ECLI:NL:RBROT:2016:2415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
750150-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikbaar stellen van toegangspas door havenmedewerker voor cocaïne-invoer uit containers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als havenmedewerker zijn toegangspas ter beschikking heeft gesteld aan anderen, zodat zij zich toegang konden verschaffen tot het ECT-terrein in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne uit containers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn pas beschikbaar te stellen, een belangrijke rol heeft gespeeld in de voorbereidingen voor de invoer van cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het om het stelen van elektronica ging, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich bewust was van de risico's en de kans aanvaardde dat zijn pas gebruikt zou worden voor criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn openheid van zaken en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij na zijn voorlopige hechtenis positieve stappen heeft gezet in zijn leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/750150-13
Datum uitspraak: 31 maart 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Rotterdam op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte],
raadsman mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8, 9, 10 en 11 februari 2016.
Het onderzoek is op 17 maart 2016 (virtueel) gesloten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. A.L. Hoekstra en D. Grip (hierna de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

Vrijspraak feit 1 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3
Standpunt officier van justitie
Uit het dossier is gebleken dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de verlengde invoer van 302 kilo cocaïne op 30 juni 2013.
Beoordeling
Zoals hierna wordt overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat de rol van de verdachte hoofdzakelijk is geweest het beschikbaar stellen van zijn toegangspas en het proberen te regelen van andere toegangspassen. Dit en de beperkte omvang van de informatie die hij aan slechts één persoon heeft gegeven, is onvoldoende om te komen tot de bewezenverklaring van een nauwe en bewuste samenwerking met de groep rond [medeverdachte 2] bij van de (verlengde) invoer van de cocaïne.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Algemene inleiding
Uit het dossier is het volgende gebleken.
In de nacht van 20 op 21 maart 2013 krijgen medewerkers van de douane de melding dat drie mannen over het hek bij de ECT Home Terminal zijn geklommen om het terrein te verlaten. Uit onderzoek blijkt dat de verdachte [medeverdachte 3] degene is geweest die de mannen op het terrein heeft afgezet. Als [medeverdachte 3] op 22 maart 2013 opnieuw onder verdachte omstandigheden op de ECT Terminal wordt waargenomen, vervolgens blijkt dat zijn toegangspasjes al sinds 12 maart 2013 zijn geblokkeerd en hem toen was meegedeeld dat hij niet meer welkom is op het ECT-terrein, wordt hij onder de tap gezet en wordt een onderzoek gestart onder de naam “Hozen”.
Dan blijkt dat [medeverdachte 3] veelvuldig contact heeft met de verdachte [medeverdachte 4] en op basis van de inhoud van hun gesprekken rijst bij de politie het vermoeden dat beiden zijn betrokken bij het uithalen van verdovende middelen uit containers op het haventerrein. Als vervolgens ook [medeverdachte 4] onder de tap wordt gezet, blijkt dat die op zijn beurt veelvuldig contact onderhoudt met Hamdi [medeverdachte 2].
Tegelijk met het onderzoek “Hozen”, loopt sinds 19 juli 2012 onder de naam “Duck” nog een ander onderzoek naar de in- en doorvoer van verdovende middelen in de Rotterdamse haven, waarin ook de naam van Hamdi [medeverdachte 2] naar voren komt.
In dit onderzoek is onder meer vertrouwelijke communicatie opgenomen in café De Ketel te Rotterdam. In een daar op 11 april 2013 gevoerd gesprek, vertelt [medeverdachte 2] dat hij een hoop kosten heeft gemaakt, dat hij aan een chauffeur tienduizend heeft gegeven en voor een auto geld heeft uitgegeven. Hij vertelt verder dat hij het pasje al sinds gisterenavond heeft gepakt.
Op de vraag wat voor pasje dat is, antwoordt [medeverdachte 2] dat het een pasje is om binnen te komen. Normaal regelde hij het voor vijfduizend, maar nu betaalde hij vijftienduizend.
[medeverdachte 2] zegt in dit gesprek verder dat hij een goed systeem heeft gevonden en het daarmee gaat proberen. Hij legt uit wat het systeem inhoudt: Ze gaan naar binnen, halen het werk uit en leggen het op de grond neer. Ondertussen staat de vrachtwagenchauffeur klaar, die heeft een papiertje in handen en moet daar een container ophalen. Het containernummer is ook bekend, hij lokaliseert het containernummer, doet het open, laadt het werk erin en doet het zegel erop. De vrachtwagen pakt het op en checkt het uit. De chauffeur is van hem, is op de hoogte en iedereen weet ervan. Je kunt een persoon bij de chauffeur neerzetten.
Het gesprek vervolgt over een schip dat is binnengekomen, maar nog niet kon worden gelost.
[medeverdachte 2] zegt daarop dat het aan die kant heel druk is, dat daar een kleine jongen is, douane laat ze stoppen, de chauffeur moet uit de wagen, hij vraagt om in de cabine te mogen kijken en via een zijweg gaat die kleine weg. Die heeft zegel en alles voor zich. De zegels en de achterkant controleren zij niet. Zij controleren alleen de cabine en daar zit een vriend van hem die zegt dat hij meerijdt.
Vervolgens zegt [medeverdachte 2] tegen een andere gespreksdeelnemer dat hij – als diegene dat gisterenavond vroeg had gezegd – wat had kunnen regelen. Normaal zou nu een auto gereed staan. Het beste is een gestolen auto. Je haalt het kenteken eraf, doet er een ander op en klaar is kees. Dus als de politie achter je rijdt, zien ze pas als ze om de papieren vragen, dat het een gestolen auto is.
Op de vraag of [medeverdachte 2] ook betaalt als de klus niet doorgaat, antwoordt hij bevestigend. Verder vertelt hij dat hij om zijn zaak zeker te stellen twee pasjes heeft geregeld en als extra nog een vrachtwagen erbij.
Na zijn aanhouding heeft [medeverdachte 4] tegenover de politie een verklaring afgelegd, waarin hij bevestigt dat de gesprekken, die hij met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft gevoerd, betrekking hadden op de invoer van cocaïne. [medeverdachte 2] had hem in café Riva benaderd en tegen hem gezegd dat hij 20.000 tot 30.000 kon verdienen als hij een chauffeur zou regelen. Die chauffeur moest kijken of hij een transport had van containers, zodat hij mensen mee het haventerrein op kon nemen. [medeverdachte 4] was daarvoor bij [medeverdachte 3] uitgekomen. Hij noemt hem Afros.
Naast [medeverdachte 2] had [medeverdachte 4] contact met een Turkse jongen uit Amsterdam die Ree werd genoemd en een andere bredere jongen, waarvan hij denkt dat dat een Tunesiër was. Als hem door de politie foto’s worden getoond wijst hij Recep [medeverdachte 5] aan als degene die door hem Ree wordt genoemd en Mohamed [medeverdachte 1] als degene die hij de bokser of de Tunesiër noemt. Hij zegt te hebben gehoord dat diegene ook wel Algie wordt genoemd. Die drie werkten als een team samen.
[medeverdachte 4] verklaart dat hij een briefje van hen kreeg, dat hij dat aan [medeverdachte 3] moest geven, die hem op zijn beurt een nummer doorgaf dat hij weer aan Ree of Algie doorgaf. Ze wilden liever een ‘droge’ container en geen ‘koude’. Dat had te maken met de plaats waar die containers stonden. Hij begreep op enig moment dat ze ook drugs in een container van [medeverdachte 3] wilden zetten, zodat die daar mee naar buiten kon rijden. Zowel hij als [medeverdachte 3] zouden voor hun werkzaamheden worden betaald.
[verdachte], die indertijd in de haven werkte, heeft tegenover de politie verklaard dat hij in een café door Mehmet [medeverdachte 6] is benaderd met de vraag of hij bij APM werkte, want dan zou hij mooi werk voor hem hebben.
[medeverdachte 6] had hem uitgelegd dat het ging om een organisatie die zich bezig hield met het plunderen van containers met waardevolle spullen. Ze zouden dan de pas van [verdachte] gebruiken om het terrein op te gaan, ergens mensen neerzetten, de container leeghalen en dan weer vertrekken. [medeverdachte 6] zou hem bellen zodra hij de pas nodig had. [verdachte] kreeg vooraf € 500,- en zou naderhand goed worden betaald. Hij heeft zijn pas meermalen uitgeleend en als hij het in een telefoongesprek over bioskoopkaartjes heeft, bedoelt hij pasjes. [medeverdachte 6] heeft hem ook gevraagd om voor pasjes van collega’s te zorgen.
Uit het vorenstaande in samenhang met de inhoud van de tapgesprekken leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] leiding gaf aan een team dat zich bezig hield met het uithalen van cocaïne uit containers die via de haven op terreinen in Rotterdam terecht kwamen. Om met een auto het terrein te kunnen betreden werd o.a. gebruik gemaakt van pasjes van havenmedewerkers. De uithalers werden tussen de containers waar de cocaïne in verstopt zat afgezet, probeerden de cocaïne te pakken en die van het terrein mee te nemen. Een tweede methode die onderzocht werd is het laten overplaatsen door de uithalers van de cocaïne in een andere container, die vervolgens door een “eigen” chauffeur in een regulier transport van het haventerrein kon worden gereden.
5.2
Bespreking per zaaksdossier
Hierna zal per feit de gang van zaken worden weergegeven zoals deze uit het dossier kan worden afgeleid en tevens wie op dat moment welke rol vervulde. Hoewel [medeverdachte 2] inmiddels is overleden en hij derhalve niet meer voor deze feiten kan worden vervolgd, is het onvermijdelijk dat ook zijn rol hierbij aan de orde komt.
5.2.1
Zaak 26-27 juni 2013
Uit de getapte gesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 7] belt en hem vraagt of hij een afspraak kan maken met zijn zwager, die in de haven werkt. [medeverdachte 7] doet dat en zegt daarna tegen [medeverdachte 2] dat hij de jongens op het haventerrein kan brengen.
[medeverdachte 2] heeft contact met [medeverdachte 1] o.a. over de papieren, over telefoons die [medeverdachte 1] heeft gehaald en over een container die [medeverdachte 4] via [medeverdachte 3] heeft geregeld. Dat blijkt toch een koude te zijn. [medeverdachte 6] belt [medeverdachte 2] met de mededeling dat hij er ook nog eentje heeft geregeld en [verdachte] heeft contact met [medeverdachte 6] over pasjes, de locatie van containers en of ze koel of leeg zijn. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] dat de container (het ding) al weg is en naar later blijkt is er die avond een storing opgetreden in het systeem van de gehele Deltaterminal bij ECT. [medeverdachte 2] heeft uitgezocht dat de container inmiddels is vertrokken richting Hamburg en [medeverdachte 4] informeert bij [medeverdachte 3] hoe lang het zal duren voor de chauffeur daar aankomt.
Op 27 juni 2013 wordt, verdeeld over elf sporttassen, een grote partij cocaïne aangetroffen in een container, afkomstig van ECT Delta in de Rotterdamse haven. De container was verzonden uit Colombia en bestemd voor een importeur in Buxtehude, een plaatsje in de nabijheid van Hamburg.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat [medeverdachte 2], samen met anderen voorbereidingen heeft getroffen om de elf sporttassen met cocaïne die op 27 juni 2013 zijn aangetroffen uit de betreffende container te halen, waarbij [medeverdachte 1] onder meer de papieren en organisatietelefoons heeft geregeld, [medeverdachte 7] heeft geprobeerd zijn zwager in te schakelen om de uithalers op het ECT terrein af te zetten, [medeverdachte 6] via [verdachte] toegangspassen tot het terrein heeft geregeld en [medeverdachte 4] middels [medeverdachte 3] containers heeft geprobeerd te regelen waarin de cocaïne onopgemerkt van het terrein af zou kunnen worden gereden.
5.2.2
Zaak 30 juni 2013
Op 30 juni 2013 reed net na middernacht een Volkswagen Polo richting de poort van het ECT terrein. Daar keerde de auto en reed terug in de richting van de N15.
Omdat via de TCI informatie was binnengekomen dat bij APM op de Maasvlakte een container stond met cocaïne, die uit zou worden gehaald door personen in een bestelbus en een Volkswagen Polo, is de politie achter de Polo aangereden om die te kunnen controleren.
De bestuurder van de auto was [medeverdachte 5] en naast hem zat [medeverdachte 1]. In de auto werden voor de bijrijdersstoel vijf lege doosjes van Nokia telefoons aangetroffen. De Imei-nummers daarvan zijn door de politie genoteerd. Omdat tegen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] op dat moment verder niets kon blijken, zijn beiden heengezonden.
Vervolgens kreeg de douane in de vroege ochtend van 30 juni 2013 de melding dat een persoon met een reflecterend hesje en een sporttas was gezien in een containerstack.
Kort daarna reed een Volkswagen Transporter met hoge snelheid de slagboom bij de uitgangspoort van de APM terminal eruit. In de buurt van de containerstack werden twee mannen aangehouden. In hun nabijheid werden tien sporttassen met naar later bleek cocaïne aangetroffen en nog wat losse pakketten cocaïne.
Gezien wordt dat de inzittenden van de Volkswagen Transporter op een parkeerterrein overstappen in een zwarte Seat Leon. Daar wordt door de politie de achtervolging op ingezet en als de Seat tegen een barrier tot stilstand komt, ziet de politie in elk geval drie personen uit de auto stappen. Later blijken dat er vier te zijn geweest.
De mannen die uit de Seat zijn gestapt proberen te ontkomen, maar de politie slaagde erin drie van hen aan te houden. In de nabij gelegen sloot dreef een aantal pakketten en in de bosjes lag nog een pakket. Uit onderzoek is gebleken dat ook in deze pakketten cocaïne zat en dat een aantal daarvan was voorzien van een zelfde stempel als de eerder in de sporttassen aangetroffen pakketten. Dit rechtvaardigt de conclusie dat de mannen die op de terminal zijn aangehouden en de later aangehouden mannen bij elkaar hoorden en met elkaar bezig waren met het uithalen van dezelfde partij cocaïne.
In de Seat Leon is een telefoon aangetroffen, waarvan het Imei-nummer overeenkomt met één van de eerder die nacht door de politie uit de Volkswagen Polo genoteerde nummers, waarin [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] reden. Voorts lag in de Seat een toegangspas tot de APM Terminals op naam van [verdachte]. In de Volkswagen Transporter - die gestolen en voorzien van valse kentekenplaten bleek te zijn - alsmede bij een van de aangehouden personen is een oranje reflecterend hesje aangetroffen. Deze persoon heeft verklaard dat hij een oranje hesje droeg om anderen te laten denken dat hij een medewerker van de haven was. In zijn telefoon stond het nummer van [medeverdachte 2] en ook het Imei-nummer van die telefoon bleek overeen te komen met één van de eerder die nacht door de politie uit de Polo genoteerde nummers.
Uit de rond de 30e juni 2013 getapte gesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] de mensen om hem heen aanstuurt om een partij verdovende middelen op te halen van de ECT-terminal.
Zo belt [medeverdachte 4] met zijn vader en vraagt hem om een bepaald briefje te zoeken. Zijn vader zegt CSAV Lebo en 27 juni. Dit blijkt de naam te zijn van een schip dat op 29 juni 2013 omstreeks 10.30 uur is aangemeerd aan de ECT terminal. Het schip had in totaal 251 containers aan boord en was geladen in Panama en Ecuador.
[medeverdachte 4] heeft daarover verklaard dat hij het briefje een paar dagen eerder had gekregen van één van de drie jongens (hij heeft verklaard daarmee [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] te bedoelen) en dat hij het aan [medeverdachte 3] moest geven. Hij had daarover het meeste contact met [medeverdachte 1]. Later had hij van hen gehoord dat er chaos was en dat er jongens waren aangehouden.
In eerste instantie was het de bedoeling dat [medeverdachte 3] een container zou regelen waarin de drugs naar buiten konden worden gereden. Hij kreeg van hem de nummers van de boxen en kon die dan aan een van de drie mannen doorgeven.
[medeverdachte 4] belt veelvuldig met [medeverdachte 3] en omgekeerd. Hij vraagt of hij het van zaterdag al heeft geregeld. De M is voor zaterdag. [medeverdachte 3] antwoordt dat hij het nummer kan komen halen en zegt dat die jongen van hem rijdt.
[medeverdachte 2] wil van [medeverdachte 4] weten of iemand met hem kan meerijden en wanneer hij precies naar binnen gaat. Ook belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 6] en zegt hem te bellen met die grote Marokkaanse chauffeur van hem. [medeverdachte 6] onderhoudt op zijn beurt contacten met [medeverdachte 5].
In de middag van de 29e juni 2013 is er contact tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] over de aanschaf van vesten. [medeverdachte 2] heeft er drie nodig en ze moeten oranje zijn.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat bij de aanhouding van degenen die de cocaïne van het haventerrein hebben gehaald oranje veiligheidshesjes zijn aangetroffen.
Op 30 juni 2013 rond 07.20 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 5] en vertelt hem dat ze volgens hem allemaal de klos zijn. Ze zijn buiten, zijn aan het racen en iedereen zit achter hen aan.
[medeverdachte 5] zegt tegen [medeverdachte 2] dat ze net aan de overkant zijn langsgereden, dat hun achterkant schoon is. Een busje voorop en de andere er achter. Er reden twee douanes en een politiebusje.
[medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 5] dat hij tegen hen moet zeggen dat ze ergens moeten afslaan.
Later belt [medeverdachte 2] zijn vrouw en zegt tegen haar dat er chaos is geweest, dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] save zijn, maar de rest is aangehouden.
[medeverdachte 3] neemt contact op met [medeverdachte 4] en vraagt hoe het gaat. [medeverdachte 4] zegt dat het jammer is en dat [medeverdachte 3] het op het nieuws kan zien. Op diens vraag hoeveel er zijn aangehouden antwoordt [medeverdachte 4]: vijf en eentje is weg.
HieruierHiit kan worden afgeleid dat de verdachten met elkaar spreken over de achtervolging en de daarop gevolgde aanhouding op 30 juni 2013 door de politie van de personen die zijn overgetapt van de Volkswagen Transporter in de Seat Leon, dat [medeverdachte 5] daar op dat moment in de buurt is en dat [medeverdachte 1] de vierde persoon in die auto was, degene die wist te ontkomen.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] voorbereidingshandelingen heeft getroffen om de cocaïne uit de container van het ECT terrein te halen, [medeverdachte 4] wederom via [medeverdachte 3] heeft geprobeerd een container te regelen waarin het vervoerd kan worden, maar dat er uiteindelijk toch voor is gekozen om de cocaïne in een gestolen en ook van gestolen kentekenplaten voorzien busje vanaf het haventerrein verder te vervoeren.
5.3
Verweren
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat voor een bewezenverklaring is vereist dat men het opzet heeft om het invoeren, vervoeren, afleveren etc. van harddrugs voor te bereiden of te bevorderen.
In de beleving van de verdachte ging het echter om het stelen van elektronica. Van opzet op voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet is dan ook geen sprake.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte zijn pas ter beschikking heeft gesteld zodat anderen daar vrijelijk gebruik van konden maken en zich daarmee toegang konden verschaffen tot het ECT terrein. Uit het dossier blijkt dat die pas is gebruikt ten behoeve van de voorbereiding van de (verlengde) invoer van cocaïne door de groep rond [medeverdachte 2].
De verdachte onderhield contact met [medeverdachte 6], die hem verteld had dat hij deel uitmaakte van een organisatie die containers plunderde. De verdachte stelde hem zijn eigen pas ter beschikking, besprak met hem dat hij daarnaast nog een paar andere passen had kunnen regelen, waar lege containers stonden en waarschuwde hem dat er op 26 juni 2013 veel politie reed.
Door zijn pas tegen betaling beschikbaar te stellen aan mensen die daarmee onbevoegd het haventerrein konden betreden heeft de verdachte, wat er ook zij van zijn verweer dat hij dacht dat het om het stelen van elektronica ging, welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn pas gebruikt zou worden bij het verder vervoeren van cocaïne en daarmee heeft hij daar in ieder geval het voorwaardelijk opzet op gehad. Daarbij geldt dat havenmedewerkers van de Rotterdamse haven bij uitstek op de hoogte zijn van het feit dat er regelmatig partijen cocaïne de Rotterdamse haven in worden gesmokkeld en dat ten behoeve daarvan veel vraag is naar passen van medewerkers om zich toegang tot het haventerrein te verschaffen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen.
5.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2013 tot en met 27 juni 2013, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van
ongeveer 379 kilogramcocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en/of
-
zich en/of(een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft
getracht te verschaffen en/ofverschaft
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en
/of (een of meer van)verdachte's mededader
(s), meermalen, in ieder geval éénmaal
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/
of
- (een)ander(en) benaderd om
mee te doen en/of omdiensten te verlenen en
/of
- geld in het vooruitzicht gesteld en/of verstrekt en/of ontvangen en
/of
- ( een)toegangpas(sen) tot het ECT terrein geregeld en
/ofbeschikbaar gesteld en
/of
- (een) container(s) geregeld om de cocaine van het ECT terrein af te voeren en/of
- perso(o)n(en) op en/of nabij het ECT terrein afgezet en/of laten afzetten en/of opgehaald en/of laten ophalen en/of
- het ECT terrein (onbevoegd) betreden en/of
- telefonisch en
/ofper sms contact gehouden met één
of meer (mede
)dader
(s);
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 30 juni 2013 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het
opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken,vervoeren en
/ofbinnen het grondgebied van Nederland brengen van
ongeveer 302 kilogramcocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
/of,
-
zich en/of(een) ander(en) gelegenheid en
/ofmiddelen
en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en)heeft
getracht te verschaffen, en/ofverschaft
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en
/of (een of meer van)zijn, verdachtes, mededader
(s):
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het invoeren
en/of afleverenen/
of verstrekken en/ofvervoeren van
diecocaïne en/of
- ( een) toegangspas(sen) geregeld en/of verstrekt
en/of
- voornoemde hoeveelheid verdovende middelen in tassen in een container laten plaatsen en/of
- die container opengebroken teneinde de tassen met verdovende middelen eruit te kunnen halen en/of
- zich voorgedaan als werknemer van een op het ECT terrein werkzaam bedrijf en/of
- zich gekleed in zogenaamde (nieuwe) veiligheidskleding (gelijkend op kleding die door medewerkers van bedrijven gevestigd op het ECT terrein wordt/worden gedragen) en/of
- (onbevoegd) het terrein van de ECT betreden (opgereden met een auto Volkswagen Transporter, kenteken 49-VKH-4 en/of Seat Leon, kenteken 08-XF-RD);
- telefonisch en/of per sms contact gehouden met één of meer (mede)daders;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 2 en 4
tezamen en in vereniging met anderen een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van art. 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland door een groep personen die zich bezig hield met het uithalen van cocaïne uit containers die via de Rotterdamse haven ons land waren binnengekomen en op het haventerreinen stonden om verder te worden vervoerd. De verdachte was werkzaam in de haven en had daardoor toegang tot het ECT terrein. Hij heeft zijn toegangspas tegen betaling meerdere keren uitgeleend aan iemand, waarvan hij wist dat die hem beschikbaar zou stellen aan een organisatie die containers leeghaalde op haventerrein waar hij werkte. Tevens heeft hij voor hem toegangspassen van andere medewerkers geregeld en informatie verstrekt over de plaats waar bepaalde containers stonden.
Uit het dossier is gebleken dat het gebruik van toegangspassen van havenmedewerkers om daarmee op het terrein te komen, een belangrijke schakel was in het systeem dat door deze organisatie was uitgedacht. Door aan hen zijn pas ter beschikking te stellen heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de grootschalige internationale handel in verdovende middelen. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van harddrugs tot allerlei vormen van criminaliteit en andere maatschappelijke problemen. Dit is maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Hij heeft aldus als havenmedewerker een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele circuit, en heeft hiermee bovendien het vertrouwen dat door zijn werkgever in hem was gesteld op ernstige wijze beschaamd. Bedrijven die hun werkzaamheden hebben in de haven moeten erop kunnen vertrouwen dat hun werknemers niet op een dergelijke wijze andere personen onbevoegd de toegang tot het terrein verschaffen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 18 maart 2014, 1 oktober 2014 en 13 januari 2016. Hieruit volgt dat de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis aan het werk is gegaan, een eigen huurwoning heeft gekregen en inmiddels is getrouwd. Hij is zijn afspraken met de reclassering steeds goed nagekomen. De verdachte heeft laten zien dat hij op andere manier met zijn problemen heeft leren omgaan. Het recidiverisico is naar het oordeel van de toezichthouder afgenomen.
Tevens heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het gegeven dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en daarmee heeft laten zien de verantwoordelijkheid voor zijn handelen te willen nemen. Voorts weegt de rechtbank mee dat het feit waarvoor de verdachte thans wordt veroordeeld dateert uit 2013 en de verdachte lang in onzekerheid heeft verkeerd over de afloop van zijn strafzaak.
Gelet op het vorenstaande, en omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van een deel van de aan hem ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de straffen die aan de andere pasjesuitleners zullen worden opgelegd en een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank stelt vast dat inderdaad sprake is van enige overschrijding, maar nu het een omvangrijke zaak betreft met een groot aantal verdachten en deze overschrijding zeer gering is, laat de rechtbank het bij die enkele constatering en verbindt zij daaraan geen verdere consequenties.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en 10A van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt dat de borgsom van € 10.000,-, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, wordt teruggegeven aan degene die deze zekerheid heeft gesteld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en K.T. van Barneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in de periode van 26 tot en met 27 juni 2013 te Rotterdam, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 379 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel
als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2A jo 10 OW)
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij
in of omstreeks de periode van 23 juni 2013 tot en met 27 juni 2013,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van ongeveer 379 kilogram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachte's mededader(s),
meermalen, in ieder geval éénmaal
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt
en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen
en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of
- ( een) ander(en) benaderd om mee te doen en/of om diensten te verlenen en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld en/of verstrekt en/of ontvangen en/of
- ( een)toegangpas(sen) tot het ECT terrein geregeld en/of beschikbaar gesteld
en/of
- ( een) container(s) geregeld om de cocaine van het ECT terrein af te voeren
en/of
- perso(o)n(en) op en/of nabij het ECT terrein afgezet en/of laten afzetten
en/of opgehaald en/of laten ophalen en/of
- het ECT terrein (onbevoegd) betreden en/of
- telefonisch en/of per sms contact gehouden met één of meer (mede)dader(s);
(artikel 10A Opiumwet)
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
3. primair
hij
op of omstreeks 30 juni 2013 te Rotterdam, althans Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder
mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
een hoeveelheid van ongeveer 302 kilogram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art. 2/A OW jo. art 47 Sr)
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
subsidiair
hij op of omstreeks 30 juni 2013 te Rotterdam, althans Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 302 kilogram (bruto) cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
(art. 2/B/C OW jo. Art. 47 Sr)
4.
hij
in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 30 juni 2013 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
ongeveer 302 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt
en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of verstrekken
en/of vervoeren van die cocaïne en/of - (een) toegangspas(sen) geregeld en/of verstrekt en/of
- voornoemde hoeveelheid verdovende middelen in tassen in een container laten
plaatsen en/of
- die container opengebroken teneinde de tassen met verdovende middelen eruit
te kunnen halen en/of
- zich voorgedaan als werknemer van een op het ECT terrein werkzaam bedrijf
en/of
- zich gekleed in zogenaamde (nieuwe) veiligheidskleding (gelijkend op kleding
die door medewerkers van bedrijven gevestigd op het ECT terrein wordt/worden
gedragen) en/of
- ( onbevoegd) het terrein van de ECT betreden (opgereden met een auto
Volkswagen Transporter, kenteken 49-VKH-4 en/of Seat Leon, kenteken
08-XF-RD);
- telefonisch en/of per sms contact gehouden met één of meer (mede)daders;
(art. 10a OW jo. art. 47 Sr)