ECLI:NL:RBROT:2016:262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
15/948 en 15/949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex art. 89 en 591a Sv na voorlopige hechtenis en elektronisch toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2016 uitspraak gedaan over verzoeken tot schadevergoeding op grond van artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die in voorlopige hechtenis heeft gezeten en een enkelband heeft gedragen als voorwaarde voor schorsing van die hechtenis, verzocht om een hogere schadevergoeding voor immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een vergoeding van € 1.330,= voor de immateriële schade die hij had geleden door zijn voorlopige hechtenis, maar wees het verzoek voor vergoeding van schade als gevolg van het elektronisch toezicht af. De rechtbank stelde vast dat het dragen van een enkelband een vrijheidsbeperking was, maar geen vrijheidsontneming, en dat derhalve geen schadevergoeding op basis van artikel 89 Sv kon worden toegekend. Daarnaast werd een vergoeding van € 550,= toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in verband met het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet in aanmerking kwam voor verdere schadevergoeding, omdat de gestelde schade niet uitsluitend voortvloeide uit de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/681210-13
Raadkamernummers: 15/948 (89 Sv)
15/949 (591a Sv)
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken van:
(hierna: de verzoeker),
[adres en woonplaats],
Voor deze zaak domicilie kiezende te 3311 PN Dordrecht, Steegoversloot 275, ten kantore van zijn advocaat mr. K. Wijnmalen.
Procedure
Op 10 april 2015 is ingediend een verzoekschrift met verzoeken op grond van artikel 89 en artikel 591a Sv.
De verzoeken zijn op 1 december 2015 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. A.K. Tiggelaar, de verzoeker en de advocaat mr. K. Wijnmalen zijn gehoord.
Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie
Verzoek artikel 89 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 5.280,= bestaande uit:
  • een bedrag van € 1.435,= als vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het voorarrest;
  • een bedrag van € 2.720,= als vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het dragen van een enkelband;
  • een bedrag van € 1.125,= als vergoeding voor het meewerken aan diverse onderzoeken door zowel verzoeker als zijn ouders.
Gesteld is dat er gronden van billijkheid zijn om een hogere dan uitsluitend de forfaitaire vergoeding voor in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen toe te kennen, voor de geleden immateriële schade. Daartoe is aangevoerd dat verzoeker na de voorlopige hechtenis 68 dagen heeft gelopen met een enkelband en hij daardoor zeer in zijn bewegingsvrijheid is beperkt. Voorts hebben verzoeker en zijn ouders moeten meewerken aan vele onderzoeken en gesprekken van onder meer de reclassering.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek voor zover het de forfaitaire vergoeding voor het ondergane voorarrest beloopt en acht een bedrag van € 1.330,= toewijsbaar. Voor het overige dient het verzoek te worden afgewezen. Zij is van mening dat elektronisch toezicht geen vrijheidsbenemende maatregel is zoals bedoeld in artikel 89 Sv. Het is een voorwaarde waardoor men niet in detentie hoeft te blijven en daarvoor kan geen vergoeding worden toegekend.
Het verzoek om vergoeding voor het meewerken aan onderzoeken is niet voor toewijzing vatbaar. De onderzoeken waren er al, alleen in een andere vorm. Bovendien zijn deze onderzoeken geen gevolg van de voorlopige hechtenis die verzoeker heeft ondergaan.
Verzoek artikel 591a Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor de kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550,=.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Feiten
De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer van 30 april 2013 tot op 2 mei 2013 in verzekering gesteld geweest op verdenking van poging medeplichtigheid aan brandstichting. Aansluitend heeft hij tot op 17 mei 2013 in voorlopige hechtenis verbleven.
Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 13 januari 2015, is de verzoeker vrijgesproken van hetgeen hem in de strafzaak ten laste was gelegd. Dit vonnis is op 28 januari 2015 onherroepelijk geworden.
Beoordeling
Verzoek artikel 89 Sv
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Gebleken is dat er ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis voldoende verdenking tegen de verzoeker was om die dwangmiddelen te rechtvaardigen.
Immateriële schade
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het voorarrest toe te kennen. De volgende vraag is wat de hoogte van de compensatie moet zijn.
Op basis van de tarieven, zoals die door het LOVS worden voorgestaan voor voorarrest dat is ondergaan op of na 1 september 2008, heeft de verzoeker recht op de volgende vergoedingen:
inverzekeringstelling 2 dgn x € 105,= € 210,=
voorlopige hechtenis zonder beperkingen 14 dgn x € 80,= € 1.120,=
totaal € 1.330,=
Electronisch toezicht
De verzoeker heeft van 17 mei 2013 tot en met 24 juli 2013 een enkelband gedragen als voorwaarde bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
Artikel 89 Sv voorziet in schadevergoeding voor schade ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Onder voorlopige hechtenis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge enig bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding. Vrijheidsbeperking gedurende de periode waarin de voorlopige hechtenis geschorst is geweest (zoals huisarrest, al dan niet met elektronisch toezicht, een avondklok en intensieve trajectbegeleiding of een poliklinische behandeling) valt daar niet onder. Schade als gevolg van genoemde vrijheidsbeperking komt dus op grond van artikel 89 Sv in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking.
Eén en ander kan uitzondering leiden indien de vrijheidsbeperking dusdanig is geweest dat feitelijk gesproken moet worden van vrijheidsontneming. In dat geval kan artikel 5 EVRM nopen tot schadevergoeding.
De verzoeker is uit de voorlopige hechtenis geschorst en heeft gedurende 68 dagen elektronisch toezicht gehad. Hij heeft tijdens de behandeling in raadkamer verklaard dat hij van 09:00 uur tot 16:30 uur naar zijn dagbesteding mocht gaan van de reclassering. De resterende uren van de dag diende hij thuis te verblijven.
De rechtbank is van oordeel dat dit een vrijheidsbeperking en geen vrijheidsontneming betreft en gezien het geen hiervoor overwogen is, komt de hierdoor gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking. Het verzoek dient op dit punt te worden afgewezen.
Schade in verband met onderzoeken, huisbezoeken etc.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de gestelde schade het gevolg is van de strafzaak jegens de verzoeker en niet zozeer het gevolg is van de door hem ondergane voorlopige hechtenis.
Reeds daarom is zijn verzoek gezien het bepaalde in artikel 89 Sv op dit punt niet voor toewijzing vatbaar.
Ten overvloede merkt de rechtbank hierover nog het volgende op.
Uit de stukken blijkt dat verzoeker, voordat hij in voorlopige hechtenis werd gesteld voor deze strafzaak, al onder toezicht stond van William Schrikkergroep en moest meewerken aan allerlei onderzoeken. Gestelde schade is derhalve niet door (uitsluitend) deze strafzaak veroorzaakt. Vergoeding van schade die door de ouders van verzoeker zou zijn geleden kan bovendien niet door de verzoeker op de voet van artikel 89 Sv worden verzocht.
Slotsom artikel 89 Sv
Gelet op het voorgaande zal aan de verzoeker voor geleden immateriële schade een vergoeding ter hoogte van € 1.330,= worden toegekend en zal het verzoek voor het overige worden afgewezen.
Verzoek artikel 591a Sv
Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - op grond van artikel 591a juncto artikel 90 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Kosten rechtsbijstand voor opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Het verzoek ziet op de vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 89 Sv en 591a Sv ingediende verzoekschrift.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker voor de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van de op grond van artikel 89 en 591a Sv ingediende verzoekschrift een vergoeding van € 550,= toe te kennen.
Beslissing
De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 15/948 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.330,= (zegge: duizenddriehonderddertig euro);
wijst af het meer of anders verzochte.
t.a.v. het onder RK-nummer 15/949 ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,= (zegge: vijfhonderdvijftig euro).
Deze beschikking is gegeven door:
mr. C. Laukens, rechter,
in tegenwoordigheid van Schlabs, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016.