In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen C. Steinweg-Handelsveem B.V. (hierna: Steinweg) en HDI-Gerling Verzekeringen N.V. (hierna: HDI). Steinweg vorderde betaling van een bedrag van € 11.110,16 aan pensioenpremie en € 5.433,60 aan buitengerechtelijke kosten, alsook proceskosten. De vordering was gebaseerd op artikel 6:107a lid 2 BW, waarin het regresrecht van de werkgever is geregeld. Steinweg stelde dat HDI aansprakelijk was voor de door haar afgedragen pensioenpremies voor de heer [werknemer], die arbeidsongeschikt was geraakt na een verkeersongeval. HDI betwistte de vordering en stelde dat niet vaststond dat Steinweg verplicht was pensioenpremies af te dragen en dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten onredelijk hoog waren.
De kantonrechter oordeelde dat de pensioenpremie niet onder het loonbegrip van artikel 6:107a lid 2 BW valt, en wees de vordering van Steinweg op dit punt af. Wat betreft de buitengerechtelijke kosten oordeelde de kantonrechter dat HDI weliswaar aansprakelijk was voor deze kosten, maar dat het aantal in rekening gebrachte uren door Steinweg niet in redelijke verhouding stond tot de aard en complexiteit van de zaak. Uiteindelijk werd HDI veroordeeld tot betaling van € 945,00 aan Steinweg, exclusief BTW en kantoorkosten, en in de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.