ECLI:NL:RBROT:2016:2484
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de burgemeester tot handhaving op basis van artikel 13b Opiumwet en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H. Raza, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Schiedam, vertegenwoordigd door mr. E. de Neef, om zijn woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de vondst van negen kilo pure heroïne, een drugspers en een groot geldbedrag in de woning van verzoeker. De burgemeester had besloten tot sluiting van de woning voor de duur van zes maanden, ingaande 23 februari 2016, om de openbare orde te herstellen en drugshandel te voorkomen.
De voorzieningenrechter heeft tijdens de zitting op 30 maart 2016 vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren dat vanuit de woning drugs werden verkocht of verstrekt. De rechter oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om handhavend op te treden op basis van artikel 13b, omdat er geen indicaties waren dat er daadwerkelijk sprake was van drugshandel vanuit de woning. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit naar verwachting niet in stand zou blijven en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De sluiting van de woning werd geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker.
Daarnaast werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker, die op € 992,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het opleggen van bestuursdwang en de vereisten voor handhaving op basis van de Opiumwet.