In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de eiser, een transportonderneming, schadevergoeding van de gedaagde, eveneens een transportonderneming, op basis van werkgeversaansprakelijkheid. De eiser had op 19 september 2011 in opdracht van Linde AG vier ladingen koolzuurgas vervoerd, waarvan één lading was uitbesteed aan de gedaagde. De chauffeur van de gedaagde, [persoon 1], heeft tijdens het lossen van de lading een bodemafsluiter geopend, waardoor koolzuurgas is ontsnapt. De eiser vorderde een schadevergoeding van € 24.227,04, die door Linde AG aan hen was doorbelast voor schoonmaakkosten na het incident.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet aansprakelijk was voor de fout van haar chauffeur, omdat deze handelde onder de instructies van de operator van Linde AG en een andere chauffeur van de eiser. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geen zeggenschap had over de gedragingen van [persoon 1] op het moment van het ongeval, en dat de instructies die aan [persoon 1] waren gegeven duidelijk waren: hij mocht alleen rijden en niet laden of lossen. De rechtbank wees de vordering van de eiser af en veroordeelde de eiser in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke instructies en de rol van zeggenschap in de context van werkgeversaansprakelijkheid, vooral in situaties met gevaarlijke stoffen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet aansprakelijk was op basis van artikel 6:170 BW, omdat er geen sprake was van een fout van de ondergeschikte die onder de zeggenschap van de werkgever viel.