Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] ,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 april 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord van 2 juni 2015, met producties;
- het vonnis van 28 augustus 2015 van de kantonrechter te Rotterdam, waarbij de kantonrechter de zaak heeft verwezen naar de civiele kamer van deze rechtbank;
- de brief van 16 december 2015 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen;
- de brief van 18 januari 2016 van de rechtbank, waarbij de datum van de comparitie van partijen nader is bepaald;
- het faxbericht van 30 maart 2016 van mr. Jansse, met als bijlage een exploot van 31 mei 2013;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 4 april 2016.
2.De feiten
's-Hertogenbosch, voor zover dit bij het hiervoor genoemde arrest door het gerechtshof is bekrachtigd, althans niet is vernietigd, luidt onder de nummers 5.7., 5.8. en 5.10. tot en met 5.14. als volgt:
's-Hertogenbosch hebben [gedaagden] op 3 februari 2012 aan [eisers] doen betekenen, met bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
5.De beslissing
[1729/2869]