stralen de telefoons van zowel de verdachte als [betrokkene 2.] aan op zendmasten in de omgeving van de woning van [verdachte G.] .
Om 15.48 uur heeft [verdachte Bl.] telefonisch contact met [betrokkene 1.] , direct daarna is er om 15:50 uur rechtstreeks telefonisch contact tussen de verdachte en [verdachte Bl.] , die -zoals aangegeven- volgens de verklaring van [verdachte G.] nauw betrokken was bij de (voorbereiding van) het schietincident. Dit is het eerste en enige contact tussen hen beiden. Gedurende dit telefonische contact bevinden zowel [verdachte Bl.] als de verdachte zich in de buurt van de plaats delict. Als vervolgens de verdachte om 15:51 uur door zijn broer wordt gebeld, blijkt uit de zendmastgegevens dat zijn telefoon de zendmast Essebaan in Capelle aan den IJssel aanstraalt. Vanaf dat moment is de verdachte zich net als [betrokkene 2.] aan het verwijderen uit de omgeving van de woning van [verdachte G.] .
Uit de bovengenoemde telefooncontacten, de tijdstippen waarop de contacten hebben plaatsgevonden en de locatiegegevens van de telefoons, volgt dat de verdachte en [verdachte Bl.] beiden kort na de schietincident in de buurt van de woning van [verdachte G.] waren, dan beiden telefonisch contact hebben gehad met dezelfde persoon ( [betrokkene 1.] ), die in datzelfde tijdsbestek tevens contact heeft gehad met een man ( [betrokkene 2.] ) die vanuit Crooswijk naar de omgeving van de woning van [verdachte G.] is gekomen en vervolgens samen met de verdachte weer is teruggereden naar Crooswijk, naar de omgeving van de woning van de verdachte. Voorts hebben de verdachte en [verdachte Bl.] onderling telefonisch contact gehad. Dit levert ondersteunend bewijs op voor de hiervoor aangehaalde verklaringen van [verdachte G.] dat de schutter door [verdachte Bl.] was geregeld en dat de verdachte degene is van wie [verdachte G.] een compositietekening heeft gemaakt en die zij bij een foslo-confrontatie als de schutter heeft aangewezen. Hierbij is ook nog in aanmerking genomen dat uit de bewijsmiddelen tevens blijkt dat de telefoons van de verdachte, [betrokkene 1.] en [verdachte Bl.] op 2 augustus 2014 tussen 15.39 uur en 16.45 uur alle drie worden uitgeschakeld en nooit meer in gebruik zijn genomen. In de gegeven context is dit opmerkelijk.
Uit zendmastgegevens en gegevens van Vialis blijkt voorts dat [verdachte Bl.] zich op 2 augustus 2014 in de tijdspanne 16:19 uur en 16:27 uur in de richting van Rotterdam, naar de omgeving van de woning van de verdachte heeft begeven. Dit past bij de verklaring van [verdachte G.] dat hij de schutter ging betalen nadat hij drugs uit de auto van het slachtoffer had gehaald.
Tegenover al de hiervoor genoemde uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden staat geen enkele verklaring van de verdachte omtrent zijn aanwezigheid op 2 augustus 2014 bij de plaats delict of omtrent de genoemde telefonische contacten met de hiervoor genoemde personen.
Daarom staat buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte degene is geweest die op 2 augustus 2014 op verzoek van [verdachte Bl.] en tegen betaling in de woning van [verdachte G.] met een vuurwapen op het slachtoffer heeft gewacht en hem vervolgens direct heeft neergeschoten. Dat hij dat met voorbedachten rade heeft gedaan, behoeft gezien de benoemde feiten en omstandigheden geen nadere uitleg.