In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft eiseres, een alleenstaande moeder met schulden, een vordering ingesteld tegen de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de hoogte van de beslagvrije voet die door DUO is gehanteerd bij het gelegde executoriaal loonbeslag. Eiseres is in 2014 in staat van faillissement verklaard, maar dit faillissement is inmiddels opgeheven. Eiseres heeft twee minderjarige kinderen en werkt als verpleegster. De procedure is gestart na een dagvaarding op 15 januari 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 januari 2016. Eiseres stelt dat de door DUO gehanteerde beslagvrije voet van € 866,37 te laag is en dat deze moet worden verhoogd naar € 1.235,23, het bedrag dat volgens haar van toepassing is voor alleenstaande ouders.
DUO heeft verweer gevoerd en stelt dat eiseres een gezamenlijke huishouding voert met haar kinderen en een andere persoon, [persoon2], die op hetzelfde adres woont. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een gemeenschappelijke huishouding is, wat betekent dat de beslagvrije voet die door DUO is gehanteerd correct is. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat zij niet heeft aangetoond dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld. Eiseres is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.027,00. Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2016.