ECLI:NL:RBROT:2016:2462

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
494308 en 11 t/m 13 / HA RK 16-69 t/m 71
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen de rechter-commissaris in strafzaken

Op 24 februari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van vier verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaten. De verzoekers stelden dat de rechter-commissaris, mr. J.C.A.M. Los, partijdig was in de behandeling van hun strafzaken. De aanleiding voor de wraking was een verzoek van de raadslieden om een getuigenverhoor uit te stellen totdat ontbrekende stukken aan het dossier waren toegevoegd. De rechter-commissaris besloot echter het verhoor door te laten gaan, wat leidde tot de wrakingsverzoeken. Tijdens de behandeling van de verzoeken werd door de rechter-commissaris aangegeven dat haar vragen aan de getuige niet afhankelijk waren van de ontbrekende stukken en dat er op een later moment gelegenheid zou zijn voor de raadslieden om hun vragen te stellen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris het verdedigingsbelang niet had veronachtzaamd en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De verzoeken tot wraking werden dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummers / rekestnummers:
494308 / HA RK 16-68
494311 / HA RK 16-69
494312 / HA RK 16-70
494313 / HA RK 16-71
Beslissing van 24 februari 2016
op de verzoeken van
[naam verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. F.E. van der Zee te Amsterdam,
[naam verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R. van den Boogert te Rotterdam,
[naam verzoeker 3],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. D. Moszkowicz te Maastricht,
[naam verzoeker 4],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S. Splinter te Rotterdam,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. J.C.A.M. Los, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 29 januari 2016 heeft een van de raadslieden van verzoekers aan de rechter-commissaris verzocht een gepland getuigenverhoor in de strafzaken tegen verzoekers uit te stellen. De rechter-commissaris heeft besloten het geplande verhoor niet uit te stellen.
Op 1 februari 2016 heeft op verzoek van de raadslieden van verzoekers een overleg met de rechter-commissaris plaatsgevonden. Tijdens dat overleg hebben de raadslieden opnieuw verzocht om het geplande getuigenverhoor uit te stellen. De rechter-commissaris heeft daarbij zowel de raadslieden als de aanwezige officier van justitie in de gelegenheid gesteld hun standpunten naar voren te brengen.
De rechter-commissaris heeft medegedeeld dat zij zelf enkele vragen aan de getuige zou gaan stellen en dat de raadslieden op een latere datum hun vragen aan de getuige zouden kunnen stellen.
Vervolgens is tijdens het overleg door de raadslieden de wraking van de rechter-commissaris verzocht. Aangevoerd is dat de beslissing van de rechter-commissaris om zelf enkele vragen aan de getuige te stellen in de ogen van de verdediging volstrekt onbegrijpelijk is, mede gelet op het feit dat het dossier nog niet compleet is.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van het hiervoor bedoelde overleg;
- een aanvulling per email van mr. Van der Zee voornoemd op het wrakingsverzoek;
- een brief van mr. Splinter voornoemd d.d. 18 februari 2016;
- een samenvatting van de processtukken uit het zaaksdossier Marque.
Verzoekers alsmede de rechter-commissaris zijn verwittigd van de datum waarop de wrakingsverzoeken zouden worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij ongedateerde brief, toegezonden per e-mail van 16 februari 2016.
Ter zitting van 19 februari 2016, alwaar de wrakingsverzoeken zijn behandeld, zijn verschenen voornoemde raadslieden, met dien verstande dat mr. Splinter voornoemd werd vertegenwoordigd door haar kantoorgenoot mr. V.M. Weski. De raadslieden hebben, al dan niet aan de hand van pleitnotities, hun standpunten nader toegelicht.

2.De verzoeken en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van de wrakingsverzoeken is namens verzoekers het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
In deze zaak betreft het een onbegrijpelijke en niet toegelichte beslissing waardoor het verdedigingsbelang op dusdanig grove wijze werd geschonden, dat de beslissing slechts ingegeven kan zijn door partijdigheid, althans heeft die beslissing in ieder geval de schijn van partijdigheid gewekt. De volgende feiten en omstandigheden zijn van belang.
  • De aanleiding betrof het verhoor van een zeer belastende en belangrijke getuige;
  • Het desbetreffende strafdossier was incompleet;
  • Op het kabinet hebben de raadslieden opnieuw om aanhouding van het verhoor van de getuige verzocht, omdat het strafdossier nog niet compleet was en omdat het in het belang van de verdediging is dat het verhoor van de getuige niet in twee delen wordt geknipt;
  • De rechter-commissaris heeft op 1 februari 2016 het verdedigingsbelang van het in één stuk horen van de getuige expliciet erkend;
  • Het aanbod van de rechter-commissaris dat de raadslieden de getuige bij een later verhoor kunnen bevragen is geen optie, omdat de getuige dan mogelijk niet meer beschikbaar is voor een verhoor. De raadslieden worden dus gedwongen te participeren in het verhoor door de rechter-commissaris;
  • Het verdedigingsbelang is veronachtzaamd, omdat de rechter-commissaris zich kennelijk mede heeft laten leiden door de reeds geplande zittingsdata voor de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaken.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris heeft te kennen gegeven dat er geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van haar kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Beslissingen in strijd met het verdedigingsbelang vormen op zichzelf geen grond voor wraking. Bovendien is in casu geen sprake van schending van het verdedigingsbelang, nu ik heb aangegeven dat mijn vragen slechts betrekking hadden op eerder afgelegde verklaringen van deze getuige en dat daarbij de status en inhoud van de in beslag genomen stukken niet van belang is. Het stond de verdediging vrij om tijdens het volgende verhoor de getuige nader te bevragen over de antwoorden die de getuige zou hebben gegeven op mijn vragen, zoals ik ook de raadslieden heb medegedeeld. Ik ben de verdediging tegemoet gekomen in haar verzoek om haar vragen op één dag aan de getuige te kunnen stellen. Daaraan staat niet in de weg dat ik tevoren reeds enkele vragen aan de getuige wilde stellen.
2.3
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de rechter-commissaris en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Op 1 februari 2016 stond het verhoor gepland van een getuige in de strafzaken tegen de cliënten van verzoekers. Op 29 januari 2016 heeft een van de raadslieden per e-mail verzocht om het verhoor uit te stellen, omdat stukken omtrent een doorzoeking en inbeslagname ontbraken. Dit verzoek tot uitstel werd ondersteund door de overige raadslieden. Op dezelfde dag heeft de rechter-commissaris laten weten dat het verhoor van de getuige wel doorgang zou vinden en dat, indien nodig, gelegenheid zou worden geboden voor een aanvullend verhoor. Op 29 januari 2016 zijn de tot dan toe ontbrekende stukken boven water gekomen.
Op de dag van het geplande getuigenverhoor hebben de raadslieden opnieuw verzocht het verhoor uit te stellen. De rechter-commissaris heeft medegedeeld dat zij niet bekend was met de inhoud van de desbetreffende stukken en dat volgens haar deze stukken niet waren toegevoegd aan het procesdossier. De officier van justitie kon daar op dat moment geen uitsluitsel over geven.
De raadslieden hebben naar voren gebracht dat zij de getuige pas wensten te bevragen als de ontbrekende stukken waren toegevoegd aan het dossier. De rechter-commissaris heeft daarop aangegeven dat op een later moment, als de status van de desbetreffende stukken duidelijk was geworden, opnieuw een verhoor van de getuige zou kunnen plaatsvinden. Voorts gaf de rechter-commissaris aan dat zij zelf enkele vragen aan de getuige zou gaan stellen en dat de status van die stukken daarbij niet van belang zou zijn. De raadslieden hebben aangevoerd dat zij het in het belang van de verdediging achtten het verhoor in één keer te laten plaatsvinden en niet op te knippen in twee delen, onder andere in verband met hun verhoorplan en omdat de raadslieden de getuige in één keer met de beschikbare informatie wilden confronteren.
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter-commissaris het verdedigingsbelang van verzoekers voldoende heeft erkend en gehonoreerd. Zij heeft immers toegezegd dat op een later moment opnieuw een verhoor van de getuige zou kunnen plaatsvinden, zodra de status van de ontbrekende stukken duidelijk zou zijn. Daarbij zouden de raadslieden hun verhoren op één dag kunnen houden, zoals zij hadden verzocht. De houding van de getuige in de procedure geeft tot dusverre geen aanleiding te vrezen dat zij niet zal verschijnen bij een later verhoor. Bovendien is het, mocht die situatie zich wel voordoen, te zijner tijd aan de zittingsrechter te oordelen over die situatie en over de waarde van een afgelegde getuigenverklaring. De beslissing van de rechter-commissaris om zelf reeds enkele vragen te stellen aan de getuige maakt niet dat zij het verdedigingsbelang heeft veronachtzaamd. Ook indien dit niet zou stroken met het verhoorplan van de raadslieden, impliceert dit nog niet dat deze beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daaruit kan volgen dat de rechter-commissaris vooringenomen is.
3.5
De verzoeken zijn mitsdien ongegrond. De verzoeken worden afgewezen.

4.De beslissing

wijst af de verzoeken tot wraking van mr. J.C.A.M. Los.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.J.M. van der Kaaij, voorzitter, mr. P. Joele en
mr. W.P.M. Jurgens, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door mr. Jurgens voornoemd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2016, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-