Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gefailleerde A],
[gefailleerde B][gefailleerde C],
[gefailleerde D],
[gefailleerde E],
[gefailleerde F][gefailleerde G]en
[gefailleerde H], alle gevestigd te Rotterdam,
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 september 2013 met 23 producties;
- de conclusie van antwoord met twee producties;
- het tussenvonnis van 5 februari 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 13 april 2015, inclusief (pleit)aantekeningen aan beide zijden, en productie 3 en een drietal ter comparitie overgelegde brieven van de curator,
- de brieven van mr. Bruns van 28 mei 2015 en van mr. Linssen van 29 mei 2015 met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de brieven van de curator van 27 mei 2015, [eiser] van 25 juni 2015, de rechtbank van 7 juli 2015, de curator van 17 juli 2015, [eiser] van 20 juli 2015, de curator van 20 juli 2015, de rechtbank van 21 augustus 2015, de curator van 25 augustus 2015 en de rechtbank van 1 september 2015, waarin uiteindelijk is beslist dat geen voortzetting van de comparitie zou plaatsvinden en evenmin nadere aktes zouden worden genomen. De rechtbank heeft daarom geen kennis genomen van de overige inhoud van die correspondentie (over de zaak zelf).
2.De feiten
Gespreksverslag [eiser] en [gefailleerde E] 11-04-2011 Wijz. Datum: 19-05-2011” (hierna: het gespreksverslag) is onder meer opgenomen:
(…) Bijgaand ontvangt u het getekende verzoek van [eiser] & [gefailleerde E] Schadeverzekeringen BV om de in de bijgevoegde brief genoemde agentschappen over te voeren. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
op 20 mei 2011 hebben wij aan uw organisatie een brief gericht waarin wij vermelden dat [gefailleerde E][..]
[eiser][..]
per 1 mei zou gaan overnemen.[..]
Indien de posten reeds overgezet zijn van [eiser] naar [gefailleerde E] verzoeken wij u om deze wijziging met spoed met terugwerkende kracht ongedaan te maken.” Deze tekst vormt een duidelijke aanwijzing dat de overvoerbrief (wel) door [bestuurder en aandeelhouder van eiser] is ondertekend en (wel) mede namens [eiser] is verzonden. [eiser] heeft dit ontkend en op de zitting gesteld dat de brief van 30 juli 2011 slechts bedoeld was om de gevolgen van de ten onrechte mede namens haar verzonden overvoerbrief terug te draaien en dat met het woord “wij” in die brief slechts [gefailleerde E] wordt bedoeld. De rechtbank acht die ontkenning echter onvoldoende overtuigend om de bekendheid van [eiser] met en haar betrokkenheid bij de overvoerbrief te ontzenuwen.
5.De beslissing
rol van 22 juni 2016voor een akte aan de zijde van [eiser] voor overlegging van bewijsstukken en, voor zover [eiser] bewijs door getuigen wil leveren, aanzegging van de getuigen met opgave van hun verhinderdata en de verhinderdata van beide partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2016, opdat aan de hand daarvan dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;