ECLI:NL:RBROT:2016:3665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
KTN-4850929_13052016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst zonder transitievergoeding en billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de verzoeker, [verzoeker], met de besloten vennootschap Van Steensel Assurantiën B.V. (VSA). De verzoeker, die sinds 1996 in dienst was bij VSA als commercieel directeur, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW, met een beroep op ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De verzoeker stelde dat VSA hem onterecht beschuldigde van slecht werknemerschap en dat er een verstoorde arbeidsverhouding was ontstaan, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, maar oordeelde dat VSA niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. De rechter concludeerde dat de beschuldigingen van de werkgever niet voldoende onderbouwd waren en dat de verzoeker zelf ook verantwoordelijk was voor de ontstane situatie. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, maar heeft de verzoeker geen recht op transitievergoeding of billijke vergoeding toegekend. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 juli 2016, en de proceskosten werden door iedere partij zelf gedragen.

De uitspraak benadrukt het belang van goed werknemerschap en de noodzaak voor werkgevers om hun beschuldigingen goed te onderbouwen. De rechter heeft ook aangegeven dat de communicatie tussen partijen in het verleden niet als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt, en dat de verzoeker had moeten begrijpen dat de onderhandelingen over zijn arbeidsvoorwaarden een normaal onderdeel van de werkrelatie zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4850929 VZ VERZ 16-3226
uitspraak: 13 mei 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M.S. van Dijk, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Steensel Assurantiën B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. drs. G. van der Wende, advocaat te Capelle aan den IJssel.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “VSA”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671c BW, met bijlagen, ontvangen op 15 februari 2016;
  • het aanvullende verzoekschrift, tevens houdende wijziging van het verzoek, met bijlagen, ontvangen op 31 maart 2016;
  • de aanvullende bijlagen van [verzoeker] , ontvangen op 11 april 2016;
  • het verweerschrift, met bijlagen, ontvangen op 12 april 2016;
  • de aanvullende bijlage van VSA;
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door partijen overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 april 2016. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens VSA is de heer mr. K. [S.] (hierna: [S.] ), algemeen directeur, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. J.W. de Haij.
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1967, is op 22 mei 1996 in dienst getreden bij VSA en daar thans werkzaam in de functie van commercieel directeur bedrijven tegen een salaris van € 5.982,34 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en 13e maand.
2.2
In mei 2013 heeft [verzoeker] met toestemming van VSA de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VVE Pakket van Steensel B.V. (hierna: VVE) opgericht, waarvan hij de algemeen directeur is. [verzoeker] bezit 75% van de aandelen van VVE en VSA 25%. VVE biedt een verzekeringspakket aan voor verenigingen van eigenaren.
2.3
In verband met de oprichting van VVE zijn tussen partijen afspraken gemaakt. Onder meer is het [verzoeker] in uitzondering op het bepaalde in artikel 16 van de arbeidsovereenkomst toegestaan om nevenactiviteiten te verrichten voor VVE buiten de veertig uren per week die hij op grond van de arbeidsovereenkomst voor VSA dient te werken. Tevens is afgesproken dat [verzoeker] die arbeidstijd flexibel mag invullen.
2.4
Daarnaast is tussen VVE en VSA afgesproken dat laatstgenoemde de administratie verzorgt ten aanzien van activiteiten van VVE, zoals het maken van offertes, het invoeren, opmaken en versturen van polissen, het maken van risicorapporten, het incasseren van premie en schadebehandeling. Voorts zijn afspraken gemaakt over de verdeling van provisie en het toedelen van kosten.
2.5
De omzet van VVE is in twee jaar tijd behoorlijk gegroeid.
2.6
In september 2015 is tussen [verzoeker] en [S.] overleg gevoerd en per e-mail gecorrespondeerd over de gemaakte afspraken, in het bijzonder over - verkort weergegeven - de (achterstand in) activiteiten van VSA voor VVE, de verdeling van de kosten die daarmee gemoeid zijn, onrust op de werkvloer bij VSA, de werkzaamheden van [verzoeker] voor VSA naast die voor VVE, en de verdeling van de aandelen VVE.
2.7
Bij e-mailbericht van 24 september 2015 heeft [S.] aan [verzoeker] - verkort en zakelijk weergegeven - medegedeeld dat agendaonderzoek heeft uitgewezen dat VVE grotendeels wordt gerund in de werktijd van VSA en dat dit ten koste gaat van het rendement van VSA. [S.] heeft aangegeven dat dit in wetsterm geen “goed werknemerschap” genoemd wordt, dat het vertrouwen flink is geschaad, en heeft aangedrongen op aanpassing van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] . Daarnaast heeft [S.] aangestuurd op aanpassing van de afspraken tussen VVE en VSA.
2.8
Tussen partijen is een conflict ontstaan.
2.9
Partijen hebben zonder succes mediation beproefd om uit de ontstane situatie te geraken.

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[verzoeker] verzoekt, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
op grond van artikel 7:671c BW de arbeidsovereenkomst te ontbinden en bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de geldende opzegtermijn van vier maanden zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de beschikking, dan wel een in goede justitie vast te stellen datum;
voor recht te verklaren dat VSA aan verzoeker op grond van artikel 7:673 lid 1 onder b 3W, een bedrag van € 79.370,00 bruto aan transitievergoeding verschuldigd is, dan wel aan verzoeker een bedrag van € 79.370,- bruto toe te kennen;
op grond van artikel 7:67lc lid 2 onder b BW aan verzoeker een billijke vergoeding toe te kennen voor wat de inkomens- en pensioenschade betreft ter grootte van:
• Primair: € 311.960,00 bruto, zijnde de inkomens- en pensioenschade over de verwachte werkloosheidsduur, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
• Subsidiair: € 177.854,00 bruto,- volgens de rekenmethodiek van de Kantonrechter Amsterdam d.d. 29 januari 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:400), althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
VSA te veroordelen om aan verzoeker de kosten van mediation ad € 7.054,30 (inclusief btw) te voldoen, te betalen binnen veertien dagen na de beschikking in deze;
te bepalen dat de aan verzoeker verschuldigde vergoedingen worden betaald uiterlijk veertien dagen na het eindigen van de arbeidsovereenkomst;
VSA te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daarbij inbegrepen.
3.2
Daartoe stelt [verzoeker] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat VSA hem grovelijk heeft beledigd door tegen beter weten in en volledig ongegrond te stellen dat hij tijd van VSA heeft “gestolen” en in deze tijd VVE heeft opgezet ten koste van VSA, en door hem te beschuldigen van slecht werknemerschap en disfunctioneren op diverse gebieden en te stellen dat het vertrouwen in hem is geschaad. Tevens stelt [verzoeker] dat VSA misbruik maakt van haar positie als werkgever door van hem een veel lager (ongeveer de helft) salaris af te dwingen en om de afspraken tussen haar en VVE open te breken voor geldelijk gewin. Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten door VSA, met een verstoorde arbeidsverhouding tot gevolg, waardoor in redelijkheid niet van [verzoeker] kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. Daarom wordt verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en de transitievergoeding waarop [verzoeker] recht heeft vast te stellen en een billijke vergoeding toe te kennen.

4.Het verweer

4.1
VSA refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Voor het geval dat het verzoek wordt toegewezen, verweert VSA zich tegen toekenning van de gevraagde transitievergoeding en billijke vergoeding. Daartoe voert VSA – kort gezegd – aan dat zij niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 7:671c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Indien het verzoek, zoals in dit geval, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betreft, en de kantonrechter het verzoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt en kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, zo volgt uit lid 2 aanhef en onder b, van voormeld artikel.
5.2
In artikel 7:673 lid 1 aanhef en onder b, ten tweede, BW is bepaald dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst tenminste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever op verzoek van de werknemer is ontbonden.
5.3
[verzoeker] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is voornemens om dit verzoek in te willigen, want op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting moet worden vastgesteld dat er sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat deze billijkheidshalve na korte tijd behoort te eindigen. De datum van de beëindiging wordt bepaald op 1 juli 2016. Wel zal [verzoeker] gegeven de nader te bespreken uitkomst van de procedure nog in gelegenheid worden gesteld om van zijn bevoegdheid tot intrekking van het verzoek gebruik te maken.
5.4
Naast een verklaring voor recht dat VSA € 79.370,00 bruto aan transitievergoeding aan hem verschuldigd is, heeft [verzoeker] tevens om toewijzing van € 311.960,00 bruto aan billijke vergoeding verzocht. Uit de aangehaalde artikelen volgt dat deze verzoeken alleen kunnen worden gehonoreerd als de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever op verzoek van de werknemer is ontbonden. Daarbij wordt opgemerkt dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat slechts in uitzonderlijke gevallen ernstige verwijtbaarheid kan worden aangenomen.
5.5
Gezien het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting vindt de stelling dat VSA ernstig verwijtbaar heeft gehandeld hoofdzakelijk zijn grondslag in het onder 2.7 vermelde
e-mailbericht van 24 september 2015. Anders dan gesteld, blijkt uit die e-mail niet dat [verzoeker] van disfunctioneren is beticht en evenmin dat hij tijd van VSA heeft “gestolen”, althans die bewoordingen zijn niet gebezigd in de e-mail. Dat laat onverlet dat de toonzetting van de e-mail stevig is, gelet op de verhouding tussen partijen (vóór september 2015) en de niet ter discussie staande verdiensten van [verzoeker] voor VSA. Daarbij komt dat het verwijt dat [verzoeker] in zijn werktijd voor VSA de onderneming VVE heeft opgezet, gemotiveerd is weersproken. Reeds hierom staat niet vast dat het verwijt terecht is. Daaraan kan ook worden getwijfeld gelet op de onder 2.3 vermelde afspraak tussen partijen op grond waarvan het [verzoeker] toegestaan is om nevenactiviteiten voor VVE te verrichten en zijn arbeidstijd voor VSA flexibel in te vullen. De mededeling dat de handelwijze van [verzoeker] als geen goed werknemerschap kan worden gekwalificeerd, lijkt dus voldoende basis te ontberen. Aan de uitspraak dat het vertrouwen in [verzoeker] geschaad is, liggen andere motieven ten grondslag - waarover hieronder meer - dan dat [verzoeker] zich als geen goed werknemer zou hebben gedragen. In dit verband wordt erop gewezen dat VSA aan haar mededelingen niet de conclusie heeft verbonden dat zij van [verzoeker] af wilde. Sterker nog, [S.] heeft op zitting benadrukt dat VSA voor de start van deze procedure graag met hem verder wilde.
5.6
De e-mail van 24 september 2015 staat niet op zichzelf, maar dient te worden bezien in het kader van het overleg en eerdere e-mails tussen partijen gericht op het tot stand komen van nieuwe afspraken over (de samenwerking tussen) VSA en VVE en op de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] . Niet in geschil is dat de snelle groei van VVE consequenties had voor VSA en noopte tot onderhandelingen tussen partijen, temeer daar de ontstane situatie zorgde voor spanningen op de werkvloer bij VSA. Dat de inzet bij die onderhandelingen niet voor beide partijen hetzelfde is geweest, ligt voor de hand en blijkt uit de stukken. [S.] heeft echter redelijkerwijs kunnen aansturen op nieuwe afspraken tussen VSA en VVE en op aanpassing van de arbeidsovereenkomst tussen VSA en [verzoeker] . Uit de stukken blijkt dat VSA het salaris van [verzoeker] ter discussie heeft gesteld, maar geen grond wordt gezien voor het oordeel dat VSA zodoende misbruik heeft gemaakt van haar positie als werkgever. Het stond en staat haar in beginsel vrij om hierover te onderhandelen met [verzoeker] . Dat VSA een veel lager salaris heeft afgedwongen van [verzoeker] mist feitelijke grondslag. Voorts kan bezwaarlijk het verwijt worden gemaakt dat VSA uit is geweest op geldelijk gewin, want [verzoeker] is er zelf ook op uit geweest om een voor hem zo goed mogelijk onderhandelingsresultaat te bereiken. Dat heeft klaarblijkelijk over en weer geleid tot enige frustratie, al voor het verzenden van de e-mail van 24 september 2015. In dit licht bezien, kan de inhoud van die e-mail naar het oordeel van de kantonrechter niet als ernstig verwijtbaar handelen worden aangemerkt. Daarbij is tevens van betekenis dat het doel en de strekking van de e-mail niet is geweest om [verzoeker] te beledigen of op grond van disfunctioneren af te serveren, maar was gericht op de onderhandelingen tussen partijen. Van een medewerker die functioneert op het niveau van commercieel directeur en daarnaast algemeen directeur grootaandeelhouder is van een gelieerde vennootschap kan en mag worden verwacht dat te begrijpen en hierdoor niet al te zeer uit evenwicht te geraken.
5.7
Het voorgaande brengt mee dat, nu ernstig verwijtbaar handelen van VSA niet is komen vast te staan, [verzoeker] geen aanspraak toekomt op de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Voorts wordt geen grond gezien om VSA te veroordelen tot betaling van de kosten van mediation aan [verzoeker] , omdat daartoe onvoldoende is gesteld.
5.8
Ten aanzien van de proceskosten wordt beslist als hieronder vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [verzoeker] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 30 juni 2016;
voor het geval [verzoeker] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2016;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
voor het geval [verzoeker] het verzoek binnen die termijn intrekt:
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van VSA vastgesteld op € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.F. Milders en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465