ECLI:NL:RBROT:2016:2747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
4575983
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van kosten wegens niet verschijnen op afspraak in verband met overmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Instituut voor Psychologische Zelfhulp en Ondersteuning (IPZO) en een gedaagde, die niet op een afspraak is verschenen. De gedaagde had zich onder behandeling gesteld voor straatvrees en was op 24 september 2014 niet verschenen op een afspraak. IPZO had een factuur van € 85,00 gestuurd voor het niet verschijnen, welke door de gedaagde niet was betaald. IPZO vorderde betaling van € 136,58, inclusief rente en kosten.

De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zij door een hyperventilatieaanval niet in staat was om de afspraak na te komen. Zij beroept zich op overmacht en stelt dat haar geen algemene voorwaarden zijn verstrekt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de huisregels van IPZO had ontvangen en dat de vordering niet onredelijk bezwarend was. Echter, de rechter oordeelde dat het in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar was om de gedaagde aan de huisregel te houden, gezien haar angststoornis en de omstandigheden van de afspraak.

De kantonrechter heeft de vordering van IPZO afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil. Dit vonnis benadrukt de rol van redelijkheid en billijkheid in contractuele verplichtingen, vooral in situaties waarin de gedaagde te maken heeft met geestelijke gezondheidsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4575983 CV EXPL 15-48415
uitspraak: 18 maart 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vennootschap onder firma
Instituut voor Psychologische Zelfhulp en Ondersteuning, h.o.d.n. IPZO,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
gemachtigde: Van Arkel gerechtsdeurwaarders & incasso te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “IPZO” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 26 oktober 2015 met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van
11 november 2015 en de bij die gelegenheid in het geding gebrachte schriftelijke conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de mondelinge dupliek.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is bepaald op heden.

2.Vaststaande feiten

IPZO is een behandelcentrum voor angsten en fobieën. [gedaagde] heeft zich onder behandeling gesteld van IPZO in verband met straatvrees. IPZO declareerde haar facturen bij de zorgverzekeraar van [gedaagde] . De zorgverzekeraar vergoedt echter niet een factuur ter zake een niet-verschijnen na een afspraak met een behandelaar, een zogenoemde “no show”.
Op 24 september 2014 had [gedaagde] een afspraak met haar behandelaar voor een consult. [gedaagde] is niet op voormelde afspraak verschenen.
IPZO heeft [gedaagde] wegens het niet tijdig afmelden van het consult op 24 september 2014 een factuur gestuurd van € 85,00 die [gedaagde] , ondanks sommaties, onbetaald heeft gelaten.

2.De vordering

2.1
IPZO heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 136,58, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 30 september 2015 over € 85,00, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. De vordering is opgebouwd uit € 85,00 aan hoofdsom, € 3,18 aan verschenen rente en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten. De hoofdsom heeft betrekking op de factuur van 27 oktober 2014 van € 85,00 in verband met het niet tijdig afmelden van een consult op of omstreeks 24 september 2014.
2.2
Aan haar vordering legt IPZO - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] ondanks diverse aanmaningen in gebreke is gebleven met volledige, tijdige voldoening van de hierboven vermelde factuur.

3.Het verweer

3.1
[gedaagde] heeft de vordering betwist. Daartoe voert zij onder meer aan dat de factuur waarvan betaling wordt gevorderd, betrekking heeft op een consult dat geen doorgang heeft kunnen vinden in verband met haar ziekte. Op weg naar haar behandelaar werd zij overvallen door een zware hyperventilatieaanval en durfde zij niet verder te fietsen.
3.2
[gedaagde] beroept zich op artikel 6:233 BW en op artikel 6:75 BW (overmacht). Verder heeft [gedaagde] aangegeven dat haar geen algemene voorwaarden van IPZO zijn verstrekt. Haar behandelaar zou haar er wel op hebben gewezen om bij een eventuele angstaanval onderweg telefonisch contact op te nemen met deze behandelaar. Toen zij zich op 24 september 2014 niet goed voelde, was haar behandelaar telefonisch niet bereikbaar. Daarom is zij toen teruggekeerd naar huis.

4.De beoordeling

4.1
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] gehouden is de factuur voor de no-show op 24 september 2014 te voldoen. IPZO beroept zich in dit verband op haar “huisregels” die [gedaagde] ter hand zijn gesteld bij de bevestiging van haar eerste afspraak op 12 juni 2014. Deze brief van 15 mei 2014 vermeldt onder meer:
‘Indien u door overmacht een consult wenst af te zeggen dan kan dat kosteloos tot maximaal 24 uur van tevoren.’
IPZO stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] deze huisregels heeft ontvangen, omdat het formulier dat bij de huisregels was bijgesloten, door [gedaagde] is ingevuld en retour gezonden. IPZO wijst erop dat de huisregels gelden voor iedereen, ongeacht de stoornis waarvoor men onder behandeling is, omdat IPZO ten aanzien van de afmeldtermijn één lijn trekt voor alle patiënten.
4.2
[gedaagde] beroept zich op artikel 6:233 BW zonder dit nader toe te lichten. Zij lijkt hiermee te willen aangeven dat de desbetreffende bepaling als onredelijk bezwarend vernietigbaar is, zonder overigens aan te geven waarom dat het geval zou zijn en zonder de nietigheid van het beding in te roepen. De door IPZO gehanteerde “huisregels” zijn bedingen die zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen en kwalificeren zich dus als algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231 lid 1 sub a BW.
[gedaagde] heeft in haar schriftelijk verweer aangevoerd dat de algemene voorwaarden nimmer ter beschikking zijn gesteld. Onduidelijk is of [gedaagde] daarmee stelt dat er geen separate algemene voorwaarden ter beschikking zijn gesteld of dat zij de brief van 15 mei 2014 waarin de desbetreffende eerder geciteerde passage staat opgenomen niet heeft ontvangen. Gezien de nadere toelichting bij repliek en een onvoldoende betwisting van de gestelde ontvangst van de brief van 15 mei 2014, komt vast te staan dat [gedaagde] de brief van 15 mei 2014 heeft ontvangen en daarom bekend geacht moet worden met de desbetreffende huisregel/algemene voorwaarde. Nu het bedingen van een redelijke schadevergoeding (i.c. € 85,-) voor het niet verschijnen op een afspraak die niet tijdig is afgezegd, niet onredelijk bezwarend is, doet [gedaagde] – voor zover zij dat heeft willen doen – tevergeefs een beroep op artikel 6:233 BW. De desbetreffende bepaling is rechtsgeldig en [gedaagde] is hieraan dan ook in beginsel gebonden.
4.3
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] , gezien de specifieke omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan deze bepaling te houden is. Een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel geldt immers niet voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW).
Tot de ‘gegeven omstandigheden’ in voornoemde zin is te rekenen de aard van de problematiek waarvoor [gedaagde] behandeld wenst te worden. De situatie doet zich immers voor dat zij behandeld wordt wegens straatvrees en dat het niet-verschijnen op de gemaakte afspraak daarvan een gevolg is. Dat in de door IPZO overgelegde e-mail van het secretariaat gesproken wordt over “erge hoofdpijn” terwijl [gedaagde] het heeft over een “zware hyperventilatieaanval” biedt onvoldoende grond om te twijfelen aan de juistheid van de aanname dat de reden voor de annulering van de afspraak direct verband houdt met de angststoornis waarvoor [gedaagde] werd behandeld.
Voorts dient in de beoordeling betrokken te worden dat [gedaagde] – naar zij stelt – met haar behandelaar een afspraak had gemaakt dat zij in het geval dat zij onderweg een angstaanval zou krijgen, telefonisch contact zou mogen opnemen, wat zij ook gedaan heeft, zij het dat haar behandelaar toen niet bereikbaar was. IPZO heeft weliswaar aangevoerd dat haar niets bekend was van een afspraak met de behandelaar dat [gedaagde] mocht afbellen in geval van een angstaanval op weg naar de behandelaar, maar vast staat wel dat [gedaagde] kort voor het geplande tijdstip telefonisch contact heeft gehad met het secretariaat van IPZO en verzocht heeft de melding aan haar behandelaar door te geven. [gedaagde] heeft aldus handelend, gedaan wat redelijkerwijs van haar in de gegeven omstandigheden verlangd kon worden.
4.4
De kantonrechter dient bij een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid een grote mate van terughoudendheid te betrachten. Getoetst aan deze maatstaf komt de kantonrechter tot het oordeel dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om [gedaagde] gebonden te achten aan de eerdergenoemde huisregel. De vordering wordt daarom als ongegrond afgewezen.
4.5
IPZO wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt IPZO in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
369/693