ECLI:NL:RBROT:2016:3511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
10/740015-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in portiekwoning met vrijspraak voor gemeen gevaar voor personen

Op 13 mei 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal, brandstichting en vernieling. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, werd bijgestaan door raadsman J.E.F.K. Liauw. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk stichten van brand in een woning aan de [adres 2] te Rotterdam, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen werd gesuggereerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

De rechtbank oordeelde echter dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er levensgevaar voor personen was ontstaan door de brand. De feitelijke situatie in het flatgebouw was niet onderzocht, en de brand was al gedoofd voordat de brandweer arriveerde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op gemeen gevaar voor personen, maar verklaarde de andere feiten wel bewezen. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal, opzettelijk brand stichten en vernieling.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van deskundigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank achtte de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar, gezien de vastgestelde persoonlijkheidsproblematiek en het recidiverisico. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummers: 10/740015-16
Datum uitspraak: 13 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Scheveningen,
raadsman J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 april 2016.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, hetgeen kan inhouden dat de verdachte voor een periode van maximaal zeven weken klinisch opgenomen zal worden ter observatie en diagnostisering en dat hij zal meewerken aan een intake bij een forensische polikliniek zoals De Waag, Het Dok of soortgelijke instelling.
Partiële vrijspraak
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is aangevoerd dat -gelet op het feit dat de woning is gelegen op de derde woonlaag in een portiekflat van vier woonlagen- door de brand niet alleen gemeen gevaar voor goederen, maar ook levensgevaar voor de in de omliggende woningen aanwezige personen is ontstaan. De officier van justitie stelt dat door de oplettendheid van [getuige] een uitslaande brand is voorkomen.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige situatie niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er door de brand naast gemeen gevaar voor goederen ook gemeen gevaar voor personen is ontstaan.
Allereerst is de feitelijke situatie in de rest van het flatgebouw op het moment van de brand niet onderzocht. Daardoor kan niet worden vastgesteld of er in de aangrenzende woningen in het flatgebouw op dat moment mensen aanwezig waren. Het enkele feit dat het hier een flatwoning betreft is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat levensgevaar voor personen aanwezig is geweest.
Bovendien volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2016 dat de vlammen in de woning aan de [adres 2] te Rotterdam al gedoofd waren op het moment dat de brandweer de woning betrad. Daar komt bij dat door de verbalisanten van de forensische opsporing is vastgesteld dat de brand in de woning een zeer beperkte brand betrof. Op basis van dit onderzoek wordt bij proces-verbaal van 27 maart 2016 geconcludeerd dat er door de brand alleen gemeen gevaar voor goederen is opgetreden.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het gemeen gevaar voor personen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 januari 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge [merknaam 1] , [inscriptie] en een
munt/ [herinneringsmedaille] ter ere van een 25-jarig ambtsjubileum en een hoed kleur grijs, [merknaam 2] en sleutels toebehorende aan [benadeelde] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
2.
hij op 13 januari 2016 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres 2] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met lucifers en/of aanstekers en met gebruik van spiritus en/of wasbenzine, toiletpapier en een TV/Audio meubel en stapeltje(s) kleding en een bank in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
3.
hij op 13 januari 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en een deur
en een hordeur en bloempotten met inhoud en fotolijstjes toebehorende aan [woningbouwvereniging] en/of [benadeelde] heeft vernield;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ingebroken in een woning en een aantal persoonlijke bezittingen van de bewoner meegenomen. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat iemand in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en vervolgens goederen met (emotionele) waarde heeft meegenomen.
Voorts heeft de verdachte vernielingen aangericht in deze woning. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft hij wederom de bewoner schade berokkend.
Ten slotte heeft de verdachte brand gesticht in deze woning. Hierdoor is de materiële schade voor de bewoner nog groter geworden. Bovendien zorgt brandstichting in een woning voor onrust en gevoelens van onveiligheid bij de bewoners, maar ook bij de omwonenden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 april 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages
[naam psychiater] en [naam psycholoog] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd op 26 april 2016 en 8 april 2016. Deze rapporten houden het volgende in.
Beide deskundigen achten bij betrokkene een borderline persoonlijkheidsstoornis, antisociale trekken en een cannabisverslaving aanwezig. Het recidiverisico wordt hoog geschat. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De psycholoog adviseert om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Er wordt een ambulante behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis en de antisociale trekken noodzakelijk gevonden, alsmede van het problematisch middelengebruik om het recidiverisico te verkleinen. Mocht het forensisch ambulante behandeltraject onvoldoende kunnen bijdragen aan psychische stabilisatie en het verkleinen van de kans op herhaling, dan kan een klinisch traject worden overwogen. Betrokkene zal alsdan voor een klinische behandeling moeten worden gemotiveerd vanuit het ambulante behandelcontact en het toezicht.
GGZ Reclassering Palier, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 april 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Teneinde dit risico te verkleinen is een behandeling gericht op het vergroten van het inzicht in de vastgestelde persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik noodzakelijk.
Geadviseerd wordt om naast een onvoorwaardelijk deel een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting om mee te werken aan een intake bij een forensische polikliniek zoals de Waag, het Dok of soortgelijke instelling. Mocht uit de intake naar voren komen dat een ambulante behandeling geïndiceerd is, dan wordt van betrokkene verwacht dat hij meewerkt aan de behandeling en de afspraken nakomt zolang als de behandelaar dit nodig acht. De reclassering acht het daarbij van belang dat een kortdurende klinische opname, voor de duur van maximaal zeven weken, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek tot de mogelijkheden behoort.
Voorts wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen dat betrokkene wordt verplicht om mee te werken aan de begeleiding door het wijkteam (Stichting Mee) of soortgelijke instelling en aan een re-integratietraject gericht op dagactivering middels (vrijwilligers)werk.
Gezien de ernst van het delict en de hoge kans op recidive wordt de rechtbank verzocht om de algemene en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en de reclassering opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht
Straffen
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en aan de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen. In de ernst van de tenlastegelegde feiten ziet de rechtbank aanleiding om eveneens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ten gunste van de verdachte wordt in belangrijke mate afgeweken van hetgeen de officier van justitie heeft geëist. De belangrijkste reden daartoe is gelegen in de partiële vrijspraak onder feit 2.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, de verplichting om mee te werken aan de begeleiding door het wijkteam en aan een re-integratietraject gericht op dagactivering middels (vrijwilligers)werk en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 57, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, alsmede tot een
taakstraf voor de duur van 120 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarden:
-de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
-de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
-de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
-de veroordeelde zal zich melden bij en houden aan de aanwijzingen van GGZ Reclassering Boumanhuis, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
-de veroordeelde zal meewerken aan een intake bij een forensische polikliniek zoals de Waag, het Dok of soortgelijke instelling en zo nodig meewerken aan een ambulante behandeling, zo lang de behandelaar dit noodzakelijk acht, eventueel in combinatie met een korte klinische opname, voor de duur van maximaal zeven weken;
-de veroordeelde zal meewerken aan de begeleiding door het wijkteam (Stichting MEE) of soortgelijke instelling gericht op de praktische zaken en zich houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie, die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn;
-de veroordeelde zal meewerken aan een re-integratietraject gericht op dagactivering middels (vrijwilligers)werk en zich houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.J.M. van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. F.W. van Lottum en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2016.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2016 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge
( [merknaam 1] , [inscriptie] ) en/of een
munt/ [herinneringsmedaille] ter ere van
een 25-jarig ambtsjubileum) en/of een hoed (kleur grijs, [merknaam 2] )
en/of een pijp en/of sleutels en/of (een) overig(e) goed(eren) naar zijn
gading en/of (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen en/of
geld onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2016 te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres 2]
, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met (een) lucifer(s) en/of
(een) aansteker(s) en met gebruik van spiritus en/of wasbenzine,
toiletpapier en/of een TV/Audio meubel, althans een houten kastje, en/of (een)
stapel(tje)(s) kleding en/of een bank, althans een of meer goed(eren), in
brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
spiritus en/of wasbenzine en/of toiletpapier en/of een TV/Audiomeubel, althans
een houten kastje en/of (een) stapel(tje)(s) kleding en/of een bank, althans
een of meer goed(eren), althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of dat toiletpapier en/of dat
TV/Audiomeubel, althans dat houten kastje, en/of die kleding en/of die bank
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
die woning en/of de omliggende woningen en/of de in de omliggende woningen
aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de in de omliggende woningen aanwezig(e) perso(o)n(en), in
elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
(Artikel 157 wetboek van Strafrecht)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 januari 2016 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en) en/of een of meer deur(en)
en/of een hordeur en/of een of meer plantenbak(ken)/bloempot(ten) met inhoud
en/of een/of meer fotolijstje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [woningbouwvereniging] en/of [benadeelde] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(Artikel 350 Wetboek van strafrecht)