ECLI:NL:RBROT:2016:2467

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
C/10/493368 / HA ZA 16-84
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake voorlopige voorziening in geschil over duurovereenkomst tot productie en levering van droge soepen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening in een geschil tussen Intertaste Supply Point Utrecht B.V. en Continental Foods Belgium N.V. De eiseressen, Intertaste c.s., vorderden een voorlopige voorziening in het kader van een duurovereenkomst (Contract Manufacturing Agreement, CMA) voor de productie en levering van droge soepen. De kern van het geschil betrof de rechtsgeldigheid van de opzegging van de CMA door CF Belgium, die was ingegeven door de wens om zelf droge soepen te gaan produceren. Intertaste c.s. stelde dat deze opzegging niet rechtsgeldig was, omdat deze in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en dat CF Belgium zich niet aan de contractuele bepalingen had gehouden.

De rechtbank overwoog dat de CMA een commercieel contract betrof tussen professioneel opererende partijen, waarbij de mogelijkheid tot opzegging expliciet was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de opzegging door CF Belgium, die was gedaan met inachtneming van de contractuele opzegtermijn, rechtsgeldig was. De rechtbank verwierp het betoog van Intertaste c.s. dat de opzegging onaanvaardbaar was, omdat deze was ingegeven door de wens om zelf te produceren. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van CF Belgium uitviel, en dat de vordering van Intertaste c.s. om een voorlopige voorziening te treffen, niet toewijsbaar was.

De rechtbank wees de vordering van Intertaste c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten van CF Belgium. De zaak werd verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/493368 / HA ZA 16-84
Vonnis in incident van 30 maart 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERTASTE SUPPLY POINT UTRECHT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERTASTE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. P. Haas te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
CONTINENTAL FOODS BELGIUM N.V.,
gevestigd te Puurs,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.J. van der Baan te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Intertaste c.s. en CF Belgium genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 12 januari 2016, tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord, met producties;
  • de aanvullende producties 20 t/m 22 van Intertaste c.s.;
  • de brief van mr. Van der Baan van 4 maart 2016;
  • de akte wijziging van eis in het incident;
  • de pleitnota van Intertaste c.s.;
  • de pleitnota van CF Belgium;
  • het besprokene ter zitting van 10 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
Intertaste c.s. vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank de volgende voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding:
“1. Gedaagde te verbieden om de CMA op te zeggen en te gebieden om deze na te blijven komen en te bepalen dat dit verbod en gebod gelden totdat in het onderhavige geding in de hoofdzaak een vonnis zal zijn gewezen waarin een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing is gegeven over de vraag of en zo ja tegen welke datum de CMA is of kan worden opgezegd, althans tot uiterlijk 31 juli 2019 dan wel een andere door uw rechtbank in goede Justitie vast te stellen datum, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,- voor iedere dag dat aan het gebod tot nakoming van de CMA niet wordt voldaan, met een maximum van EUR 5.000.000,-, althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen maximale dwangsom; […]
2. Gedaagde te gebieden uiterlijk 14 dagen na datum van het incidenteel vonnis waarin op onderhavige vordering zal worden beslist een schatting van de af te nemen productievolumes voor haar fiscale jaar, startende op 1 augustus 2016, af te geven, welke schatting dient te worden bepaald op een wijze consistent met de gang van zaken in voorafgaande jaren gedurende de looptijd van de
CMA, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft met de deugdelijke uitvoering daarvan;
3. Bij wijze van ordemaatregel te bepalen dat eiseressen niet gehouden zijn om totdat de CMA zal zijn geëindigd enige handeling te verrichten als bedoeld in artikel 9.3 CMA.
4. Gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseressen van de kosten van het incident, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen incidentele vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor
voldoening;
een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.”
2.2.
CF Belgium voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Intertaste c.s. in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.

3.De feiten

3.1.
Intertaste c.s. is producent van droge soepen.
3.2.
Tussen Intertaste c.s. (en een aan haar verbonden vennootschap) en (de rechtsvoorganger van) CF Belgium zijn in 2010 enkele overeenkomsten tot stand gekomen ter zake de overname door Intertaste c.s. van een fabriek en de daarmee verbonden onderneming in Utrecht. De totstandkoming van deze overeenkomsten vloeide voort uit een tender van Heinz voor de productie van droge soepen en de omstandigheid dat zowel Intertaste c.s. als CF Belgium afzonderlijk op die tender tevergeefs hadden ingeschreven, waarna zij op suggestie van Heinz een samenwerking tot stand hebben gebracht zodat zij alsnog de tender van Heinz hebben verkregen.
3.3.
Een van de in dit kader gesloten overeenkomsten betreft de Contract Manufacturing Agreement (hierna: CMA). Deze bevat, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
1.2
Definitions. Words and expressions used in this Agreement shall have the meanings set out below, unless the context requires otherwise:
[…]
(ddd) “
Term” means the period beginning on the Effective Date and expiring on 31 July
2016 (the “Initial Term”) and any extension pursuant to clause 9.1;
(eee) “
Termination Notice” means:
[…]
(ii) twelve (12) months’ prior written notice of termination in the event that any Buyer or [CF Belgium] is giving such notice to Supplier, which notice, for the avoidance of doubt, may be given at any time;
it being understood, in either event, that such notice may be given for any or no reason in the notifying party’s sole discretion;
[…]

9.TERM; TERMINATION

9.1
Term.
( a) This Agreement shall take effect as of the Effective Date and shall continue in effect for the Term, […] On 31 July 2016 and each anniversary thereof, the Initial Term or then latest Term, as applicable, shall automatically be renewed and extended for twelve (12) months, until July 31 of the next calendar year. Notwithstanding the foregoing, this Agreement may be terminated (i) at any time after 31 July 2016 pursuant to clause 9.1(b) or (ii) at any time pursuant to clause 9.2.
( b) Supplier or [CF Belgium] may terminate this Agreement (at any time after 31 July 2015) after giving its respective Termination Notice to the other party.
[…]
9.3
Transition to Successor Supplier. Upon termination of this Agreement, with or without cause, Supplier shall use its best endeavors to perform, for so long after termination and in such manner as reasonably required under the circumstances, services necessary to accomplish a transition to a successor supplier (which may include [CF Belgium], itself), all as reasonably requested by [CF Belgium]. Without limitation, Supplier shall, as [CF Belgium] may reasonably request:
(i) build and deliver to [CF Belgium] or its designee stocks of Product (for sale to [CF Belgium] or its designee at the applicable Prices) to cover any interuption in supply during the transition;
(ii) transfer and delivery to [CF Belgium] or its designee any and all relevant documents and other relevant information (including [CF Belgium]’s Confidential Information) whether in tangible or electronic form, relating to the Products and Supplier’s production, production costs, and other aspects of its prior performance under the Agreement; and
(iii) assign, and use its best endeavors to obtain the consent of suppliers for the assignment of, purchase contracts to [CF Belgium] or its designee(s) for, or for a reasonable transition period purchase and resell at out-of-pocket cost to [CF Belgium] or its designee(s), the ingredients, packaging, and other direct materials necessary for a successor’s initial production of the Products.”
3.4.
Over de tekst van de CMA is uitvoerig door partijen onderhandeld, waarbij beide partijen werden bijgestaan door raadslieden. De tekst van de CMA is geconcipieerd door CF Belgium.
3.5.
In het kader van de onderhandelingen heeft Intertaste c.s. voorgesteld dat in de CMA een verbod voor CF Belgium zou worden opgenomen om op enig moment weer zelf de productie van droge soepen ter hand te nemen (‘insourcing’). CF Belgium heeft dit voorstel van de hand gewezen. Een ‘samenvatting overzicht afspraken’ van het overleg waarbij dit aan de orde kwam luidt als volgt:

9. Not compete
Intertaste zou graag willen dat [CF Belgium] een verbod krijgt om na afloop van de termijn zelf weer de soepactiviteiten ter hand te nemen.
Dit lijkt ook zeer onwaarschijnlijk, maar [CF Belgium] wil niet beperkt worden in mogelijke overnames (waarbij je soms niet van te voren kunt zien wat er mee komt) Dit [z]al Intertaste accepteren.”
3.6.
Vanaf april 2014 hebben partijen overleg gevoerd over een voortzetting van de overeenkomst na 31 juli 2016 en over de voorwaarden die in dat verband zouden gelden. Dit overleg heeft voortgeduurd tot en met maart 2015.
3.7.
Bij brief van 17 juli 2015 heeft CF Belgium de CMA opgezegd tegen 31 juli 2016. De brief bevat de volgende opmerking:
“For the avoidance of doubt, this means that the contractually agreed twelve months’ notice period will start to run as of 31 July 2015 and that the CMA will be terminated as of 31 July 2016.”
3.8.
Bij brief van 7 augustus heeft CF Belgium Intertaste c.s. gevraagd om handelingen te verrichten in verband met de voorbereiding van het einde van de samenwerking, zulks op basis van artikel 9.3 CMA.
3.9.
Intertaste c.s. heeft bij CF Belgium geprotesteerd tegen de opzegging en zich op het standpunt gesteld dat deze niet rechtsgeldig is.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
CF Belgium heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging zoals die door Intertaste c.s. ter zitting is ingediend. De rechtbank wijst dit bezwaar af en zal recht doen op de gewijzigde eis. Met CF Belgium is de rechtbank op zichzelf van oordeel dat van Intertaste c.s. verwacht had mogen worden het voornemen om de eis te wijzigen voorafgaande aan de pleidooizitting aan de wederpartij kenbaar te maken, zodat deze zich ordelijk op de wijziging van eis had kunnen voorbereiden (vergelijk artikel 11.1 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken). Ter zitting heeft Intertaste c.s. geen deugdelijke reden kunnen aanvoeren voor het niet te voren aankondigen van de eiswijziging. De rechtbank is echter van oordeel dat de eiswijziging desondanks geen strijd met de eisen van een goede procesorde oplevert. Ter zitting is duidelijk geworden dat de eiswijziging niet meer behelst dan een verduidelijking van de al in de dagvaarding geformuleerde eis. CF Belgium heeft ter zitting voldoende op de eiswijziging kunnen reageren.
4.2.
Intertaste c.s. heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt immers samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor (maximaal) de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Het komt daarom aan op een afweging van de belangen van partijen.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de CMA moet worden beschouwd als een duurovereenkomst. Op grond van de CMA zijn partijen immers niet een eenmalige maar een voortdurende samenwerking aangegaan ten aanzien van de productie en afname van droge soepen. Partijen twisten wel over het antwoord op de vraag of de CMA een overeenkomst voor bepaalde dan wel voor onbepaalde tijd is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het antwoord op deze vraag echter in het midden blijven. Bepalend is de omstandigheid dat de overeenkomst uitdrukkelijk voorziet in een mogelijkheid tot opzegging. In een zodanig geval heeft te gelden dat, indien een van de partijen bij de overeenkomst gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging daarvan, de rechtsgeldigheid van die beëindiging beoordeeld moet worden aan de hand van de aard en inhoud van de overeenkomst en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 BW. Dat laatste brengt mee dat de beëindiging op grond van een dergelijke bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank verder als volgt.
4.4.
De rechtbank begrijpt het standpunt van Intertaste c.s. allereerst aldus dat het CF Belgium niet vrij staat de CMA op te zeggen indien deze opzegging wordt ingegeven door de wens zelf weer droge soepen te gaan produceren. In dat verband wijst Intertaste c.s. er op dat de CMA is tot stand gekomen als onderdeel van een verder strekkende deal in het kader waarvan Intertaste c.s. bereid was de fabriek van CF Belgium, die te kampen had met onderproductie, over te nemen. Die bereidheid had Intertaste c.s. alleen indien CF Belgium zou afzien van productie van droge soepen in eigen beheer. CF Belgium was van deze verwachting van Intertaste c.s. goed op de hoogte, zoals blijkt uit de in 3.5 weergegeven passage. Daarbij komt dat in de onderhavige markt, zoals CF Belgium weet, niet of nauwelijks vraag bestaat naar nieuwe volumes - aldus dit deel van het standpunt van Intertaste c.s. De rechtbank verwerpt dit betoog en zij overweegt daartoe het volgende.
4.5.
Van belang is in de eerste plaats dat de CMA moet worden beschouwd als een commercieel contract tussen professioneel opererende partijen, over de tekst waarvan, volgens de onbetwiste stellingen van CF Belgium, langdurig en met bijstand van juristen overleg is gevoerd. De tekst van de overeenkomst die door partijen uiteindelijk is geaccordeerd bepaalt met zoveel woorden dat de opzegging “may be given for any or no reason in the notifying party’s sole discretion” (artikel 1.2 onder eee). Dit wijst erop dat partijen de mogelijkheid onder ogen hebben gezien om te bepalen dat een opzegging slechts rechtsgeldig kon geschieden in bepaalde omstandigheden maar dat zij ervoor hebben gekozen een opzegging mogelijk te maken wegens ongeacht welke reden. Bevestiging hiervan biedt de omstandigheid dat Intertaste c.s. in het onderhandelingsproces aan CF Belgium heeft laten weten in de overeenkomst een bepaling te willen opnemen die CF Belgium zou verbieden de productie van droge soepen weer zelf ter hand te nemen. Vast staat dat CF Belgium het gewenste verbod van de hand heeft gewezen en dat Intertaste c.s. niettemin tot de overeenkomst is toegetreden. Daarbij komt dat de CMA uitdrukkelijk de mogelijkheid openhoudt dat CF Belgium na een opzegging van de overeenkomst zelf weer droge soepen zou gaan produceren: artikel 9.3 van de CMA bepaalt immers dat Intertaste c.s. na een opzegging verplicht is om bepaalde werkzaamheden te verrichten met het oog op een soepele “transition to a successor supplier (which may include [CF Belgium] itself)”. Voor zover Intertaste c.s. zou menen dat deze zinsnede tussen haakjes op een andere manier moet worden uitgelegd, geldt dat zij in het kader van dit incident daartoe onvoldoende feiten heeft gesteld.
4.6.
In deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank voorshands van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de wens om droge soepen zelf te gaan produceren maakt dat de opzegging door CF Belgium naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat (de voorganger van) CF Belgium bij het aangaan van de overeenkomst niet de verwachting had zelf weer droge soepen te willen gaan produceren, maakt dit niet anders. Dit laat immers onverlet dat partijen uitdrukkelijk hebben gekozen voor de mogelijkheid om de overeenkomst om welke reden ook op te zeggen alsmede voor het niet in de overeenkomst opnemen van een verbod tot ‘insourcing’.
4.7.
Verder heeft Intertaste c.s. betoogd dat de CMA thans nog niet opzegbaar is, omdat bij het aangaan van de overeenkomst de bedoeling van partijen erop gericht was langdurig met elkaar samen te werken, meer concreet: gedurende een langere periode dan de in de CMA vastgelegde initiële periode van vijf jaar. In dit verband heeft zij aangevoerd dat de transactie met CF Belgium aanzienlijke investeringen zou vergen, dat CF Belgium daarvan op de hoogte was, dat die investeringen ook daadwerkelijk zijn gedaan en dat die investeringen nog lang niet zijn terugverdiend.
4.8.
In de omstandigheden zoals geschetst in 4.5 kan ook dit betoog naar het voorlopige oordeel van de rechtbank niet slagen. Partijen hebben na lang onderhandelen een initiële periode tot 31 juli 2016 afgesproken en uitdrukkelijk voorzien in een mogelijkheid tot opzegging na afloop van die periode om welke reden ook. Voor zover het voor Intertaste c.s. noodzakelijk was voldoende tijd te krijgen om de te verrichten investeringen terug te verdienen, had het op haar weg gelegen een langere initiële termijn te bedingen dan wel de mogelijkheid tot opzeggen nader te clausuleren. Het achterwege laten daarvan berustte kennelijk op een inschatting van de commerciële risico’s. In de gegeven omstandigheden behoort dat voor rekening van Intertaste c.s. te blijven.
4.9.
In de derde plaats heeft Intertaste c.s. betoogd dat CF Belgium in de maanden voorafgaande aan de opzegging zich jegens Intertaste c.s. zodanig heeft uitgelaten dat zij daar uit heeft mogen afleiden dat de CMA zou worden voortgezet als zij aan bepaalde voorwaarden zou voldoen. Dit is volgens Intertaste c.s. met name gezegd door de toenmalige hoofdonderhandelaar namens CF Belgium, Philippe van Damme, tijdens een bespreking van 17 maart 2015. Intertaste c.s. mocht hier van uitgaan en de kort daarop volgende opzegging valt met deze uitlatingen niet te rijmen, aldus Intertaste c.s. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
4.10.
Bij conclusie van antwoord in het incident heeft CF Belgium concreet en onderbouwd met stukken betwist dat Van Damme zich in de door Intertaste c.s. gestelde zin heeft uitgelaten. Naar aanleiding van deze betwisting heeft Intertaste c.s. ter voorbereiding op het pleidooi verklaringen in het geding gebracht van de personen die namens haar bij de hier bedoelde onderhandelingen aanwezig waren. Ter zitting heeft CF Belgium vervolgens haar betwisting van de gestelde uitlatingen herhaald en heeft zij daarbij te kennen gegeven dat zij deze betwisting baseert op telefonisch contact dat zij kort voor de zitting met Van Damme heeft gehad. Dit betekent dat de stellingen van Intertaste c.s. ter zake de uitlatingen van CF Belgium tijdens het onderhandelingsproces in 2015 (nog) niet vaststaan. In het kader van deze voorlopige voorziening ontbreekt de ruimte voor bewijslevering ten aanzien van de feiten. Dit behoort voor risico te komen van Intertaste c.s., niet alleen omdat zij de partij is met de stelplicht en bewijslast maar ook omdat zij de hier bedoelde verklaringen pas kort voor de zitting in het geding heeft gebracht en het in strijd zou zijn met artikel 19 Rv om aan die stellingen ten nadele van CF Belgium conclusies te verbinden. De wel vaststaande omstandigheid, namelijk het feit dat partijen vanaf eind 2014 met elkaar in onderhandeling waren over een mogelijke voortzetting van de CMA, zijn onvoldoende om daarop het oordeel te baseren dat Intertaste c.s. gerechtvaardigd heeft vertrouwd op die voortzetting, en dat is ook niet wat Intertaste c.s. stelt.
4.11.
Voorts heeft Intertaste c.s. zich op het standpunt gesteld dat de opzegging door CF Belgium niet rechtsgeldig is, omdat zij niet heeft gehandeld in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen uit de CMA. Zij heeft dit betoog als volgt onderbouwd (dagvaarding sub 20):
“Op grond van de artikel 9.1(b) kan niet tegen 31 juli 2016 worden opgezegd. Artikel 9.1(b) bepaalt dat kan worden opgezegd op elk moment na 31 juli 2015 met nachtneming van de contractuele opzegtermijn. Die opzegtermijn beloopt voor CF Belgium 12 maanden. De omstandigheid dat die opzegging niet voor of op 31 juli 2015 kan geschieden, impliceert dat de automatische verlenging van de overeenkomst met tenminste één jaar na afloop van de initiële periode op 31 juli 2016 niet kan worden voorkomen door een reguliere opzegging. De opzegging door CF Belgium van 17 juli 2015 tegen 31 juli 2016 is dan ook niet rechtsgeldig. CF Belgium heeft immers opgezegd op een datum (17 juli 2015) waartoe zij daartoe nog niet gerechtigd was (dat mocht immers pas na 31 juli 2015). Bovendien is opgezegd tegen een datum waarop dat niet was toegestaan. Artikel 9.1 (b) spreekt over een opzegging na 31juli 2016. Als er tegen een datum na 31 juli 2016 zou zijn opgezegd zou de CMA op grond van artikel 9.1 (b) in ieder geval weer met een termijn van een jaar zijn verlengd, derhalve
minimaal tot 31 juli 2017. Intertaste betwist dan ook dat CF Belgium de CMA heeft opgezegd en dat de CMA zal eindigen per 31 juli 2016.”
Naar aanleiding van dit betoog overweegt de rechtbank als volgt.
4.12.
Het hier bedoelde betoog van Intertaste c.s. vergt uitleg van de desbetreffende bepalingen uit de CMA. Bij die uitleg komt het niet alleen aan op de betekenis van de bewoordingen in de overeenkomst, maar tevens op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit verband zijn alle omstandigheden van het geval van belang, steeds gewaardeerd naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. In het onderhavige geval kan met name gedacht worden aan de omstandigheid dat de CMA tot stand is gekomen tussen zakelijk opererende en commerciële partijen en dat gedurende een zekere tijd en met hulp van deskundige bijstand over de precieze formuleringen is onderhandeld. Deze omstandigheden brengen mee dat in beginsel mag worden aangenomen dat de normale betekenis van de gebruikte bewoordingen de bedoeling van partijen weergeeft.
4.13.
Tegen deze achtergrond legt de rechtbank de CMA voorlopig aldus uit dat deze kon worden opgezegd tegen 31 juli 2016 of een latere datum, mits de opzeggende partij de afgesproken opzegtermijn van twaalf maanden in acht zou nemen (artikel 9.1 (a) en (b) in combinatie met artikel 1.2 ddd en eee). Deze geldende opzegtermijn impliceert dat de opzegtermijn per definitie op zijn vroegst na 31 juli 2015 (“at any time after 31 July 2015”, conform de tekst van artikel 9.1 (b) van de CMA) ingaat. Niet voor de hand ligt de door Intertaste c.s. bepleite uitleg, die er immers op neer komt dat de CMA nooit per de einddatum van de initiële termijn (31 juli 2016) zou kunnen worden opgezegd omdat – zo begrijpt de rechtbank althans het betoog van Intertaste c.s. – de handeling van het opzeggen niet voor 31 juli 2015 kan plaatsvinden. In combinatie met de automatische verlenging met een jaar zou het gevolg van deze uitleg zijn, zoals Intertaste c.s. ook onderkent, dat de CMA feitelijk een initiële termijn tot 31 juli 2017 zou kennen. Waar partijen uitdrukkelijk een initiële periode tot 31 juli 2016 hebben vastgelegd met de mogelijkheid van verlenging van die termijn maar ook met de mogelijkheid van een opzegging, komt die consequentie de rechtbank niet logisch voor. De normale betekenis van de gebruikte bewoordingen dwingt voorts niet tot de uitleg dat de opzeggingshandeling niet voor 31 juli 2015 kan worden verricht. Gelet op de in acht te nemen opzegtermijn en het einde van de initiële termijn per 31 juli 2016, ligt het eerder in de rede dat partijen bedoeld hebben dat de opzeggingshandeling al voor 31 juli 2015 kan worden verricht zij het dat de termijn pas op die datum kan aanvangen. In deze zin heeft CF Belgium gehandeld: haar opzegging dateert van 17 juli 2015 met een beoogd einde van de CMA per 31 juli 2016.
4.14.
Ter zitting heeft Intertaste c.s. nog betoogd dat CF Belgium de contractuele bepalingen niet heeft nageleefd door de CMA op te zeggen “as of 31 July 2016” en niet per 1 augustus 2016. Ook om deze reden zou de opzegging niet rechtsgeldig zijn, aldus Intertaste c.s. Ook dit betoog kan niet leiden tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. In de eerste plaats geldt dat uit de CMA niet eenduidig volgt dat de initiële termijn eindigt
na31 juli 2016, nu immers artikel 1.2 onder ddd de initiële termijn definieert als “expiring
on31 July 2016” [cursief rechtbank]. In de tweede plaats is van belang dat een eventueel verzuim op dit punt van CF Belgium zodanig gering is – namelijk: een overeenkomst van vijf jaar die één dag te vroeg eindigt – dat daarmee het treffen van een voorlopige voorziening die inhoudt dat de CMA met tenminste twee jaar wordt voortgezet niet wordt gerechtvaardigd. Onvoldoende aannemelijk is dat dit de consequentie zal zijn die in de hoofdzaak aan het hier bedoelde verzuim zal worden verbonden.
4.15.
In het licht van de door partijen gemaakte afspraken en de in 4.5 geschetste omstandigheden waaronder die afspraken tot stand zijn gekomen komt naar voorlopig oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht toe aan de door Intertaste c.s. aangevoerde belangen. Veruit de meeste van die belangen zijn commercieel van aard (nog niet terugverdiende investeringen, ontbreken van mogelijkheden om andere afnemers te vinden, risico’s voor voortbestaan van overeenkomst met Heinz, afstemming van de productie op de wensen van CF Belgium) en moeten geacht worden te zijn verdisconteerd in de afwegingen die Intertaste c.s. destijds hebben gebracht tot het aangaan van de CMA. Tegenover het belang van behoud van werkgelegenheid staat in beginsel dat dit belang evengoed ook voor CF Belgium een rol speelt. Verder wijst de rechtbank er op dat het door Intertaste c.s. aan CF Belgium toegeschreven belang van verhoging van de eigen aandeelhouderswaarde niet intrinsiek ondeugdelijk of van minder gewicht is dan de belangen van Intertaste c.s., nog daargelaten dat de meeste van die belangen niet wezenlijk van dit belang van CF Belgium verschillen.
4.16.
Onder 3 van haar incidentele vordering vordert Intertaste c.s. te bepalen dat zij niet gehouden is om totdat de CMA zal zijn geëindigd enige handeling te verrichten als bedoeld in artikel 9.3 CMA. Op grond van die bepaling is Intertaste c.s. in geval van opzegging van de CMA met het oog op een soepele overgang naar de opvolgende producent verplicht om bepaalde activiteiten te verrichten. Volgens de tekst van het artikel geldt die verplichting “upon termination” en daarmee is volgens Intertaste c.s. bedoeld dat deze verplichting pas van kracht wordt na de datum waarop de CMA eindigt. CF Belgium stelt zich op het standpunt dat in deze bepaling met “termination” wordt bedoeld de opzegging als zodanig, zodat de verplichting van Intertaste c.s. al ontstaat voorafgaande aan het moment waarop de overeenkomst daadwerkelijk tot een einde komt. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.17.
Niet ter discussie staat dat artikel 9.3 CMA de bedoeling heeft na opzegging van de overeenkomst de overgang naar een nieuwe producent zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dit wijst erop dat van Intertaste c.s. al bepaalde handelingen worden verwacht voorafgaande aan de daadwerkelijke einddatum van de overeenkomst. Als pas na het einde van de overeenkomst handelingen worden verricht met het oog op de overgang naar een nieuwe producent, ligt immers in de rede dat die overgang niet zonder interrupties zou kunnen worden gerealiseerd. Dit wordt bevestigd door de in artikel 9.3 CMA opgenomen voorbeelden van activiteiten die van Intertaste c.s. in voorkomend geval worden verwacht. Onder (i) wordt genoemd de verplichting van Intertaste c.s. om voorraad op te bouwen “to cover any interruption in supply during the transition”. Logischerwijs zal het opbouwen van die voorraad moeten plaatsvinden voorafgaande aan de daadwerkelijke beëindiging van de overeenkomst. Een redelijke uitleg van de woorden “upon termination” brengt daarom naar voorlopig oordeel van de rechtbank mee dat daarmee wordt gedoeld op het moment van de opzegging. Dit betekent dat ook dit deel van de incidentele vordering niet toewijsbaar is.
4.18.
Het voorgaande brengt mee dat de incidentele vordering in al haar onderdelen moeten worden afgewezen.
4.19.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Intertaste c.s. worden veroordeeld in de kosten van het incident, te begroten op € 1.356,-- voor advocaatsalaris. De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum omschreven.
4.20.
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Intertaste c.s. in de proceskosten van CF Belgium, tot op heden begroot op € 1.356,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 14 dagen na heden tot aan de dag van volledige voldoening;
5.3.
veroordeelt Intertaste c.s. in de nakosten, te begroten op € 199,--, vermeerderd met € 68,-- in het geval betekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.5.
verwijst de zaak naar de rol van 11 mei 2016 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2016.
1980/
39