ECLI:NL:RBROT:2016:1960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
10/751023-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor kinderprostitutie met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 16 maart 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een melding van de aangeefster, die verklaarde dat zij op 12 mei 2014 seksuele handelingen had verricht met de verdachte, die op dat moment 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte als bewijs gebruikt. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet aanwezig was en dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die €700,- aan immateriële schade vorderde, toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de minderjarige, en legde een passende straf op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/751023-15
Datum uitspraak: 16 maart 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus 2015 en 2 maart 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. De verdachte heeft verklaard dat hij op 12 mei 2014 geen prostituee heeft bezocht in Schiedam. Hij was op die datum samen met een ander persoon met zijn auto onderweg richting Schiedam. Het is mogelijk dat de passagier met het telefoontoestel van de verdachte heeft gebeld naar het telefoonnummer uit de advertentie. Hij heeft zijn auto in Schiedam geparkeerd, omdat zijn passagier daar iets moest doen.
Hij heeft in de auto gewacht tot zijn passagier terug kwam. Het bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de kelderbox binnen is geweest en daar seks heeft gehad met de aangeefster, wordt uitsluitend gevormd door de verklaring van de aangeefster die stelt dat een jongen van 20 jaar als eerste in de kelderbox is geweest. Niet kan worden uitgesloten dat dit de persoon, die bij de verdachte in de auto zat, is geweest.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat de verdachte altijd (en dus ook ten tijde van het tenlastegelegde) een baard draagt om het litteken op zijn bovenlip te verhullen en dat, wanneer de verdachte op 12 mei 2014 bij de aangeefster in de kelderbox was geweest, zij de verdachte zou hebben omschreven als een man met een litteken op zijn lip. De verdachte dient volgens de raadsman om die reden te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
4.1.2.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 12 mei 2014 is vanaf 10.35 uur tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] , het nummer dat in de advertentie wordt vermeld waarin de aangeefster onder de naam [aangeefster] als prostituee wordt aangeboden, en het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] meerdere keren contact geweest;
In de ochtend van 12 mei 2014 maakte het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] om 11.53 uur gebruik van een zendmast in Hoofddorp. Hierna verplaatst het toestel om vervolgens om 13.10 uur gebruik te maken van een zendmast aan de Nieuwe Damlaan te Schiedam. Deze zendmast is ongeveer 150 meter verwijderd van de
Dr. Kuyperlaan te Schiedam;
Het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] staat op naam van de verdachte en de verdachte is ook de gebruiker van dit telefoonnummer;
Het telefoonnummer dat op naam van de verdachte staat heeft op 12 mei 2014 om 11.59 uur en na 16.57 uur contact met de echtgenote van de verdachte.
4.1.3.
Beoordeling
De aangeefster heeft op 9 juli 2014 verklaard dat een Turkse jongen van ongeveer 20 jaar aan [medeverdachte] geld gaf en dat zij met deze Turkse jongen orale en vaginale seks heeft gehad. Tevens verklaarde zij dat deze jongen half in haar mond klaar kwam. Op 21 februari 2015 werd een foto (foto nummer 24) van de verdachte aan de aangeefster getoond. De aangeefster herkende op de foto de Turkse man waarmee zij orale en vaginale seks heeft gehad en die half in haar mond klaar kwam. Zij verklaarde dat deze man toen geen baard had.
De verdachte is door de politie twee keer uitvoerig gehoord over de verdenking dat hij een bezoek heeft gebracht aan de prostituee in Schiedam. De verdachte heeft bij die verhoren niet gezegd dat er een passagier met hem is meegereden die met verdachtes telefoon heeft gebeld en die in Schiedam de auto heeft verlaten. Pas ter zitting is de verdachte met deze verklaring gekomen. De verklaring van de verdachte is oncontroleerbaar, nu de verdachte de naam van deze persoon niet heeft willen noemen. Ook heeft de verdachte geen antwoord willen geven op de vraag wat deze persoon ging doen, terwijl de verdachte op hem wachtte in Schiedam.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is op geen enkele wijze controleerbaar en ook overigens in het geheel niet aannemelijk geworden. Te minder nu de verdachte tussen de telefoongesprekken met het nummer van Esra met zijn vrouw heeft gebeld. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Dat de aangeefster in haar signalement niet heeft gesproken over een litteken op de lip van de verdachte maakt dit niet anders. De rechtbank heeft een litteken op de bovenlip van de verdachte waargenomen. Echter was dit litteken niet erg opvallend. De rechtbank stelt vast dat het niet noodzakelijk is dat de aangeefster dit litteken heeft gezien en daarvan melding zou moeten hebben gemaakt bij de beschrijving van het signalement.
4.1.4.
Conclusie
Op grond van de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte, de zendmastgegevens en de herkenning van de verdachte door de aangeefster is het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 mei 2014 te Schiedam, ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [aangeefster] (geboren [geboortedatum] ), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, welke ontucht bestond uit het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster]
en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster]
en
- klaarkomen in de mond van die [aangeefster]
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte maakt deel uit van een groep prostitutieklanten die op 12 mei 2014 in Schiedam een zestienjarige prostituee bezocht. Hij heeft betaald voor seksuele handelingen met haar.
De verdachte heeft daardoor misbruik gemaakt van het meisje van 16 jaar, zonder zich te bekommeren om de gevolgen die zijn handelen voor haar zou hebben, terwijl hij, als volwassen man, juist degene was die het meisje deze seksuele handelingen had moeten besparen. Het is bekend dat dit soort seksuele handelingen voor de meisjes die er het slachtoffer van zijn grote gevolgen kunnen hebben voor hun verdere ontwikkeling.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan. Hij heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het meisje in ernstige mate geschonden en bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie.
De rechtbank komt tot oplegging van een straf conform de eis van de officier van justitie.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 januari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
19 mei 2015. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangeefster] , wonende te [woonplaats] , ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 700,- aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
De rechtbank ziet gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen geen aanleiding het gevorderde bedrag te matigen. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 700,- zodat de vordering zal worden toegewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 700,-.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] , wonende te [woonplaats] , bestaande uit
€ 700,-aan immateriële schade toe en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster] te betalen € 700,- (zevenhonderd euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 700,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V. Mul, voorzitter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2016.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 mei 2014 te Schiedam,,
althans in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [aangeefster] (geboren [geboortedatum]
), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen
met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster]
en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster]
en/of
- klaarkomen in de mond van die [aangeefster] ;