ECLI:NL:RBROT:2016:2857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
4898036
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst en toewijzing van transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de besloten vennootschap Tandartsenpraktijk Rotterdam Noord B.V. Verzoekster, die sinds 1 september 2013 bij de tandartsenpraktijk werkte, was op staande voet ontslagen. De ontslagbrief, gedateerd 18 januari 2016, vermeldde dat verzoekster voor de derde keer een waarschuwing had gekregen en dat haar contract per direct werd opgezegd vanwege vermeende misstanden, waaronder een onterechte ziekmelding op 15 januari 2016. Verzoekster betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en vorderde een billijke vergoeding, transitievergoeding en andere vergoedingen.

De kantonrechter oordeelde dat Tandartsenpraktijk niet op de juiste wijze had gehandeld bij het ontslag. Het was niet aan de werkgever om te bepalen of verzoekster daadwerkelijk ziek was, en er was geen bewijs dat verzoekster zich ziek had gemeld terwijl zij niet ziek was. De kantonrechter concludeerde dat verzoekster ten onrechte op staande voet was ontslagen en dat zij recht had op een transitievergoeding van € 1.512,00 bruto en een vergoeding voor de onregelmatige opzegging van € 3.077,89 bruto. De rechter wees de vorderingen van verzoekster voor de billijke vergoeding en andere verzoeken af, maar kende wel rente toe over de toegewezen bedragen. Beide partijen werden veroordeeld in de eigen proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de rechten van werknemers, vooral in gevallen van ziekte en ontslag op staande voet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4898036 VZ VERZ 16-4439
uitspraak: 19 april 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.M.C. Bovy te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tandartsenpraktijk Rotterdam Noord B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.C. Debije te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘Tandartsenpraktijk’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met producties, ontvangen op 7 maart 2016, en van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 april 2016.

2.De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoekster] (geboren op [geboortedatum] 1991) werkte sinds 1 september 2013 bij Tandartsenpraktijk (na daarvoor al vanaf 2011 tot begin 2013 daar gewerkt hebben).
2.2
Tandartsenpraktijk schrijft in een brief aan [verzoekster] van 18 januari 2016, voor zover nu van belang:
Hierbij wil ik met deze schrijven u voor de derde keer een waarschuwing geven. Hieronder puntsgewijs vertel ik u wat er allemaal verkeerd ging:
(…)
• Afgelopen vrijdag 15 januari 2016 bent u eerder weggegaan en later na telefonisch contact gaf u aan dat uw ziekenhuis afspraak vervroegd had en dit zonder aan ons door te gegeven hebben. Dezelfde dag was u gezond op het werk verschenen en tijdens het weggaan was er ook niks aan de hand en rond 12:30 meldde u zichzelf ziek wat al vraagtekens bij ons kwam hoe dat zomaar opeens was gekomen. U gaf aan dat u toch nog zou komen en pas na uur een bericht stuurde dat u niet kwam. U heeft een afspraak verzet hierbij zonder aan ons door te geven waardoor wij de hele dag moesten draaien met maar 3 assistenten en 3 tandartsen.
U weet ook heel goed dat we u mondeling zo vaak al hebben gewaarschuwd maar altijd hebben gehoopt dat het goed zou gaan komen. Zo te zien is dit niet het geval. Twee dagen geleden heeft dhr. [O.] u nogmaals gewaarschuwd en verteld hoe bepaalde dingen moest zijn. Toch bent u eigenwijs om dit niet te volgen. Dit is mijn laatste waarschuwing naar u toe en uw contract wordt ook per direct opgezegd. Dit is ons te veel geworden en u verpest de sfeer in de praktijk.

3.De stellingen van partijen

3.1
[verzoekster] is van mening dat zij ten onrechte op staande voet ontslagen is. Zij berust des-ondanks in dat ontslag, maar zij vordert wel veroordeling van Tandartsenpraktijk tot beta-ling van een billijke vergoeding van het bruto-equivalent van € 4.000,00 netto, van een be-drag van € 3.219,07 bruto (het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsover-eenkomst bij regelmatige opzegging daarvan nog had voortgeduurd) en van de transitiever-goeding van € 1.512,00 netto. [verzoekster] vordert daarnaast loonspecificaties, verval van de wer-king van het concurrentie- en relatiebeding en een vergoeding voor buitengerechtelijke in-cassokosten.
3.2
Tandartsenpraktijk betwist de vordering. [verzoekster] is volgens haar wel degelijk op goede gronden op staande voet ontslagen. Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hier-na ingegaan op de (overige) stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1
Tandartsenpraktijk is bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan [verzoekster] (artikel 7:677 lid 1 BW).
4.2
Een volgens Tandartsenpraktijk onterechte ziekmelding op 15 januari 2016 was volgens de ontslagbrief van 18 januari 2016 de druppel die voor Tandartsenpraktijk de emmer deed overlopen. Het is echter niet aan de werkgever om te beoordelen of een werknemer echt ziek is of niet. Als Tandartsenpraktijk twijfelde aan de ziekmelding had zij de bedrijfsarts moeten laten vaststellen of [verzoekster] echt ziek was. Dit heeft Tandartsenpraktijk niet gedaan. Tandarts-enpraktijk heeft [verzoekster] daarom op staande voet ontslagen om een (in ieder geval op het mo-ment van ontslag) niet vaststaande reden. Er moet alleen daarom al geoordeeld worden dat [verzoekster] ten onrechte op staande voet ontslagen is. Of de spreekwoordelijke emmer vooraf-gaand aan het voorval op 15 januari 2016 al vol genoeg was om door één nieuwe druppel te kúnnen overlopen, behoeft gelet daarop geen bespreking.
4.3
Als het, zoals Tandartsenpraktijk aanvoert, waar is dat [verzoekster] in een gesprek met haar collega [naam collega] heeft gezegd ‘Dan meld ik me wel ziek’ (of iets dergelijks), daarmee zeggend niet ziek te zijn maar zich wel ziek te melden, dan maakt dit het voorgaande niet anders. Als de inhoud van het gesprek met [naam collega] namelijk de reden voor het ontslag op staande voet was, dan had dit in de ontslagbrief moeten staan. Over een gesprek met [naam collega] staat echter niets in de ontslagbrief, naar de kantonrechter begrijpt omdat dit gesprek Tandartsenpraktijk pas ná het ontslag op staande voet ter ore is gekomen.
4.4
Als Tandartsenpraktijk opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, en dit heeft Tandartsenpraktijk gedaan, dan is zij aan [verzoekster] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereen-komst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (artikel 7:672 lid 9 BW). [verzoekster] vordert wat dit betreft een vergoeding van € 3.219,07 bruto, maar Tandartsenpraktijk heeft tijdens de mondelinge behandeling van de zaak uiteengezet dat het om € 3.077,89 bruto gaat. [verzoekster] betwist de berekening van dit laatste bedrag niet. Dit onderdeel van de vordering is dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 3.077,89 bruto.
4.5
[verzoekster] heeft in beginsel recht op een transitievergoeding van € 1.512,00 bruto (en niet netto zoals [verzoekster] vordert). Tandartsenpraktijk voert aan dat [verzoekster] daar echter geen recht op heeft omdat het feit dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] (artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW). De kantonrechter deelt dit standpunt niet. De regering noemt een aantal voorbeelden van ernsti-ge verwijtbaarheid van de werknemer (diefstal, verduistering, het herhaaldelijk niet voldoen aan controlevoorschriften bijvoorbeeld), maar geen van de door de regering genoemde voor-beelden van ernstige verwijtbaarheid is van toepassing in deze zaak. [verzoekster] komt daarom de transitievergoeding toe.
4.6
De kantonrechter kan op verzoek van [verzoekster] aan haar ten laste van Tandartsenpraktijk een billijke vergoeding toekennen als de arbeidsovereenkomst in strijd met de daarvoor gel-dende regels is opgezegd (artikel 7:681 lid 1 BW). Tandartsenpraktijk heeft de arbeidsover-eenkomst niet volgens de daarvoor geldende regels opgezegd. Zij heeft [verzoekster] namelijk ten onrechte op staande voet ontslagen. De regering wijst erop dat het opzeggen in strijd met de daarvoor geldende regels een werkgever ernstig valt aan te rekenen, maar de rechter houdt de mogelijkheid om de hoogte van een vergoeding te bepalen op een wijze die en op het ni-veau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval.
4.7
Tandartsenpraktijk voert aan dat [verzoekster] op of rond het voorval van 15 januari 2016 een gesprek met haar collega [naam collega] had. In dat gesprek heeft [verzoekster] volgens Tandartsenprak-tijk gezegd ‘Laat ’m zeiken, dan meld ik me wel ziek’, met andere woorden: ‘Ik ben niet ziek, maar ik doe alsof, zodat ik niet meer naar mijn werk hoef’. Als dit waar is, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet billijk om Tandartsenpraktijk bovenop de verschuldig-de transitievergoeding en bovenop de vergoeding voor het onregelmatig opzeggen van de arbeidsovereenkomst nog een aanvullende vergoeding te laten betalen. [verzoekster] wordt immers geacht op haar werk te verschijnen en zich niet ziek te melden als zij dat niet is. [verzoekster] be-twist onvoldoende dat hetgeen zij naar Tandartsenpraktijk aanvoert volgens [naam collega] heeft geezegd, waar is. Zij zegt alleen ‘Dat kan, maar ik kan het me niet herinneren’. Nu [verzoekster] de stelling van Tandartsenpraktijk onvoldoende gemotiveerd betwist, moet het ervoor ge-houden worden dat deze stelling van Tandartsenpraktijk, die erop neerkomt dat [verzoekster] zich ziek heeft gemeld terwijl zij niet ziek was, juist is. Voor een aanvullende billijke vergoeding is daarom geen plaats. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
4.8
[verzoekster] vordert de verstrekking van een deugdelijke netto/bruto-specificatie van hetgeen haar in deze zaak toegewezen wordt, op straffe van verbeurte van een dwangsom als Tand-artsenpraktijk niet aan deze veroordeling voldoet. Tandartsenpraktijk voert hiertegen aan dat zij altijd loonspecificaties heeft verstrekt en dat er geen reden is om te verwachten dat dit nu niet gebeurt. [verzoekster] heeft niets gesteld op grond waarvan geoordeeld moet worden dat deze stelling van Tandartsenpraktijk onjuist is. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom af-gewezen.
4.9
[verzoekster] vordert verval van de werking van het concurrentie- en relatiebeding omdat het einde van de arbeidsovereenkomst volgens haar het gevolg is van ernstig verwijtbaar hande-len of nalaten van Tandartsenpraktijk. Niet gebleken is echter dat Tandartsenpraktijk [verzoekster] aan deze bedingen gaat houden, hetgeen Tandartsenpraktijk tijdens de mondelinge behande-ling van de zaak nog eens heeft bevestigd. Ook dit onderdeel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
4.1
[verzoekster] stelt niet dat zij buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Voor een door Tandartsenpraktijk te betalen vergoeding voor die kosten bestaat alleen daarom al geen aan-leiding. Ook dat onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.11
[verzoekster] vordert rente over de toe te wijzen bedragen vanaf het opeisbaar worden daar-van tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit onderdeel van de vordering is toewijs-baar.
4.12
[verzoekster] en Tandartsenpraktijk zijn beide op punten in het (on)gelijk gesteld. De kanton-rechter ziet daarom aanleiding te bepalen dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Tandartsenpraktijk om een [verzoekster] de transitievergoeding van € 1.512,00 bruto te betalen en de vergoeding voor de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst van € 3.077,89 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de dag dat de genoemde bedragen opeisbaar zijn (geworden) tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorder-de.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terecht-zitting.
686