ECLI:NL:RBROT:2016:3701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
K/10/4692579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten door scheepsagent aan gedaagde in het kader van vervoerovereenkomsten

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Mediterranean Shipping Company (Nederland) B.V. (hierna: MSC Nederland) SFI Rotterdam B.V. (hierna: SFI Rotterdam) gedagvaard voor de Rechtbank Rotterdam. MSC Nederland vordert betaling van een bedrag van € 3.050,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, wegens onbetaalde facturen met betrekking tot containers die door SFI Rotterdam zijn ontvangen. De vordering is gebaseerd op vervoerovereenkomsten onder cognossementen die door MSC zijn uitgegeven. SFI Rotterdam heeft de vordering betwist en stelt dat zij geen overeenkomst met MSC Nederland heeft gesloten en dus niet tot betaling verplicht is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat MSC Nederland niet heeft aangetoond dat zij als lasthebber van MSC optreedt en dat er geen zelfstandige overeenkomst tussen MSC Nederland en SFI Rotterdam tot stand is gekomen. De kantonrechter overweegt dat MSC Nederland niet gerechtigd is om de vordering in eigen naam in te stellen, omdat zij niet kan bewijzen dat zij de vordering namens MSC instelt. De kantonrechter wijst de vordering van MSC Nederland af en veroordeelt haar in de proceskosten van SFI Rotterdam, die zijn begroot op € 525,00.

De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering van MSC Nederland wordt afgewezen en dat MSC Nederland in de proceskosten wordt veroordeeld, met de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Locatie Rotterdam
Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer: K/10/4692579 / CV EXPL 15-55795
Vonnis van de kantonrechter van 20 mei 2016 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mediterranean Shipping Company (Nederland) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: Van Es gerechtsdeurwaarders & incasseerders te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SFI Rotterdam B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr.drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna “MSC Nederland”, respectievelijk “SFI Rotterdam” genoemd worden.

1.Het verloop van het geding

1.1.
MSC Nederland heeft SFI Rotterdam bij exploot van 17 december 2015 gedagvaard voor de deze rechtbank en vordert – kort gezegd – dat de kantonrechter SFI Rotterdam bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van aan hoofdsom € 3.050,00, te vermeerderen met rente en kosten. MSC Nederland heeft bij dagvaarding twee producties overgelegd.
1.2.
SFI Rotterdam heeft bij conclusie van antwoord, tevens eis in voorwaardelijke reconventie, geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van MSC Nederland in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis. SFI Rotterdam heeft daarbij twee producties overgelegd.
1.3.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 21 maart 2016 een comparitie van partijen gelast.
Op 11 april 2016 heeft de kantonrechter een zittingsagenda aan partijen toegezonden.
Op 10 mei 2016 heeft de comparitie van partijen plaats gevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Op de comparitie heeft MSC Nederland een conclusie van antwoord in reconventie genomen en Informatie ten behoeve van de comparitie van partijen met vijf producties in het geding gebracht.
SFI Nederland heeft op de comparitie haar Korte zittingsaantekeningen met daarbij een productie in het geding gebracht.
1.4.
Partijen hebben vonnis gevraagd.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter merkt de volgende feiten als tussen partijen vaststaand aan, omdat deze enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel onvoldoende (gemotiveerd) betwist zijn, dan wel blijken uit de niet betwiste inhoud van producties waarop beroep is gedaan.
2.1.
MSC Nederland is de cargadoor of scheepsagent van de te Geneve, Zwitserland, gevestigde Mediterranean Shipping Company S.A. (hierna MSC).
2.2.
In 2013 en 2014 heeft SFI Rotterdam, telkens op de betreffende cognossementen vermeld als de geadresseerde (“consignee”) of de “notify party”, diverse goederen (containers) in Rotterdam in ontvangst genomen die onder door MSC uitgegeven cognossementen per zeeschip naar Rotterdam waren vervoerd. Overeenkomstig de betreffende bepaling op de cognossementen vervoegde SFI Rotterdam zich voor aflevering van die containers telkens bij MSC Nederland.
2.3.
De betreffende door MSC uitgegeven cognossementen bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“IN ACCEPTING THIS BILL OF LADING THE MERCHANT EXPRESSLY ACCPTS AND AGREES TO ALL OF THE TERMS AND CONDITIONS, WHETHER PRINTED, STAMPED OR OTHERWISE INCORPORATED ON THIS SIDE AND ON THE REVERSE SIDE OF THIS BILL OF LADING AND THE TERMS AND CONDITIONS OF THE CARRIER’S APLICABLE TARIFF AS IF THEY WERE ALL SIGNED BY THE MERCHANT.
[..]
TERMS CONTINUED ON REVERSE”;
en op de andere zijde

1. DEFINITIONS
The following definitions shall apply in this Bill of Lading:
[..]
Merchant: includes the Shipper, Consignee, holder of this Bill of Lading, the receiver of the Goods and any Person owning, entitled to or claiming the possession of the Goods or of this Bill of Lading or anyone acting on behalf of this Person.
[..]
3. CARRIER’S TARIFF
The terms and conditions of the Carrier’s applicable Tariff are incorporated into this Bill of Lading. Particular attention is drawn to terms and conditions concerning additional charges including demurrage, per diem, storage expenses and legal fees, etc. A copy of the applicable Tariff can be obtained from the Carrier or its agent upon request and the Merchant is deemed to know and accept such Tariff.
[..]
14. DESCRIPTION OF GOODS AND MERCHANT’S RESPONSIBILITY
[..]
14.8
The carrier allows a period of free time for the use of the Containers and other equipment in accordance with the Tariff and as advised by the local MSC agent at the Ports of Loading and Discharge. Free time commences from the day the Container and other equipment is collected by the Merchant or is discharged from the Vessel or is delivered to the Place of Delivery as the case may be. [..] Demurrage, per diem and detention charges will be levied and payable by the Merchant thereafter in accordance with the Tariff.”.
2.4.
MSC Nederland heeft met betrekking tot diverse van die aan SFI Rotterdam in de periode april 2013 tot en met mei 2014 afgeleverde containers kosten aan laatstgenoemde in rekening gebracht wegens (vooral) “plugging”, “storage” en “demurrage” en eenmaal wegens “Terminal Handling Charges, Equipment Inspection Fee, Port Security Charge, Import Handling Fee”.
Onderaan de betreffende facturen van MSC Nederland staat voorgedrukt:
“All activities of Mediterranean Shipping Company (Nederland) BV, in the performance of its services as agents to Mediterranean Shipping Company S.A. (MSC), Geneva, Switzerland, are subject to the standard conditions of carriage of MSC, Which will be sent upon request. Any other activities of Mediterranean Shipping Company (Nederland) BV, are subject to the General Conditions on Agency and Forwarding of Mediterranean Shipping Company (Nederland) BV including the jurisdiction and arbitration clause incorporated therein, as deposited with the registry of the Rotterdam Court on 1st September 2003 under number 140/2003. These conditions will be sent upon request. These General Conditions can also be found on
www.mscnederland.nl.”
SFI Rotterdam heeft dergelijke facturen van MSC Nederland onbetaald gelaten tot het totaal beloop van aan hoofdsom € 3.050,00.

3.De beoordeling

In conventie
3.1.
MSC Nederland vordert veroordeling tot betaling van aan hoofdsom € 3.050,00 wegens de in 2.4 beschreven werkzaamheden met betrekking tot aan SFI Rotterdam in de periode april 2013 tot en met mei 2014 afgeleverde containers. MSC Nederland stelt daartoe dat zij die kosten op grond van vervoerovereenkomsten onder MSC cognossementen te vorderen heeft en dat SFI Rotterdam als geadresseerde of ontvanger tot de betreffende vervoerovereenkomsten is toegetreden. Daartoe verwijst MSC Nederland naar de in 2.3 aangehaalde clausules op de cognossementen. Op grond daarvan is SFI Rotterdam verplicht om de kosten volgens het “Tariff and as advised by the local agent at the Port[..] of [..] Discharge”, dat is MSC Nederland, te betalen.
3.2.
Subsidiair stelt MSC Nederland dat SFI Rotterdam heeft moeten begrijpen dat MSC Nederland deze vordering ten behoeve van de MSC instelt.
3.3.
Het primaire verweer van SFI Rotterdam komt er – kort gezegd – op neer dat zij aan MSC Nederland niets verschuldigd is, omdat zij geen (vervoer)overeenkomst(en) met MSC Nederland heeft gesloten en evenmin is toegetreden tot enige (vervoer)overeenkomst met MSC Nederland. De enige partij die uit de betreffende overeenkomsten van vervoer onder de cognossementen zou kunnen vorderen is MSC. Aldus voert SFI Rotterdam aan.
3.4.
De kantonrechter overweegt het volgende.
3.4.1.
Het gaat hier om een op een of meer overeenkomsten gebaseerde vordering die MSC Nederland in eigen naam tegen SFI Rotterdam heeft ingesteld. In de dagvaarding (of enig ander processtuk) is niet gesteld dat MSC Nederland als onmiddellijk vertegenwoordiger (met volmacht) van MSC optreedt, dan wel dat MSC Nederland als lasthebber (middellijk vertegenwoordiger) van MSC optreedt.
3.4.2.
In de meeste gevallen zal een partij (hier: MSC Nederland) procederen teneinde op te komen voor haar eigen belangen. Die partij wordt dan aangemerkt als zowel de materiële als de formele procespartij.
3.4.3.
Ondanks de betwisting door SFI Rotterdam, heeft MSC Nederland haar stelling, dat zij(zelf) uit hoofde van een of meer overeenkomsten met SFI Rotterdam te vorderen heeft, niet met feiten of omstandigheden onderbouwd, laat staan daarvan het (begin van) bewijs bijgebracht. Daarom moet de conclusie zijn dat tussen MSC Nederland en SFI Rotterdam geen (zelfstandige) overeenkomst(en) tot stand is (zijn) gekomen op grond waarvan eerstgenoemde de gevorderde bedragen van laatstgenoemde kan vorderen.
3.4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat (niet MSC Nederland, maar) MSC als de vervoerder onder de betreffende cognossementen dient te worden aangemerkt. Gesteld noch gebleken is dat (in de cognossementen van MSC) een eigen vorderingsrecht aan MSC Nederland is gegeven met betrekking tot de gevorderde bedragen. Voor zover MSC Nederland betoogt dat een of meer van de in 2.3 aangehaalde clausules van de cognossementen de strekking hebben om aan MSC Nederland een eigen vorderingsrecht te geven, ziet MSC Nederland eraan voorbij dat die clausules (al dan niet in onderling verband gelezen) geen bewoordingen bevatten die op een eigen vorderingsrecht van de cargadoor of scheepsagent van MSC duiden.
3.4.5.
Op het vorenstaande stuit af de stelling dat MSC Nederland zelf is gerechtigd tot de vordering op SFI Rotterdam.
3.4.6.
Een procespartij kan in eigen naam een vordering van een ander in rechte innen indien die ander haar daartoe last heeft gegeven. In geval van lastgeving treedt de lasthebber in eigen naam op en is sprake van middellijke vertegenwoordiging. De lastgeving die betrekking heeft op het innen van een vordering van de lastgever, waarbij de "last" inhoudt dat de lasthebber de rechtsvordering tot het te gelde maken van deze vordering in eigen naam zal instellen, wordt ook wel aangeduid met de term "cessie ter incasso”.
Bij middellijke vertegenwoordiging (“cessie ter incasso”) waarin wordt geprocedeerd op grond van lastgeving maar in eigen naam, behoeft de lasthebber in de dagvaarding niet te vermelden dat hij optreedt voor de belangen van een derde. Echter, indien de lasthebber wordt geconfronteerd met het verweer dat de eisende (formele) procespartij niet de ware schuldeiser (materiele procespartij) is, dan zal de lasthebber moeten stellen en bij betwisting bewijzen dat hij op grond van lastgeving vanwege de werkelijke schuldeiser bevoegd is in eigen naam te vorderen.
In deze zaak voert SFI Rotterdam vanaf de conclusie van antwoord het verweer dat MSC Nederland niet vorderingsgerechtigd is. Echter, gesteld noch gebleken is – ook niet na de conclusie van antwoord – dat MSC Nederland op grond van lastgeving van de werkelijk gerechtigde (zoals MSC) deze vordering instelt, al dan niet met bewoordingen als “cessie ter incasso”.
3.4.7.
Voor zover MSC Nederland betoogt dat SFI Rotterdam had behoren te begrijpen dat MSC Nederland de vordering ten behoeve van de gerechtigde MSC instelt, overweegt de kantonrechter het volgende.
Gesteld noch gebleken is dat op de facturen van MSC Nederland, waarop de vordering is gebaseerd, wordt medegedeeld dat MSC Nederland het betreffende bedrag ten behoeve van MSC in rekening brengt. De overgelegde facturen vermelden niet dat MSC tot de bedragen is gerechtigd of als begunstigde heeft te gelden; deze facturen bevatten, integendeel, de opmerking “Payable to MSC (Nederland) EUR …”.
De omstandigheid dat onderaan de facturen de in 2.4 aangehaalde clausule staat voorgedrukt maakt dat niet anders, omdat daarin niet meer of anders wordt medegedeeld dan welke standaard voorwaarden van toepassing zijn.
Ook de omstandigheid dat SFI Rotterdam (al geruime tijd) wist dat MSC Nederland als cargadoor of scheepsagent voor MSC optrad, brengt niet mee dat SFI Rotterdam daarom had moeten begrijpen dat MSC Nederland de vordering (niet voor zichzelf, maar) voor MSC instelt. Dit geldt eens te meer, nu MSC Nederland op het betreffende verweer van SFI Rotterdam bij conclusie van antwoord en het betreffende aandachtspunt in de zittingsagenda, in haar Informatie ten behoeve van de comparitie van partijen niet reageerde met de mededeling dat zij de vordering voor MSC inde, maar volhield zelf tot de vordering gerechtigd te zijn.
3.4.8.
Daarom moet de conclusie zijn dat MSC Nederland niet tot de onderhavige vordering is gerechtigd en dat zij deze niet ten behoeve van de wel gerechtigde MSC int. Daarop stuit de vordering af.
In reconventie
3.5.
SFI Rotterdam stelt een vordering in reconventie in onder de voorwaarde dat in conventie geoordeeld wordt dat SFI Rotterdam verplicht is tot betaling aan MSC Nederland. Die voorwaarde voor de vordering in reconventie is niet vervuld, zodat de kantonrechter daar verder niet aan toekomt.
Slotsom; proceskosten
3.6.
De kantonrechter zal de vordering van MSC Nederland afwijzen.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de kantonrechter MSC Nederland in de proceskosten veroordelen. De tot dit vonnis aan de zijde van SFI Rotterdam gevallen kosten zal de kantonrechter begroten op € 525,00 aan salaris voor de gemachtigde. De kantonrechter zal de proceskostenveroordeling – zoals gevorderd en niet zelfstandig bestreden – bij voorraad uitvoerbaar verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter,
4.1.
wijst de vordering van MSC Nederland af;
4.2.
veroordeelt MSC Nederland in de proceskosten;
begroot de tot dit vonnis aan de zijde van SFI Rotterdam gevallen kosten op € 525,00;
4.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2016. 20335