ECLI:NL:RBROT:2016:1909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
4141126 CV EXPL 15-4000
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en opzegging huurovereenkomsten in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Trescona Private Label Company Holding B.V. en mr. J.G. Princen q.q., curator in het faillissement van The Beagle Armada Zorg B.V. Trescona vorderde erkenning van haar vorderingen als boedelvordering in het faillissement. De kern van het geschil betreft de opzegging van huurovereenkomsten door de curator en de vraag welke opzegtermijn in acht genomen diende te worden. De rechtbank oordeelde dat de overeengekomen opzegtermijn van een jaar in acht diende te worden genomen, en dat de curator de huurovereenkomsten op onjuiste wijze had opgezegd. De rechtbank concludeerde dat de huurpenningen voor de panden aan de Molenstraat 28 en 30 als boedelschuld dienen te worden erkend. De curator had de huurovereenkomsten op 25 oktober 2013 opgezegd, maar deze opzegging voldeed niet aan de wettelijke termijn van drie maanden, waardoor de huur eindigde op 25 januari 2014. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door de curator.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4141126 CV EXPL 15-4000
uitspraak: 25 februari 2016

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Trescona Private Label Company Holding B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.F. Seunke,
tegen:

mr. J.G. Princen q.q.,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid The Beagle Armada Zorg B.V.
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. M.A.J. Hartman.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Trescona’, ‘de curator’ en ‘Armada’.

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 13 mei 2015, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 23 juli 2015 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
het proces-verbaal van de op 13 november 2015 gehouden comparitie van partijen.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten
1.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2
Trescona heeft op 1 maart 2011 het pand aan de Molenstraat 30 verhuurd aan Armada en op 1 augustus 2011 het pand aan de Molenstraat 28. In beide, schriftelijk vastgelegde, huurovereenkomsten is een opzegtermijn opgenomen van een jaar. Armada diende te huur te voldoen aan Rawo Vastgoed Beheer B.V. [hierna: Rawo Beheer].
1.3
Op 27 december 2012 heeft Armada het pand gelegen aan de Molenstraat 28 onderverhuurd aan Volcano Advertising B.V. [hierna: Volcano]. Volcano betaalde de huur direct aan Rawo Beheer.
1.4
Bij beschikking van 16 oktober 2013 van de Rechtbank Rotterdam is DGTF I B.V. (v. h.o.d.n. The Beagle Armada Zorg B.V.) in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. J.G. Princen als curator.
1.5
De curator heeft bij brief van 25 oktober 2013 aan de gemachtigde van Trescona – voor zover thans van belang – het volgende meegedeeld:
“(…) De boedel zegt de huurovereenkomsten met Trescona PLC Holding B.V. op ex artikel 39 Fw tegen 31 oktober 2013. De panden zijn al vrijwel leeg en dan geheel ontruimd. Ik begreep dat uw cliënte al een nieuwe huurder zou hebben.(…)”
1.6
Op 30 oktober 2013 schrijft de gemachtigde van Trescona in reactie op de brief van 25 oktober 2013 – voor zover thans van belang - het volgende:
“Naar aanleiding van uw e-mail van 25 oktober jl. in opgemelde zaak bericht ik u dat cliënte niet akkoord gaat met een opzegging van de twee lopende huurovereenkomsten per 31 oktober a.s.
De gebruikelijke opzegtermijn zoals bedoeld in artikel 39 Fw is drie maanden. Tot 31 januari 2014 maakt cliënte derhalve aanspraak op de huurpenningen als boedelschuld. (…)”
1.7
De curator schrijft diezelfde dag in reactie in een e-mail:
“(…) De gehuurde ruimte is al ontruimd en kan worden opgeleverd. De maximale termijn van art. 39 Fw behoeft dus niet gehanteerd te worden. Wij dienen boedelschulden zoveel mogelijk te beperken. Als compromis ben ik bereid om op te zeggen tegen en op te leveren per 30 november 2013, maar meer ook niet. Feitelijke oplevering kan dan wat mij betreft ook al eerder.(…)”
1.8
Op 1 januari 2014 heeft Trescona met betrekking tot het pand gelegen aan de Molenstraat 28 een huurovereenkomst gesloten met Volcano, de aanvankelijke onderhuurder van het pand.
1.9
Op 13 maart 2014 heeft de bestuurder van Volcano het volgende e-mailbericht aan de curator geschreven:
“Klopt! zoals eerder besproken hebben wij de gehele huur over 2013 overgemaakt aan de RAWO Vastgoed Beheer.
Het totale bedrag is inderdaad € 24.265,96 incl. BTW. Wij betalen € 6.066,49 per kwartaal.”
2. De vordering
2.1
Trescona vordert dat de curator in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van The Beagle Armada Zorg B.V. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
a. om de vordering van € 17.317,87 van Trescona als boedelvordering in het faillissement te erkennen respectievelijk voor zover het actief in het faillissement dat toelaat aan Trescona te betalen een bedrag van € 17.317,87, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 25 januari 2014;
b. om de vordering van € 5.537,17 van Trescona wegens door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten als boedelvordering in het faillissement te erkennen respectievelijk voor zover het actief in het faillissement dat toelaat aan Trescona te betalen een bedrag van € 5.537,17, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding
c. met veroordeling van de curator in de proceskosten.
2.2
Het door Trescona in haar vordering vermelde bedrag van € 17.317,87 is als volgt opgebouwd:
a. € 5.472,14 aan huur voor het pand gelegen aan de Molenstraat 28 over de periode van 16 oktober 2013 tot 1 januari 2014;
b. € 11.844,73 aan huur voor het pand gelegen aan de Molenstraat 30 over de periode van 16 oktober 2013 tot 25 januari 2014.
2.3
Trescona legt nakoming van de huurovereenkomst aan haar vordering ten grondslag.
3. Het verweer
3.1
De curator voert als verweer het volgende aan:
a) de huurovereenkomsten zijn door opzegging geëindigd op 30 november 2013;
b) de huurpenningen voor de Molenstraat 28 over de periode van 16 oktober 2013 tot 1 januari 2014 zijn door Volcano reeds voldaan.

Beoordeling van het geschil

4.1
Indien de gefailleerde huurder is, kan zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds doen eindigen. Bij de opzegging moet de daarvoor overeengekomen of gebruikelijke termijn in acht genomen worden, met dien verstande echter, dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn. Van de dag der faillietverklaring af is de huurprijs boedelschuld (art 39 lid 1 Fw).
4.2
In geschil is welke opzeggingstermijn de curator in acht diende te nemen.
4.3
De Raad van State heeft voor de invoering van artikel 39 Fw op 24 juni 1890 het volgende advies uitgebracht:
“Met het oog op artt. 1606 en 1607 van het Burgerlijk Wetboek, waarin bepaald wordt, dat als de huur bij geschrift aangegaan is, zij van rechtswege ophoudt, wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat daartoe eene opzegging vereischt wordt – hetgeen partijen natuurlijk niet belet een termijn voor opzegging te bedingen – maar dat als de huur zonder geschrift is aangegaan, zij op den bepaalden tijd niet ophoudt dan voor zooverre de eene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen, welke het plaatselijk gebruik medebrengt – is de Raad van State van oordeel, dat in den tweeden volzin van dit artikel meer had moeten gelet zijn op het onderscheid tusschen schriftelijke en mondelinge huur, in dier voege, dat duidelijker uitkwame, dat alleen bij mondelinge huur de gebruikelijke termijn moet worden in acht genomen.”
De Minister van Justitie heeft daarop als volgt geantwoord:
“De door den Raad van State voorgestelde redactie schijnt geen rekening te houden met het feit, dat ook bij mondelinge huur een termijn van opzegging overeengekomen kan zijn. Waar dit het geval is, moet daaraan boven den gebruikelijken termijn de voorkeur worden gegeven.(…)”
4.4
Vast staat dat partijen een opzegtermijn van een jaar zijn overeengekomen. Deze termijn moet gelet op het vorenstaande als uitgangspunt worden genomen en niet een gebruikelijke termijn. Art 39 Fw bepaalt dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn, zodat de curator deze termijn in acht diende te nemen.
4.5
Ten overvloede wordt over het begrip ‘gebruikelijke termijn’ het volgende overwogen.
Uit de parlementaire geschiedenis van art. 39 Fw kan worden afgeleid dat de wetgever met betrekking tot de bij opzegging in acht te nemen termijnen als bedoeld in artikel 39 Fw heeft willen aansluiten bij de destijds geldende termijnen voor opzegging van een huurovereenkomst (
de gebruikelijken termijnen).
Artikel 1606 BW luidde destijds:
“Indien de huur bij geschrift is aangegaan, houdt dezelve van regtswege op, wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat daartoe eene opzegging vereischt worde”
Artikel 1607 BW luidde:
“Indien de huur zonder geschrift is aangegaan, houdt dezelve op den bepaalden tijd niet op, dan voor zoo verre de eene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen welke het plaatselijk gebruik medebrengt.”
4.6
De artikelen 1606 en 1607 BW zijn in 2003 komen te vervallen. Thans kan een huurovereenkomst – kort gezegd – worden opgezegd met inachtneming van een wettelijke dan wel een daarvan afwijkende overeengekomen termijn. De wettelijke mogelijkheid om een huurovereenkomst op te zeggen met inachtneming van de termijnen naar het plaatselijk gebruik is komen te vervallen. Een en ander leidt ertoe dat een redelijke uitleg van artikel 39 Fw meebrengt dat, overeenkomstig de thans geldende regels, bij een opzegging van de huurovereenkomst op grond van artikel 39 Fw de overeengekomen termijn, en bij gebreke daarvan, de wettelijke termijn in acht moet worden genomen, met dien verstande dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn.
4.7
De curator heeft de huurovereenkomsten op 25 oktober 2013 opgezegd tegen 31 oktober 2013 en later nog eens tegen 30 november 2013. Wat daar van zij, in beide gevallen is de termijn korter dan drie maanden. De opzegging moet naar vaste rechtspraak worden geconverteerd in een geldige opzegging, zodat de huur eindigde tegen 25 januari 2014.
4.8
De huur voor Molenstraat 30 over de periode van 16 oktober 2013 tot 25 januari 2014 € 11.844,73 is dan ook een boedelschuld.
4.9
De huur voor Molenstraat 28 over de periode van 16 oktober 2013 tot 1 januari 2014 is eveneens een boedelschuld, tenzij deze huurtermijnen reeds zijn betaald.
4.1
De curator stelt dat Volcano de huur voor Molenstraat 28 voor de periode van 16 oktober 2013 tot 1 januari 2014 heeft betaald aan Rawo Beheer en dat bij deze betaling (van € 6.066,49 inclusief BTW) is vermeld dat het ging om de huur over het laatste kwartaal van 2013.
4.11
Niet in geschil is dat de verschuldigde huur zowel door Armada als door Volcano aan Rawo Beheer werd betaald en dat Armada op het moment van betalen een betalingsachterstand had bij Trescona. In geschil is waarop de betaling moet worden toegerekend en welk bedrag is betaald. Indien Volcano bij het betalen van het hiervoor genoemde bedrag heeft vermeld dat het ging om het laatste kwartaal van 2013, hetgeen Trescona betwist, moet de betaling worden toegerekend aan deze periode (art 6:43 lid 1 BW). Indien de betaling niet is aangewezen, strekt de betaling echter in mindering van oudste verbintenis (art 6:43 lid 2 BW). Uit de door de curator overgelegde e-mail (zie hiervoor onder 1.9) blijkt niet zonder meer dat de betaling is aangewezen. De curator zal in de gelegenheid worden gesteld een betalingsbewijs over te leggen waaruit het gestelde bedrag en de aanwijzing blijkt.
4.12
Nu reeds wordt het volgende overwogen. De huur die de curator als boedelschuld dient te voldoen zal in de vorm van een verklaring voor recht worden toegewezen. Het karakter van een algemeen beslag van alle crediteuren, met alle preferenties die daar bij horen, verdraagt zich niet met een executoriale titel.

Beslissing

De kantonrechter:

verwijst de zaak naar de rol van
24 maart 2016voor het nemen van een akte door de curator (zie r.o. 4.9);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371