In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. De verzoeker, aangeduid als [eiser], had een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van een ontslag op grond van artikel 7:681 BW, met daarbij verzoeken ex artikel 223 Rv. Dit verzoekschrift werd op 4 januari 2016 ingetrokken, nog voordat de geplande mondelinge behandeling op 13 januari 2016 had plaatsgevonden. De verweerster, PostNL Pakketten Benelux B.V., had nog geen verweerschrift ingediend op het moment van intrekking van het verzoekschrift. PostNL verzocht de kantonrechter om [eiser] in de proceskosten te veroordelen, wat door [eiser] werd betwist.
De kantonrechter overwoog dat, volgens artikel 289 Rv, een proceskostenveroordeling mogelijk is, maar dat in dit geval er geen reden was om het verzoek van PostNL toe te wijzen. De kantonrechter merkte op dat het verzoekschrift door [eiser] was ingetrokken voordat er een beslissing was genomen en dat PostNL geen verweerschrift had ingediend. De kantonrechter concludeerde dat de omstandigheden, waaronder het feit dat het verweerschrift van PostNL al klaar lag, niet voldoende waren om het verzoek tot proceskostenveroordeling te honoreren. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, en het verzoek van PostNL werd afgewezen.