In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij de tweede gedaagde, wonende in Monaco, zich onbevoegd verklaart voor de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij rechtsmacht heeft ten aanzien van de tweede gedaagde, omdat de vorderingen van de eiseres, Borsboom & Hamm N.V., juridisch en feitelijk nauw samenhangen met de vorderingen tegen de eerste gedaagde. De rechtbank heeft daarbij artikel 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toegepast, dat bepaalt dat indien de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van een van de gedaagden, deze ook toekomt ten aanzien van andere gedaagden, mits er een zodanige samenhang bestaat dat gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is.
De eiseres, Borsboom & Hamm N.V., heeft gesteld dat de tweede gedaagde zich heeft verbonden om de eerste gedaagde in staat te stellen om de openstaande declaraties te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een nauwe samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen beide gedaagden, ondanks dat deze op verschillende juridische grondslagen zijn ingesteld. De rechtbank heeft ook overwogen dat het risico op onverenigbare beslissingen in verschillende procedures een belangrijke factor is bij de beoordeling van de rechtsmacht.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de tweede gedaagde niet met succes kan betogen dat hij niet voor de Nederlandse rechter kan worden gedaagd, en heeft de vordering van de tweede gedaagde tot onbevoegdverklaring afgewezen. De rechtbank heeft de tweede gedaagde veroordeeld in de kosten van het incident.