ECLI:NL:RBROT:2016:2536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
495134 / HA RK 16-101
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek wegens schending van hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2016 een wrakingsverzoek toegewezen van een besloten vennootschap tegen mr. A.J.L.M. van der Wildt, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de kantonrechter, die was ontstaan tijdens een comparitie van partijen op 11 februari 2016. De gemachtigde van verzoekster had de indruk dat de kantonrechter hem de gelegenheid ontnam om zijn standpunten volledig naar voren te brengen, wat leidde tot de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de kantonrechter de regie van de zitting had, maar dat de wijze waarop hij deze regie uitoefende, bij verzoekster de gerechtvaardigde vrees kon wekken dat hij vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde dat de schending van het beginsel van hoor en wederhoor en de indruk van vooringenomenheid voldoende grond vormden voor het toewijzen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 495134 HA RK 16-101
Beslissing van 15 maart 2016
op het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap],
gevestigd te [plaats van vestiging],
verzoekster,
advocaat mr. A. Boumanjal,
strekkende tot wraking van:
mr. A.J.L.M. van der Wildt, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton (hierna: de kantonrechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij exploot van dagvaarding van 25 juni 2015 heeft verzoekster [naam van de gedaagde] (hierna: [naam van de gedaagde]) gedagvaard om te verschijnen op de openbare terechtzitting van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2015. [naam van de gedaagde] heeft op 8 oktober 2015 een conclusie van antwoord genomen.
Bij tussenvonnis van 8 oktober 2015 is een comparitie van partijen bepaald, die op 7 december 2015 heeft plaatsgevonden. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 31 december 2015 voor conclusie van repliek en vervolgens naar de rolzitting van 28 januari 2016 voor conclusie van dupliek. Nadat partijen respectievelijk schriftelijk hadden gerepliceerd en gedupliceerd, waarbij nog producties in het geding waren gebracht, is op 11 februari 2016 de comparitie van partijen voortgezet.
1.2
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer 4273447 CV EXPL 15-29175, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de op 11 februari 2016 gehouden comparitie van partijen. Bij gelegenheid van die comparitie heeft de gemachtigde van verzoekster wraking van de kantonrechter verzocht.
Verzoekster alsmede de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
1.4
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren en heeft op 23 februari 2016 een schriftelijk verweer aan de wrakingskamer doen toekomen. Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de op 26 februari 2016 binnengekomen brief van de gemachtigde van verzoekster, met vier producties.
1.5
Ter zitting van 1 maart 2016, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is namens verzoekster verschenen [naam], bijgestaan door de gemachtigde mr. A. Boumanjal. Voorts is de kantonrechter verschenen. Namens [naam van de gedaagde] is verschenen de gemachtigde mr. S. Visser. De gemachtigde van verzoekster heeft aan de hand van pleitaantekeningen het standpunt van verzoekster nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Ter zitting van 11 februari 2016 heeft de kantonrechter de gemachtigde van verzoekster de gelegenheid ontnomen om zijn punten duidelijk te maken en hem in zijn reactie beperkt. Verzoekster respecteert dat de kantonrechter regie houdt tijdens de zitting. De gemachtigde heeft slechts de kantonrechter willen verduidelijken dat ieder punt moet worden gezien in een bredere context. Zonder aanleiding heeft de kantonrechter de waarschuwing/dreiging uitgesproken dat, wanneer de gemachtigde zijn punt bleef maken dat het moet worden bezien in het grotere geheel, hij de zitting zal stoppen en vonnis zal wijzen. Door de gemachtigde is slechts aangevoerd: “indien u met de zitting wilt stoppen, dan is het aan u”. De kantonrechter besliste vervolgens direct en zonder enig voorbehoud te stoppen met de zitting. Noch door verzoekster, noch door haar gemachtigde is op enig moment de wens geuit om te stoppen met de zitting. Het proces-verbaal van de zitting geeft op dat punt een evident onjuiste weergave. Evenmin is de gemachtigde meerdere malen gewaarschuwd. Derhalve heeft verzoekster zich genoodzaakt gezien om de wrakingskamer te verzoeken om de inhoud van het proces-verbaal te verifiëren en daartoe zonodig de door haar opgegeven getuigen te horen. Op het moment van de stopzetting van de zitting was de zitting slechts tien minuten gaande, terwijl voor de zitting in beginsel de hele middag was uitgetrokken. Door de mededeling van de kantonrechter dat hij stopte (dan wel zou stoppen) met de zitting en vonnis zal wijzen is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden en is de schijn van vooringenomenheid gewekt.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust. De kantonrechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking kan opleveren. De kantonrechter heeft
-kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
De procedure tussen verzoekster en [naam van de gedaagde] betreft een zeer omvangrijke en gecompliceerde zaak. De kantonrechter heeft ten aanzien van de behandeling van de zaak tijdens de comparitie van partijen de keuze gemaakt om aan de hand van de door verzoekster bij dagvaarding aangegeven bullets het handelen van [naam van de gedaagde] met partijen te bespreken. Daarbij is aan het begin van de zitting aan partijen aangegeven welke uitgangspunten de kantonrechter zou hanteren en op welke wijze de kantonrechter partijen zou gaan bevragen, teneinde de gestelde feiten te onderzoeken. Bij de behandeling van de derde bullet wilde de gemachtigde van verzoekster het gestelde handelen van [naam van de gedaagde] en de gevolgen daarvan in een groter geheel behandelen dan de kantonrechter voor ogen stond en de kantonrechter heeft daarop bij herhaling te kennen gegeven dat hij de voorgestelde wijze van behandelen wilde aanhouden en dat de regie van de zitting bij de kantonrechter ligt. De gemachtigde is niet beperkt in zijn spreekrecht. De kantonrechter heeft de gemachtigde uitdrukkelijk in het vooruitzicht gesteld dat hij aan het einde van de zitting een afsluitend betoog zou mogen houden. De gemachtigde gaf aan dat te respecteren, maar handelde daar niet naar door opnieuw het grotere geheel te willen schetsen. Op een gegeven moment heeft de kantonrechter gezegd dat, indien op deze manier zou worden voortgegaan, hij zou moeten stoppen met de behandeling en vonnis zou wijzen. Naar zijn mening heeft de kantonrechter geen andere mogelijkheid om, indien de regie die de rechter over de zitting voert niet wordt gerespecteerd, de mondelinge behandeling te staken en dan vonnis te wijzen. Daaruit blijkt niet dat sprake is van vooringenomenheid of bevooroordeeldheid. Vervolgens heeft de gemachtigde de kantonrechter gewraakt. De inhoud van het proces-verbaal is in die zin juist. Ter zitting heeft de kantonrechter nog aangegeven, dat de zitting al belangrijk langer had geduurd dan verzoekster aangeeft, maar dat het overigens wellicht beter was geweest om de behandeling even te schorsen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door een verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van een rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Van een subjectieve vooringenomenheid bij de kantonrechter is niet gebleken.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de kantonrechter jegens hem een vooringenomenheid koestert die -objectief- gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt dienaangaande als volgt.
3.3
De kantonrechter die de zaak behandelt heeft bij een comparitie van partijen de regie.
Hij bepaalt het verloop en de voortgang van de zitting en de wijze van behandeling, al dan niet aan de hand van vooraf opgestelde bespreekpunten. Het staat de rechter daarbij volledig vrij om partijen wel of niet te onderbreken of aan partijen en hun advocaten kritische vragen te stellen. Gelet op hetgeen verzoekster en de kantonrechter hebben aangevoerd en de inhoud van het gedeelte van het proces-verbaal van de zitting van 11 februari 2016, waarover verzoekster en de kantonrechter niet in geschil zijn, heeft de kantonrechter bij aanvang van de zitting aan partijen aangegeven de zaak puntsgewijs aan de hand van de bij de inleidende dagvaarding opgenomen (veertien) bullets te gaan behandelen. Die beslissing van de kantonrechter was alleszins begrijpelijk en daartegen wordt door verzoekster ook geen bezwaar gemaakt.
Uit het proces-verbaal blijkt dat bij de bespreking van de derde bullet door de gemachtigde van verzoekster is aangevoerd: “U moet dat zien in het grote geheel van handelen van [naam van de gedaagde]”. Nadat de kantonrechter de gemachtigde erop had gewezen dat hij de regie bepaalde en de volgorde van de punten in de dagvaarding aan te zullen houden, is door deze gemachtigde gezegd: “Dat is prima. Ik wil alleen zeggen dat ieder punt moet worden gezien in het grotere geheel”. Vervolgens is door de kantonrechter aan de gemachtigde medegedeeld dat hij bezig was om de punten stuk voor stuk af te gaan en dat de gemachtigde aan het einde van de zitting nog de gelegenheid zou krijgen om zich uit te laten over wat deze zou willen. Uit deze -niet omstreden- weergave van de gang van zaken is niet gebleken dat de gemachtigde daarmee niet akkoord ging en alsnog op dat moment het recht op een brede toelichting eiste. Evenmin is gebleken dat de gemachtigde zich -tevoren en met name na deze mededeling- meerdere malen niet heeft gehouden aan het door de kantonrechter geschetste kader en de gegeven instructies.
Blijkens het in zoverre niet betwiste proces-verbaal heeft de kantonrechter meteen na die mededeling aan de gemachtigde van verzoekster medegedeeld: “Als u steeds uw punt wilt blijven maken dat het moet worden bezien in het grotere geheel, kunnen we beter stoppen met de zitting en zal ik vonnis wijzen.”
3.4
De lezing van verzoekster van wat daarna door haar en de kantonrechter is gezegd ter zitting verschilt met de lezing daarvan volgens het proces-verbaal. De wrakingskamer laat dit buiten de verdere behandeling. Ook indien wordt uitgegaan van de lezing volgens het proces-verbaal, is het de wrakingskamer onvoldoende gebleken dat reeds op dat moment redelijkerwijs aannemelijk was dat de gemachtigde van verzoekster de regie van de kantonrechter niet wilde respecteren. Verder staat vast dat de kantonrechter aan verzoekster, indien zij haar punt zou willen blijven maken dat het grotere geheel moet worden bezien, slechts de mogelijkheid heeft voorgehouden van stoppen met de behandeling en vonnis wijzen. Daarmee ging de kantonrechter voorbij aan het feit dat bij dupliek nog producties in het geding waren gebracht waarop verzoekster nog niet had kunnen reageren.
De kantonrechter heeft niet aangegeven dat verzoekster alsnog de mogelijkheid zou krijgen daarop te reageren of dat hij op deze producties geen acht zou slaan.
Door deze gang van zaken heeft bij verzoekster de indruk kunnen ontstaan dat onvoldoende recht zou worden gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. Bovendien heeft door deze gang van zaken bij verzoekster de indruk kunnen ontstaan dat haar zonder goede reden de wel toegezegde mogelijkheid om de verschillende punten in een groter geheel te plaatsen zou worden onthouden.
De wrakingskamer komt dan ook tot de conclusie dat naar objectieve maatstaven gemeten bij verzoekster de gerechtvaardigde vrees kon ontstaan dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert.
3.5
De slotsom is dat het wrakingsverzoek gegrond is en zal worden toegewezen.

4.De beslissing

wijst toe het verzoek tot wraking van mr. A.J.L.M. van der Wildt.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. O.E.M. Leinarts, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2016 in tegenwoordigheid van mr. C.J.C. Korteland, griffier.
De griffier is buiten staat
deze beschikking mede te
ondertekenen
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-