Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 januari 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord van 9 maart 2016.
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, aangespannen door eiseres, heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in de zaak met nummer C/10/493873 / HA ZA 16-103. Eiseres, bijgestaan door advocaat mr. C. Car, had de procedure zelf gestart, maar had het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. De griffie van de rechtbank constateerde dat de betaling pas op 18 maart 2016 was ontvangen, terwijl dit binnen vier weken na de eerste zitting op 27 januari 2016 had moeten zijn. Eiseres deed een beroep op de hardheidsclausule, stellende dat de betaling op 19 februari 2016 was overgemaakt door een derde, maar dat er miscommunicatie was opgetreden waardoor de betaling niet correct was verwerkt.
De rechtbank overwoog dat eiseres verantwoordelijk is voor het tijdig voldoen van het griffierecht, ook al had zij de betaling aan een derde overgelaten. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de toepassing van de wet zouden rechtvaardigen om de gedaagde van de instantie te ontslaan. De rechtbank wees het beroep op de hardheidsclausule af en oordeelde dat eiseres in de proceskosten moest worden veroordeeld. De beslissing hield in dat gedaagde werd ontslagen van de instantie en eiseres werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief griffierecht en salaris advocaat.