ECLI:NL:RBROT:2016:3656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
K/10/4675635 CV EXPL 15-54511
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vracht en bijkomende kosten in het kader van internationaal vervoer per binnenschip met toepassing van CMNI en Belgisch recht

In deze zaak heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] VOHT gedagvaard voor de kantonrechter in Rotterdam, waarbij hij betaling vorderde van vracht en bijkomende kosten, te vermeerderen met rente en kosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor het vervoer van kwartszand van Nederland naar België. VOHT heeft verweer gevoerd op basis van verrekening en opschorting wegens een tegenvordering, die echter verjaard bleek te zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van VOHT op grond van artikel 24 CMNI was verjaard, omdat deze niet tijdig was ingesteld. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] toegewezen en die van VOHT afgewezen. Tevens is VOHT veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.209,84, met bijkomende kosten voor nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer: K/10/ 4675635 CV EXPL 15-54511
Vonnis van de kantonrechter van 20 mei 2016
in de zaak van
[eiser in conventie/verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.C.A. van ‘t Zelfde te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OORD HANDEL EN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Doorwerth, gemeente Renkum,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: J.R. van Dijk te Doorwerth.
Partijen worden hieronder aangeduid als “ [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ” en “VOHT”.

1.Het verloop van het geding

1.1.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft VOHT bij exploot van 3 september 2015 gedagvaard en vordert – kort gezegd – dat de kantonrechter VOHT bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zal veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van € 6.492,87 en een bedrag van € 716,32, beide bedragen te vermeerderen met rente en kosten. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft bij dagvaarding drie producties overgelegd.
1.2.
VOHT heeft eerst mondeling geconcludeerd en die conclusie overeenkomstig het verzoek van de kantonrechter vervolgens schriftelijk ingediend. De conclusie van VOHT strekt tot afwijzing met een beroep op verrekening en opschorting wegens een tegenvordering. VOHT heeft daarbij 16 producties overgelegd.
1.3.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 1 februari 2016 een comparitie van partijen gelast. Op 3 maart 2016 heeft de kantonrechter een zittingsagenda aan partijen toegezonden.
Op 6 april 2016 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Daarbij heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een conclusie van antwoord in reconventie genomen en drie producties in het geding gebracht.
Partijen hebben vonnis gevraagd.
1.4.
Bij vergissing is als vonnisdatum bepaald 18 mei 2016, dat had 20 mei 2016 moeten zijn.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter merkt de volgende feiten als tussen partijen vaststaand aan, omdat deze enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel onvoldoende (gemotiveerd) betwist zijn, dan wel blijken uit de niet betwiste inhoud van producties waarop een beroep is gedaan.
2.1.
VOHT heeft (via scheepsbevrachter Gommers B.V.) in september 2014 aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] opdracht gegeven tot het vervoer van een partij kwartszand met het binnenschip ‘Versus’ van (Spijk bij) Bemmel, Nederland, naar Wielsbeke, België. Ter zake van het vervoer is een Charter Reisbevrachting opgesteld en gedateerd 2 september 2016.
2.2.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft de partij kwartszand afgeleverd te Wielsbeke op 9 september 2014.
2.3.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft de vracht ten bedrage van € 6.492,87 en de bijkomende kosten ten bedrage van € 716,32 aan VOHT in rekening gebracht bij facturen van 6, respectievelijk 13 september 2014. De facturen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] dienen binnen vijftien dagen te worden betaald.
VOHT is als opdrachtgever tot vervoer (afzender dan wel bevrachter) de schuldenaar van de vracht en de bijkomende kosten.
2.4.
Bij e-mail van 15 september 2014 heeft VOHT aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] medegedeeld dat de partij kwartszand beschadigd is afgeleverd in Wielsbeke. VOHT heeft op 19 september 2014 een factuur aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gestuurd ter zake van de ladingschade met verwijzing naar die e-mail.

3.De beoordeling

In conventie en in reconventie
3.1.
Deze zaak betreft een internationaal geval, omdat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] in België woont, VOHT in Nederland is gevestigd en de zaak over vervoer per binnenschip van Nederland naar België gaat. Daarom dient de kantonrechter eerst zijn bevoegdheid en het toepasselijke recht te onderzoeken.
3.2.
Nu de dagvaarding is uitgebracht na 15 januari 2015, VOHT in een EU-lidstaat is gevestigd en de zaak een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 van die verordening betreft, dient de bevoegdheid te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-II-Vo).
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft VOHT gedagvaard voor de kantonrechter in Rotterdam op grond van het forumkeuzebeding in het Charter Reisbevrachting (artikel 25 EEX-II-Vo). VOHT is in de procedure verschenen zonder zich op onbevoegdheid van de kantonrechter te beroepen (artikel 26, lid 1 EEX-II-Vo). Derhalve heeft de kantonrechter met betrekking tot de vordering in conventie uit te gaan van zijn bevoegdheid, hetzij op grond van het forumkeuzebeding in het Charter Reisbevrachting hetzij op grond van een stilzwijgende forumkeuze.
Nu de tegenvordering van VOHT voortspruit uit dezelfde vervoerovereenkomst waarop [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zijn vordering in conventie baseert, is het gerecht in Rotterdam ingevolge artikel 8 aanhef en onder 3 EEX-II-Vo ook ten aanzien van de vordering in reconventie bevoegd.
3.3.
Aangezien zowel de vordering in conventie als die in reconventie is gebaseerd op grensoverschrijdend vervoer per binnenschip van Nederland naar België en ten minste één van die landen partij is bij het Verdrag van Boedapest inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren van 22 juni 2001 (CMNI) en het betreffende vervoer na de datum van inwerkingtreding van de CMNI in Nederland (1 juni 2006) is uitgevoerd, is de CMNI (als eenvormig privaatrecht) ingevolge artikel 2 van dat verdrag van rechtswege van toepassing.
Ingevolge artikel 29 CMNI is aanvullend van toepassing, bij gebreke van een rechtskeuze tussen partijen, het recht van de Staat waarmee de vervoerovereenkomst de nauwste banden heeft. Vermoed wordt dat de vervoerovereenkomst de nauwste band heeft met de Staat waarin de vervoerder op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst zijn hoofdvestiging heeft, indien zich in deze Staat ook de laadhaven of plaats van inontvangstneming of de loshaven of de plaats van aflevering of de hoofdvestiging van de afzender bevindt. Indien de vervoerder geen vestiging aan land heeft en hij de vervoerovereenkomst aan boord van zijn schip gesloten heeft, wordt vermoed dat de overeenkomst de nauwste banden heeft met de Staat waarin het schip is geregistreerd of onder de vlag waarvan het vaart, indien zich in deze Staat ook de laadhaven of plaats van inontvangstneming of de loshaven of de plaats van aflevering of de hoofdvestiging van de afzender bevindt.
Vast staat dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] als vervoerder dient te worden aangemerkt en dat hij in België woont. Ook staat vast dat het vervoer van Nederland naar België werd verricht en de partij kwartszand in België is afgeleverd. Daarom is aanvullend aan de CMNI van toepassing het recht van België.
Met toepassing van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), zou de kantonrechter eveneens zijn uitgekomen bij het recht van België als aanvullend recht (artikel 5 Rome I-Vo).
Voorts in conventie
3.4.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert betaling van vracht en bijkomende kosten, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
VOHT erkent de vracht en bijkomende kosten verschuldigd te zijn. VOHT voert geen (zelfstandig) verweer tegen de gevorderde rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Maar VOHT voert aan dat zij deze vorderingen kan verrekenen met een tegenvordering en doet beroep op opschorting wegens haar tegenvordering.
Daarom komen de vorderingen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] voor toewijzing in aanmerking, behoudens de beroepen van VOHT op verrekening, respectievelijk opschorting wegens de tegenvordering. VOHT heeft die tegenvordering in reconventie ingesteld. De kantonrechter zal de beroepen op verrekening en opschorting behandelen bij de behandeling van de vordering in reconventie.
3.5.
De CMNI regelt niet de verplichting tot betaling van rente over vracht en bijkomende kosten, daarom dient die rente volgens het aanvullende Belgische recht te worden beoordeeld.
Van toepassing is de Belgische Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (Belgisch Staatsblad 7 augustus 2002, bladzijde 34281; in werking getreden op 7 augustus 2002). Nu de vordering tot betaling van vracht en bijkomende kosten na 1 januari 2015 rentedragend is geworden, is de Belgische wettelijke handelsrente van 8,5% per jaar verschuldigd. Daarbij merkt de kantonrechter op dat de Belgische wettelijke handelsrente enkelvoudig is (geen samengestelde interest).
De vordering tot betaling van vracht was vijftien dagen na de factuurdatum van 6 september 2014 opeisbaar, derhalve per 21 september 2014. Vanaf die datum loopt de Belgische wettelijke handelsrente.
De vordering tot betaling van bijkomende kosten was vijftien dagen na de factuurdatum van 13 september 2014 opeisbaar, derhalve per 28 september 2014. Vanaf die datum loopt de Belgische wettelijke handelsrente.
3.6.
VOHT heeft geen (zelfstandig) verweer gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Nu [eiser in conventie/verweerder in reconventie] geen bovenmatige buitengerechtelijke kosten vordert, komen die daarom voor toewijzing in aanmerking.
Voorts in reconventie
3.7.
VOHT vordert veroordeling van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] tot betaling van € 28.133,60. Daartoe stelt VOHT dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de partij kwartszand in Wielsbeke heeft afgeleverd in een slechtere toestand dan waarin hij die in Bemmel ten vervoer in ontvangst had genomen, namelijk gecontamineerd met (kiemen van) raapzaad. Door die contaminatie is de partij kwartszand onbruikbaar geworden. De partij kwartszand had in niet-gecontamineerde toestand een aankomstwaarde van € 28.133,60. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] is als vervoerder voor de schade aansprakelijk. Aldus stelt VOHT.
3.8.
De conclusie van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] strekt tot afwijzing van de vordering. Het meest verstrekkende verweer vormt het beroep op verjaring van de vordering op grond van het bepaalde in artikel 24 CMNI.
Ingevolge artikel 24, lid 1 CMNI verjaart een vordering tot vergoeding van ladingschade (zoals die van VOHT) na een jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de goederen zijn of hadden moeten zijn afgeleverd bij de geadresseerde; de dag waarop de verjaringstermijn aanvangt, wordt niet meegerekend. Tussen partijen staat vast dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de partij kwartszand op 9 september 2014 in Wielsbeke heeft afgeleverd. Derhalve trad aan het einde van 9 september 2015 de verjaring in.
Tussen partijen is niet in geschil dat VOHT haar vordering in rechte aanhangig heeft gemaakt door het indienen van haar eis in reconventie ter zitting van 16 december 2015. Op laatstgenoemde datum was de vordering van VOHT ingevolge artikel 24, lid 1 CMNI verjaard, tenzij de verjaring voordien was gestuit of geschorst; verlenging van de verjaringstermijn is tussen partijen niet aan de orde.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat VOHT [eiser in conventie/verweerder in reconventie] voor de ladingschade aansprakelijk heeft gesteld bij e-mail van 15 september 2014. VOHT heeft op 19 september 2014 een factuur aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gestuurd ter zake van de ladingschade met verwijzing naar die e-mail. Nadien is tussen partijen over de schade(oorzaak) gecorrespondeerd.
Ingevolge artikel 24, lid 3 CMNI is op de stuiting en schorsing van de verjaring van toepassing het recht dat aanvullend op de vervoerovereenkomst van toepassing is. In dit geval dus Belgisch recht.
Met de Belgische Wet van 23 mei 2013 (Belgisch Staatsblad 1 juli 2013, bladzijde 41312; in werking getreden op 11 juli 2013) is artikel 2244 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek (BW) gewijzigd, teneinde aan de ingebrekestellingsbrief van een advocaat, van een gerechtsdeurwaarder of van een persoon die krachtens artikel 728, § 3 van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen, een verjaringsstuitende werking te verlenen. Sedertdien is voor stuiting van de verjaring vereist: “[..] een ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs verzonden door de advocaat van de schuldeiser, de gerechtsdeurwaarder daartoe aangesteld door de schuldeiser of de persoon die krachtens artikel 728, § 3 van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen namens de schuldeiser, naar de schuldenaar [..]”, die een aantal formele vermeldingen dient te bevatten.
Een bericht (per e-mail of anderszins) van de schuldeiser zelf valt buiten de categorie van mededelingen die de verjaring kunnen stuiten. Om die reden hebben de berichten van VOHT aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de verjaring niet gestuit. De kantonrechter laat nog daar dat de e-mail van VOHT van 15 september 2014 en de verdere door VOHT aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gestuurde berichten niet voldoen aan de formele vereisten van artikel 2244 van het Belgisch BW.
Gesteld noch gebleken is dat VOHT de verjaring op andere wijze vóór 9 september 2015 rechtsgeldig heeft gestuit.
Daarom moet de conclusie zijn dat de vordering van VOHT was verjaard toen zij deze op 16 december 2015 in rechte aanhangig maakte. Daarop stuit de vordering van VOHT af.
3.9.
Ingevolge artikel 24, lid 5 CMNI kan op een verjaarde vordering geen beroep worden gedaan bij wijze van verweer.
Daarom baat het beroep van VOHT op de verjaarde tegenvordering haar ook niet voor haar beroep op verrekening, evenmin voor haar beroep op opschorting.
Slotsom
3.10.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] toewijzen en die van VOHT afwijzen.
3.11.
De kantonrechter zal VOHT als de zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen.
De tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gevallen proceskosten zal de kantonrechter begroten op:
  • dagvaardingskosten € 88,84
  • griffierecht € 221,00
  • salaris gemachtigde € 900,00
totaal € 1.209,84.
De kantonrechter zal de nakosten – zoals gevorderd en niet zelfstandig bestreden – toewijzen en reeds nu begroten op € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening van het vonnis.
3.12.
De kantonrechter zal – zoals gevorderd en niet zelfstandig bestreden – de buitengerechtelijke kosten toewijzen en het vonnis bij voorraad uitvoerbaar verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter,
in conventie en in reconventie:
4.1.
veroordeelt VOHT om aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ter zake van vracht te betalen € 6.492,87 (zegge: zesduizend vierhonderd tweeënnegentig 87/100 euro) te vermeerderen met de Belgische wettelijke handelsrente vanaf 21 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt VOHT om aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ter zake van bijkomende kosten te betalen € 716,32 (zegge: zevenhonderdzestien 32/100 euro) te vermeerderen met de Belgische wettelijke handelsrente vanaf 28 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt VOHT om aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ter zake van buitengerechtelijke kosten te betalen € 875,00 (zegge: achthonderd vijfenzeventig euro);
4.4.
veroordeelt VOHT in de proceskosten;
begroot de tot dit vonnis aan de zijde van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gevallen kosten op € 1.209,84;
begroot het nasalaris op € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening van het vonnis;
bepaalt dat over de proceskosten de Nederlandse wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd wordt vanaf de vijfde dag na de dag van betekening van dit vonnis;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2016.
20335/16744