ECLI:NL:RBROT:2016:3348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
C/10/481830 HA ZA 15-811
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor restschulden na verkoop van woningen door werkloze eigenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eigenaar van twee woningen en de hypotheekverstrekkende banken, SNS Bank N.V. en Coöperatieve Rabobank U.A. De eigenaar, die zijn woningen gedwongen moest verkopen na verlies van zijn baan, kwam in financiële problemen door de sterke daling van de huizenprijzen. Hierdoor ontstonden er restschulden van meer dan € 300.000. De eigenaar vorderde dat de rechtbank de hypotheekovereenkomsten zou ontbinden of wijzigen, omdat de banken hun verplichtingen niet waren nagekomen en onrechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de eigenaar zelf verantwoordelijk was voor de restschulden, aangezien hij de risico's van de dalende huizenprijzen had aanvaard bij het aangaan van de hypotheken. De rechtbank wees de vorderingen van de eigenaar af en veroordeelde hem in de proceskosten van de banken. De rechtbank concludeerde dat de financiële problemen van de eigenaar voortvloeiden uit zijn eigen keuzes en omstandigheden, en dat de banken niet tekortgeschoten waren in hun zorgplicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/481830 / HA ZA 15-811
Vonnis van 4 mei 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. F.E. Boonstra te 's-Gravenhage,
tegen
1. de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B. Verheij te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. K. Heemrood-van Dijk te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] , Rabobank en SNS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 16 en 17 juli 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord van SNS van 30 september 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 28 oktober 2015 van Rabobank, met producties;
  • de brieven van 18 november 2015 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • de brief van 9 februari 2016 van mr. Boonstra, waarin mededeling wordt gedaan van de verwachting dat omstreeks 20 à 60 personen en een aantal journalisten de zitting wensen bij te wonen en dat één of meer cameraploegen zich zullen melden, met als bijlage een akte overlegging productie voor de zitting van 25 februari 2016;
  • het B3-formulier van 18 februari 2016 van mr. Verheij, met als bijlage een akte voor de zitting van 25 februari 2016, waarin mededeling wordt gedaan van een juridische fusie van diverse Rabobank-entiteiten en het gegeven dat Rabobank rechtsopvolger onder algemene titel is van de oorspronkelijk gedagvaarde coöperatie Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A.;
  • het faxbericht van 15 februari 2016 van mr. Heemrood-van Dijk, waarin wordt verzocht om eventuele op de zitting aanwezige cameraploegen te verbieden om de van de zijde van SNS op de zitting aanwezige personen op beeld vast te leggen;
  • de reactie op de conclusies van antwoord met producties van mr. Boonstra (spreekaantekeningen);
  • de aantekeningen ten behoeve van de comparitie van mr. Heemrood-van Dijk;
  • de spreekaantekeningen van mr. Verheij;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 25 februari 2016;
  • het faxbericht van 18 maart 2016 van mr. Verheij;
  • de brief van 18 maart 2016 van mr. Boonstra;
  • het faxbericht van 24 maart 2016 van mr. Heemrood-van Dijk.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in 2008 een woning gekocht. Hij heeft de aankoop volledig gefinancierd door een hypothecaire geldlening af te sluiten bij SNS.
2.2.
In 2009 heeft [eiser] een tweede woning gekocht. Hij heeft de aankoop volledig gefinancierd door een hypothecaire geldlening inclusief een bouwdepot voor een verbouwing af te sluiten bij Rabobank. Ten tijde van het kopen van de tweede woning had [eiser] zijn eerste woning nog niet verkocht.
2.3.
Medio mei 2010 raakte [eiser] werkloos. In de verdere loop van 2010 kon [eiser] de lasten verbonden aan de financiering van twee woningen niet meer dragen. Daarover heeft hij SNS en Rabobank geïnformeerd. Beide woningen zijn te koop gezet. In 2012 zijn beide woningen uiteindelijk verkocht. De opbrengst van beide woningen was aanzienlijk lager dan de aanschafprijs.
2.4.
Na verkoop van de woningen resteerde een zeer substantiële restschuld van [eiser] jegens zowel SNS als Rabobank. Per 17 april 2012 bedroeg de restschuld van [eiser] aan SNS € [schuld SNS] . Per 19 juli 2012 bedroeg de restschuld van [eiser] aan Rabobank € [schuld Rabobank] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
'Primair te verklaren voor recht dat gedaagde haar verplichtingen jegens eiser heeft geschonden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, althans toerekenbaar is tekort geschoten, zoals hiervoor is uiteengezet, en dat gedaagde daarvoor jegens eiser aansprakelijk is voor de schade die eiser dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden, een en ander door uw rechtbank nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover uw rechtbank ten aanzien van het vaststellen van de omvang van de schade geen aansluiting vindt bij hetgeen door eiser aan gedaagde is voorgesteld;
2. Subsidiair te verklaren voor recht dat de tussen gedaagde en eiser gesloten hypotheekovereenkomst zal worden ontbonden, dan wel met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid zal worden gewijzigd, nu gedaagde haar verplichtingen jegens eiser heeft geschonden en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, althans toerekenbaar is tekort geschoten, en dat gedaagde daarvoor jegens eiser aansprakelijk is voor de schade die hij dientengevolge heeft geleden en zal lijden, een en ander door uw rechtbank nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. Gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.'
3.2.
SNS en Rabobank voeren verweer. Zij concluderen dat de rechtbank de vorderingen zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Rabobank vordert voorts te bepalen dat [eiser] de proceskosten binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis moet voldoen, bij gebreke waarvan [eiser] in verzuim zal zijn. SNS vordert voorts [eiser] in de nakosten te veroordelen en de kosten waarin [eiser] wordt veroordeeld te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van algehele betaling.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Rabobank vordert in reconventie dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
'(a) [eiser] zal veroordelen aan de bank te voldoen het bedrag van EUR [schuld Rabobank] , te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
(b) [eiser] zal veroordelen in de kosten van het geding, met bepaling dat deze kosten binnen veertien dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan [eiser] van rechtswege in verzuim zal zijn.'
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiser] grondt zijn vorderingen - zakelijk weergegeven - op de volgende stellingen. SNS en Rabobank hebben onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] . Zij hebben hun precontractuele zorgplicht geschonden en zij zijn toerekenbaar tekortgekomen. Er is sprake van schuldeisersverzuim van SNS en Rabobank. Op grond van artikel 6:58 BW juncto artikel 6:60 BW is [eiser] bevrijd van de restschuld(en). Voorts beroept [eiser] zich op artikel 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden) en het verbod op overkreditering, zoals bepaald in artikel 4.34 e.v. van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Verder beroept [eiser] zich op een aantal door hem overgelegde artikelen met betrekking tot de maatschappelijke problematiek van de restschulden en op de conclusies van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 194, nr. 3.
4.2.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.3.
Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen de rechtsverhouding tussen [eiser] en SNS en de rechtsverhouding tussen [eiser] en Rabobank. Rabobank heeft geen bemoeienis gehad met de door SNS ter zake van de financiering van de eerste door [eiser] aangeschafte woning verstrekte hypothecaire geldlening. SNS heeft geen bemoeienis gehad met de door Rabobank ter zake van de financiering van de tweede door [eiser] aangeschafte woning verstrekte hypothecaire geldlening. De rechtbank zal hierna eerst de rechtsverhouding tussen [eiser] en SNS behandelen en daarna de rechtsverhouding tussen [eiser] en Rabobank.
De rechtsverhouding tussen [eiser] en SNS
4.4.
Ter comparitie heeft [eiser] over het aangaan van de hypothecaire geldlening met SNS het volgende verklaard:
'Ik wilde destijds een huis kopen en heb om die reden een hypothecaire lening aangevraagd bij SNS. Dit is toentertijd via een tussenpersoon, Fiver B.V., gegaan. Deze lening is uiteindelijk toegekend. Ik had toen een vaste baan en kon het huis goed betalen.'
4.5.
De rechtbank ziet niet in welk verwijt [eiser] SNS kan maken met betrekking tot de door SNS verstrekte hypothecaire geldlening. SNS heeft in reactie op de dagvaarding gemotiveerd aangevoerd dat de geldlening is verstrekt na een correcte toetsing van de verstrekte gegevens conform de destijds geldende normen. Dat er kritiek mogelijk is op de destijds geldende normen, brengt niet mee dat SNS onzorgvuldig handelde door de destijds geldende normen toe te passen. Dat de financiële last voor [eiser] aanvaardbaar was, vindt bevestiging in de mededeling van [eiser] ter zitting dat hij een vaste baan had en dat hij het huis goed kon betalen. Uit de door SNS overgelegde documentatie blijkt voorts dat SNS [eiser] heeft gewaarschuwd voor de aan het aangaan van de hypothecaire geldlening verbonden risico's. De door [eiser] voor akkoord ondertekende offerte vermeldt in dit verband:
'Het aangeboden leningbedrag is hoger dan de huidige marktwaarde van uw woning. Dat betekent dat indien u uw woning verkoopt, of moet verkopen omdat bijvoorbeeld uw inkomen (gedeeltelijk) wegvalt, u een schuldrest kunt overhouden. Deze schuldrest moet aan de bank worden terugbetaald.'
En:
'Deze offerte is tot stand gekomen via bemiddeling van: Fiver B.V.
Deze offerte wordt u aangeboden door tussenkomst van een bemiddelaar. Het is in uw belang dat de financiering aansluit op uw wensen en past bij uw persoonlijke omstandigheden. SNS Bank adviseert u niet en controleert het advies van uw adviseur niet. Bespreek daarom deze offerte, maar ook het belang van vermogensopbouw ten behoeve van aflossing van uw hypotheek en een overlijdensrisicoverzekering, met uw adviseur voordat u de offerte accepteert.'
En:
'Wij wijzen erop dat in het verleden behaalde beleggingsresultaten geen garantie geven voor de toekomst.'
4.6.
SNS mocht ervan uitgaan dat [eiser] de aan hem verstrekte documentatie en informatie, en de risico's die hij nam, goed kon begrijpen en doorgronden. [eiser] had een universitaire opleiding afgerond (rechten) en hij was werkzaam voor een financiële dienstverlener. [eiser] werd bovendien geadviseerd door de door hem ingeschakelde tussenpersoon, Fiver B.V.
4.7.
Uit hetgeen ter comparitie nader van de zijde van [eiser] is aangevoerd, begrijpt de rechtbank dat [eiser] het verweer van SNS dat zij conform de geldende normen heeft gehandeld niet weerspreekt. In de 'reactie op de conclusies van antwoord' onder 2 stelt [eiser] het volgende:
' [eiser] betwist niet zozeer de juistheid van de
persoonlijke en cijfermatige gegevens, zoals deze uit de overeenkomsten en offertes blijken, maar zijn stelling is dat in deze casus centraal staat dat de waarden van de woningen in korte tijd extreem zijn gekelderd en voorts de redenen waardoor dat is veroorzaakt, met het gevolg dat [eiser] niet meer aan zijn verplichtingen uit de overeenkomsten kan voldoen.'
4.8.
In feite wenst [eiser] in deze procedure kennelijk de vraag aan de orde te stellen of het risico van een extreme daling van de woningprijzen in korte tijd in de verhouding tussen [eiser] en SNS voor risico van [eiser] of van SNS kwam.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat uit de contractuele verhouding tussen partijen en de toepasselijke rechtsregels voortvloeit dat het risico van een extreme daling van de woningprijzen voor risico van [eiser] kwam. Immers, [eiser] heeft een som geld geleend bij SNS. Hij is ten opzichte van SNS de verplichting aangegaan om die som geld - met rente - terug te betalen. Of de door hem met die som geld gekochte woning in de tussentijd in waarde stijgt of daalt, staat daar in beginsel los van. Dat zou anders kunnen zijn indien een waardedaling aan SNS was te wijten, dan wel indien SNS ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met [eiser] op de hoogte was van een op handen zijnde substantiële waardedaling van de woning, maar had verzuimd [eiser] daarover te informeren. Dat zich dergelijke bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, kan uit hetgeen is gesteld en gebleken echter niet worden afgeleid.
4.10.
De wijze waarop in 2008 en 2009 en voorafgaande jaren hypothecaire kredietverlening door SNS en andere banken en kredietverstrekkers plaatsvond, is waarschijnlijk een van de elementen geweest die een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de prijzen op de huizenmarkt die zich tot 2008/2009 had voorgedaan. De prijs die potentiële kopers voor een woning kunnen betalen, is immers mede afhankelijk van de mate waarin en de voorwaarden waaronder kredietverstrekkers bereid zijn hypothecaire geldleningen aan kopers te verstrekken. Dat rechtvaardigt echter niet de conclusie dat SNS jegens [eiser] een precontractuele zorgplicht heeft geschonden en/of dat zij jegens [eiser] toerekenbaar is tekortgekomen, dan wel dat zich enige andere rechtsgrond voordoet die toewijzing van enig onderdeel van het gevorderde zou kunnen rechtvaardigen. Van overkreditering was naar de toenmalige normen (gedragscode) geen sprake. Feiten of omstandigheden die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat SNS wist of behoorde te weten dat de waarde van de door [eiser] aan te schaffen woning in korte tijd extreem zou dalen - zodat zij [eiser] daarvoor had behoren te waarschuwen en/of hem de verzochte hypothecaire geldlening had behoren te weigeren - zijn gesteld noch gebleken. SNS is de voor haar uit de contractuele relatie met [eiser] voortvloeiende verplichtingen nagekomen. Er heeft zich na het sluiten van de hypothecaire geldleningsovereenkomst weliswaar een wijziging van omstandigheden voorgedaan - de forse daling van de waarde van de woning - maar die komt in de contractuele relatie tussen partijen voor risico van [eiser] . Fluctuatie van woningprijzen vormt, zeer bijzondere omstandigheden - die zich in deze zaak niet voordoen - daargelaten, niet een omstandigheid die meebrengt dat de kredietverstrekker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In dit verband is van belang dat de enkele daling van de waarde van een woning niet meebrengt dat de aan de overeengekomen financiering verbonden lasten zwaarder gaan wegen. Dat gaat pas een rol spelen zodra de eigenaar van de woning deze wenst te verkopen of deze moet verkopen. Indien getoetst dient te worden aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal dus in ieder geval beoordeeld dienen te worden waar de na de waardedaling opgekomen wens of noodzaak om de woning te verkopen (met als gevolg het ontstaan van een restschuld) uit voortkomt.
4.11.
De namens [eiser] uitgedragen visie dat onrechtmatig handelen of nalaten van SNS, dan wel toerekenbaar tekortschieten van SNS de financiële problemen waarin [eiser] is komen te verkeren heeft veroorzaakt, acht de rechtbank onjuist. Uit hetgeen [eiser] daarover desgevraagd ter comparitie heeft verklaard, volgt dat hij in financiële problemen kwam doordat hij reeds een jaar nadat hij zijn eerste huis had gekocht, een tweede huis kocht, beide volledig gefinancierd, en doordat hij nadien als gevolg van een arbeidsconflict zijn baan verloor. Dat betreft gemaakte keuzes en omstandigheden in de privésfeer van [eiser] waar SNS volledig buiten stond. Het proces-verbaal van de comparitie vermeldt hierover het volgende:
'Enige tijd later wilde ik verhuizen: ik wilde goedkoper wonen en voelde me niet helemaal happy daar. Ik heb mijn huis toen te koop gezet, ben een hypotheektraject voor het tweede huis ingegaan en heb het tweede huis gekocht. Het eerste huis is niet verkocht omdat de koper zich terugtrok. Er was geen getekende koopovereenkomst. Op de vraag van de rechtbank wat ik daarover aan Rabobank heb verteld, antwoord ik dat ik Rabobank heb bericht dat mijn eerste huis te koop stond. Waarom mijn tussenpersoon [tussenpersoon] op de hypotheekaanvraag heeft aangegeven dat die woning is verkocht, weet ik niet.
De dubbele lasten waren niet direct een probleem, maar toen ik mijn baan door een arbeidsconflict verloor begonnen de problemen echt.
De reden dat ik meerdere keukens in het tweede huis wilde laten aanbrengen, was dat ik het huis goedkoper wilde maken door een stukje te verhuren. Ik heb er niet bij stilgestaan dat dit niet mocht volgens de hypotheekvoorwaarden.'
4.12.
De financiële problemen waarin [eiser] is komen te verkeren, zijn in de visie van de rechtbank voortgevloeid uit door [eiser] zelf gemaakte keuzes en genomen risico's. Dat [eiser] nog voordat hij zijn eerste woning had verkocht een tweede woning zou kopen, wederom volledig gefinancierd, welke hij na verbouwing kennelijk in strijd met de hypotheekvoorwaarden (gedeeltelijk) beoogde te gaan verhuren, was voor SNS niet te voorzien. Weliswaar zijn de problemen voor [eiser] uiteindelijk veel groter geworden door de voor hem negatieve ontwikkelingen op de markt voor koopwoningen (een veel lager prijsniveau), maar de rechtbank ziet geen grond om in de verhouding tussen [eiser] en SNS de laatste daarvoor verantwoordelijk te achten. Geen van de door [eiser] genoemde mogelijke juridische grondslagen kan daarvoor in het licht van de gestelde en gebleken concrete feiten en omstandigheden van dit geval de basis vormen.
4.13.
Voor het voeren van een maatschappelijk debat over restschuldenproblematiek in het algemeen is in deze procedure verder geen plaats.
4.14.
Opmerking verdient dat door het verstrekken van de hypothecaire geldlening aan [eiser] niet alleen [eiser] , maar ook SNS risico liep. Immers, SNS liep het risico dat [eiser] de lening niet zou terugbetalen en dat het huis niet voldoende zou opbrengen om de restschuld van [eiser] te voldoen zodat SNS uiteindelijk een niet door zekerheden gedekte restvordering op [eiser] zou houden. Dat risico heeft zich gerealiseerd. [eiser] heeft aan SNS en Rabobank gezamenlijk restschulden van meer dan € [schulden] . Dat [eiser] die restschulden ooit volledig zal voldoen, lijkt niet aannemelijk. [eiser] zal desgewenst op enig moment in aanmerking kunnen komen voor schuldsanering, welke wettelijk is geregeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Schuldsanering zal er uiteindelijk toe leiden dat [eiser] een nieuwe financiële start kan maken en dat SNS in belangrijke mate het nadeel draagt dat voortvloeit uit het feit dat een situatie is ontstaan waarin [eiser] restschulden van zodanige omvang heeft dat niet kan worden verwacht dat hij die volledig zal kunnen aflossen.
4.15.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] tegen SNS zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van SNS gevallen kosten, tot op heden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00
4.16.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen als hierna onder 'de beslissing' omschreven.
De rechtsverhouding tussen [eiser] en Rabobank
4.17.
Bij het aanvragen van een hypothecaire geldlening bij Rabobank heeft [eiser] gebruik gemaakt van de diensten van [tussenpersoon] Hypotheken te Rotterdam (hierna: [tussenpersoon] ).
4.18.
[tussenpersoon] heeft in de aanvraag aan Rabobank kenbaar gemaakt dat [eiser] de woning waarvan hij eigenaar was had verkocht, dat er een restschuld was van € [restschuld] en dat die uit eigen middelen werd gecompenseerd.
4.19.
Ter comparitie heeft [eiser] desgevraagd verklaard niet te weten waarom [tussenpersoon] , de door hem ingeschakelde tussenpersoon, op het hypotheekaanvraagformulier heeft aangegeven dat zijn eerste woning was verkocht. Wat daar ook van zij, dat [tussenpersoon] onjuiste informatie heeft verstrekt, komt voor risico van [eiser] . De rechtbank stelt vast dat in ieder geval feitelijk onjuist is de stelling van [eiser] bij dagvaarding onder 3 en 4 dat hij Rabobank volledig inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, dat hij heeft medegedeeld dat zijn eerste woning nog te koop stond en dat Rabobank desondanks een volledige financiering voor de tweede woning wilde afgeven. Evident is dat aan Rabobank een andere situatie is voorgespiegeld teneinde Rabobank ertoe te bewegen een hypothecaire geldlening inclusief bouwdepot aan te bieden voor de tweede woning.
4.20.
Ook met betrekking tot de door Rabobank aan [eiser] verstrekte hypothecaire geldlening ziet de rechtbank niet in welk verwijt [eiser] Rabobank kan maken. Rabobank heeft in reactie op de dagvaarding gemotiveerd aangevoerd dat het door haar aan [eiser] verstrekte leningsbedrag, afgaande op de aan Rabobank verstrekte informatie, verantwoord was. [eiser] heeft dat niet weersproken. Voorts blijkt uit de door Rabobank overgelegde stukken dat ook Rabobank [eiser] heeft gewaarschuwd voor de aan het aangaan van de hypothecaire geldlening verbonden risico's.
4.21.
Ook in de verhouding tussen [eiser] en Rabobank geldt dat [eiser] in financiële problemen is komen te verkeren als gevolg van de door hemzelf gemaakte keuzes en genomen risico's. Niet valt in te zien waarom de gevolgen daarvan voor rekening van Rabobank zouden moeten komen. De rechtbank verwijst verder naar hetgeen zij in dit verband heeft overwogen ten aanzien van de rechtsverhouding tussen [eiser] en SNS. Die overwegingen zijn in de kern ook van toepassing op de rechtsverhouding tussen [eiser] en Rabobank.
4.22.
De vorderingen van [eiser] tegen Rabobank zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.23.
De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00
in reconventie
4.24.
Rabobank grondt haar vordering in reconventie op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Zij stelt dat zij per saldo een bedrag van [eiser] te vorderen heeft van € [schuld Rabobank] , te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 juli 2012, de dag waarop zij [eiser] informeerde over de restschuld.
4.25.
Het verweer van [eiser] vloeit voort uit hetgeen hij ter onderbouwing van zijn vorderingen in conventie heeft gesteld. Dat verweer slaagt niet. Uit de gestelde en gebleken feiten en omstandigheden vloeit geen rechtsgrond voort die meebrengt dat [eiser] zijn contractuele verplichtingen jegens Rabobank niet dient na te komen. Uit de stellingen van Rabobank vloeit voort dat [eiser] op 19 juli 2012 in verzuim was (artikel 6:83 aanhef en onder c BW) zodat ook de gevorderde wettelijke rente vanaf die datum toewijsbaar is.
4.26.
De vordering van Rabobank zal worden toegewezen. Voor zover sedert 19 juli 2012 reeds bedragen door Rabobank zijn geïncasseerd, komen die uiteraard in mindering op het bedrag met rente en kosten tot betaling waarvan [eiser] wordt veroordeeld.
4.27.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van Rabobank begroot op € 1.421,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.517,00 en aan de zijde van SNS tot op heden eveneens begroot op € 1.517,00,
5.3.
bepaalt dat [eiser] de aan Rabobank verschuldigde proceskosten binnen veertien dagen na de dag waarop dit vonnis is gewezen moet hebben voldaan, bij gebreke waarvan [eiser] van rechtswege in verzuim zal zijn,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis aan de zijde van SNS ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
veroordeelt [eiser] om de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de aan SNS verschuldigde kosten te voldoen met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.7.
veroordeelt [eiser] om aan Rabobank te betalen een bedrag van € [schuld Rabobank] ), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 19 juli 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.421,00,
5.9.
bepaalt dat [eiser] de aan Rabobank verschuldigde proceskosten binnen veertien dagen na heden moet hebben voldaan, bij gebreke waarvan [eiser] van rechtswege in verzuim zal zijn,
5.10.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.
[1729;2221]