ECLI:NL:RBROT:2016:190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
5 januari 2016
Zaaknummer
10/730256-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde na positieve ontwikkeling en begeleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2016 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een veroordeelde, geboren in 1996, die momenteel verblijft in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt. De officier van justitie had in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds de laatste verlengingszitting op 6 augustus 2015 een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft zich ingesteld op het volgen van een uitstroomtraject en heeft positieve ervaringen opgedaan tijdens begeleide verloven. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde nog verdere behandeling nodig heeft om zijn spanningen beter te leren reguleren en om de stappen naar onbegeleid verlof te kunnen zetten. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel toegewezen en deze met zes maanden verlengd, in het belang van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde en de veiligheid van anderen. De officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging, aangezien de maatregel niet voorwaardelijk eindigt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10/730256-12
Datum uitspraak: 5 januari 2016

BESCHIKKING

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement tot het vaststellen van voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging, opgelegd aan:

[Naam veroordeelde] , hierna te noemen de veroordeelde,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats]
verblijvende in Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt, Borgtweg 1, 3202 LJ Spijkenisse,
raadsvrouw: mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

PROCEDURE

Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 25 april 2013, is aan de veroordeelde ter zake van
de eendaadse samenloop van medeplegen van moord en diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het geslotene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personenopgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Bij beslissing van deze rechtbank van 6 augustus 2015 is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen verlengd met zes maanden.
Op 7 december 2015 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht, gedateerd
7 december 2015, met daarbij gevoegd een advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft van 12 november 2015 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde van 27 oktober 2015. De vordering strekt ertoe de maatregel te verlengen met zes maanden.
Op 15 december 2015 is op de griffie van de rechtbank binnengekomen de vordering van het openbaar ministerie gedateerd 15 december 2015 met daarbij gevoegd een advies van Reclassering Nederland van 11 december 2015. De vordering strekt ertoe dat de rechtbank in geval van voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van rechtswege, zal bepalen dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien die een vorm van intensieve begeleiding inhouden, zal deelnemen aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang, zich ten opzichte van begeleiders coöperatief en begeleidbaar zal opstellen en openheid van zaken zal geven op alle leefgebieden, toestemming zal verlenen om contact op te nemen met relevante referenten en netwerkcontacten, een zinvolle dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of opleiding zal hebben, een aantoonbaar inkomen zal hebben en daarover openheid zal geven aan de reclassering, indien daar aanleiding toe ontstaat zal meewerken aan hulpverlening op het gebied van middelengebruik en niet zonder toestemming van de reclassering zal verhuizen of van adres veranderen.
De behandeling van de zaak heeft in beslotenheid plaatsgevonden in raadkamer van
22 december 2015. De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw voornoemd, de getuige-deskundige (gedragsdeskundige) dhr.
[naam] , werkzaam bij JJI De Hartelborgt, en mevr. [naam] , werkzaam bij Reclassering Nederland, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel, zodat de maatregel zal eindigen op
5 februari 2016. Aan die beëindiging moeten, aldus de officier van justitie, voorwaarden gesteld worden, welke voorwaarden zijn opgesomd in het advies van Reclassering Nederland van 11 december 2015.
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben bepleit dat de vordering tot verlenging van de maatregel wordt afgewezen zodat de maatregel op 5 februari 2016 zal eindigen. Aan die beëindiging moeten de voorwaarden worden verbonden opgesomd in het advies van Reclassering Nederland van 11 december 2015.

BEVOEGDHEID

De rechtbank is bevoegd van de vorderingen kennis te nemen, aangezien zij in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is gelast.

ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING VERLENGING PLAATSING INRICHTING JEUGDIGEN

Het openbaar ministerie kan worden ontvangen in zijn vordering tot verlenging van de maatregel, nu deze niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de maatregel door tijdsverloop zou eindigen, is ingediend.

BEOORDELING VAN DE VORDERING VERLENGING PLAATSING INRICHTING JEUGDIGEN

Het verlengingsadvies houdt onder meer het volgende in.
Sinds de laatste PIJ-verlengingszitting (rechtbank: op 6 augustus 2015) is er veel gebeurd. De veroordeelde heeft zich na de zitting ingesteld op het volgen van een uitstroomtraject. De veroordeelde heeft hiermee extra druk gelegd op het te volgen traject. Hij voelde zich hierin gesterkt door de beschikking van de rechtbank van 6 augustus 2015.
Een maand na de zitting van 6 augustus 2015 is een verlofmachtiging afgegeven. De eerste begeleide verloven zijn positief verlopen. De verloven bieden aanknopingspunten om verder in gesprek te gaan met de veroordeelde over zijn gevoelswereld en gedachten, ook rondom delictgerelateerde situaties. Vanuit deze observaties in de praktijk kan een verdieping worden aangebracht in de ontwikkeling van de veroordeelde.
De veroordeelde lijkt te groeien in zijn ontwikkeling en zich in toenemende mate open te stellen. Er is echter nog steeds sprake van een sociaal wenselijke houding. De afgelopen periode is gezien hoe de veroordeelde omgaat met tegenslagen en frustraties. De veroordeelde heeft hierin groei laten zien, hij heeft tegenslagen beter kunnen hanteren. Enerzijds is er opbouw van spanning en achterdocht jegens de behandelaars gezien, anderzijds is gezien dat de veroordeelde zich wist aan te passen en is blijven meewerken aan zijn traject.
De veroordeelde heeft in de afgelopen periode kunnen oefenen met het uitstellen van zijn behoeften en het op een minder rigide en dwangmatige manier najagen daarvan. De veroordeelde heeft een hoog ambitieniveau, met grote verwachtingen van zijn omgeving. Als de omgeving hierin niet direct meegaat, is hij dwingend en afkeurend.
Ten aanzien van de resocialisatie van de veroordeelde dienen nog de nodige vragen beantwoord te worden, zoals de vraag wat de dagbesteding van de veroordeelde zal worden.
De voorwaardelijke beëindiging is als mogelijkheid overwogen, maar wordt als kader niet geschikt geacht omdat dit onvoldoende dwingend wordt geacht om de persoonlijke ontwikkeling van veroordeelde in de omgang met anderen, de omgang met ouders en het omgaan met vragen over zijn verleden en het delict te kunnen begeleiden. Het bespreken van wat de veroordeelde bezig houdt, komt voorzichtig op gang. Van een voorwaardelijke beëindiging wordt op dit moment verwacht dat dit het proces van open communicatie zal doorkruisen.
Geadviseerd wordt de maatregel met negen maanden te verlengen.
Het advies van Reclassering Nederland van 11 december 2015 houdt onder meer het volgende in.
De veroordeelde kan na zijn vrijlating bij zijn ouders gaan wonen. Na zijn vrijlating zal een uitkering worden aangevraagd.
Uit het bij veroordeelde afgenomen psychologisch onderzoek van medio augustus 2015 komt, aldus de reclassering, onder meer het volgende naar voren:
“de innerlijke dynamiek van de veroordeelde lijkt niet te stroken met het beeld dat hij van zichzelf wil neerzetten. Er lijkt sprake te zijn van een dusdanig superlatieve zelfpresentatie dat deze niet geloofwaardig is voor de buitenwereld. De veroordeelde lijkt zich als onaantastbaar en onkwetsbaar te willen presenteren, terwijl onderliggend een sterk gevoel van onzekerheid gezien wordt voortkomend uit een zwak zelf-concept. Er lijkt weinig sprake te zijn van een eigen identiteit, wat in combinatie met veroordeeldes gebrekkige sociale vaardigheden leidt tot sociale teruggetrokkenheid en isolatie om kwetsing te voorkomen. Er lijkt weinig voeling te zijn met het eigen gevoelsleven en er lijkt sprake te zijn van een gebrek aan zelfinzicht. Hierdoor is er een grote kwetsbaarheid met een primair narcistische affect-afweer die, gezien de stabiliteit, lang kan worden volgehouden, maar onverwacht kan doorbreken. Een dergelijke doorbraak kan leiden tot acting-outgedrag in de vorm van agressie, angstklachten of zelfs een psychose. Enerzijds wordt een overaanpassing gezien waarbij de eigen gevoelens en behoeften niet worden uitgesproken maar worden vermeden. Anderzijds wordt gezien dat de veroordeelde in zekere mate moeite heeft met autoriteit, dat hij weinig verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en dat hij overmatig rationaliseert, waardoor hij in enige mate lichtgeraakt en eigenzinnig poneert.
De persoonlijkheid van de veroordeelde is onrijp en kwetsbaar. Bij toenemende druk is er sprake van een verhoogde gevoeligheid voor psychopathologie. Dit uit zich in structureel onvermogen tot het vormgeven van diepere sociale contacten, een grote mate van regiebehoefte, vermijding van problemen, ingehouden agressie en overaanpassing die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot overmatige angstgevoelens, acting-outgedrag en mogelijk tot decompensatie of psychose.”
De reclassering schat de recidivekans op laag/gemiddeld en geeft daarbij aan dat deze inschatting enkel is gebaseerd op het gedrag van veroordeelde in de JJI en bij de begeleide verloven.
Gerapporteerd wordt dat toezicht op bijzondere voorwaarden met de in het rapport van
11 december 2015 opgenomen (gedrags-)interventie(s) en/of behandeling(en) geïndiceerd is. Geadviseerd wordt daarom de maatregel voorwaardelijk te beëindigen.
De getuige-deskundige de heer [naam] heeft tijdens de behandeling in raadkamer het verlengingsadvies toegelicht en heeft daarbij verklaard dat de veroordeelde een onverminderd grote inzet toont tijdens zijn behandeling. Deze inzet kan steeds worden opgebracht omdat de veroordeelde naar een doel toe werkt. Gezien wordt dat de veroordeelde veel behoefte heeft aan controle. Wanneer hij zijn zin niet krijgt en hij zijn behoefte aan controle moet uitstellen, bouwt hij spanning op. De vraag is in hoeverre de veroordeelde in staat is die spanningen zelfstandig te reguleren. De veroordeelde schermt de onderliggende bron van zijn spanningen en boosheid af. Ook op dit punt kan de veroordeelde zich verder ontwikkelen.
Er zijn dan ook nog verschillende punten waarop de behandeling nog niet is afgerond.
De veroordeelde is inmiddels een aantal keer op begeleid verlof geweest. Tijdens zijn verloven is de veroordeelde begeleid, ook door personeel van DV&O. Volgende stappen in het verloftraject zijn dat de veroordeelde langer op verlof mag en dat hij op verloven binnen de regio Rotterdam niet meer begeleid zal worden door personeel van DV&O maar enkel door personeel van De Hartelborgt. Als dit goed gaat, kan worden gestart met onbegeleid verlof. Het is nu nog te vroeg voor de veroordeelde om op onbegeleid verlof te gaan.
Mevrouw [naam] , werkzaam bij Reclassering Nederland, heeft tijdens de behandeling in raadkamer het advies tot voorwaardelijke beëindiging van de maatregel toegelicht en zij heeft verklaard dat het op een paar punten na goed gaat met de veroordeelde. De veroordeelde moet de kans krijgen om te bewijzen dat hij zich buiten de instelling staande kan houden. De inschatting is dat de veroordeelde het aan kan om buiten de inrichting zijn behandeling voort te zetten, ondanks dat hij tot nu toe alleen ervaring heeft opgedaan met begeleid verlof. De verwachting is dat het netwerk van de veroordeelde en De Waag voldoende in staat zijn om hem op te vangen op het moment dat de veroordeelde behoefte heeft aan ondersteuning.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel, zodat de maatregel zal eindigen op
5 februari 2016, aan welke beëindiging voorwaarden gesteld moeten worden, welke voorwaarden zijn opgesomd in het advies van Reclassering Nederland van 11 december 2015.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat met name het belang van een veroordeelde jongere, de toetssteen is bij de vraag of de maatregel al dan niet verlengd moet worden. Gekeken moet worden naar de ontwikkeling die de veroordeelde heeft doorgemaakt en niet naar het gronddelict waarvoor de maatregel is opgelegd. De veroordeelde in de onderhavige zaak doet erg zijn best en hij werkt goed mee. Hij is toe aan een nieuwe stap, maar er worden steeds belemmeringen opgeworpen om deze stap tegen te houden. Het is van belang dat de veroordeelde duidelijkheid krijgt en dat hem perspectief geboden wordt.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering tot verlenging van de maatregel moet worden afgewezen zodat de maatregel op 5 februari 2016 zal eindigen, aan welke beëindiging de voorwaarden gesteld kunnen worden zoals opgesomd in het advies van Reclassering Nederland van 11 december 2015.
Er is bij de veroordeelde sprake van spanningen doordat hij niet weet waar hij aan toe is. De motivatie voor zijn behandeling neemt inmiddels af. De kans bestaat dat een vernieuwde verlenging van de maatregel een negatieve invloed zal hebben op de ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de beschikking van 6 augustus 2015 heeft de rechtbank vastgesteld dat veroordeelde een positieve groei had doorgemaakt en toe was aan verloven. Die verloven werden hem op dat moment echter nog onthouden. De rechtbank heeft toen overwogen dat verloven een onlosmakelijk en noodzakelijk onderdeel van de behandeling van veroordeelde vormden. Onderdeel van die behandeling is immers het oefenen met opgedane kennis en vaardigheden in situaties buiten de instelling, en dat kan alleen als de veroordeelde – eerst begeleid, vervolgens onbegeleid – verlof wordt verleend. Om te onderstrepen dat die verloven spoedig zouden moeten aanvangen, heeft de rechtbank op 6 augustus 2015 de maatregel met zes maanden verlengd.
De veroordeelde heeft tijdens zijn behandeling een positieve groei doorgemaakt en grote inzet getoond. Dit is prijzenswaardig. Zijn inzet kan hij opbrengen door vast te houden aan het doel waar hij naar toe werkt. In het geval dat doel verandert, of het tijdspad naar dat doel verandert, bouwt de veroordeelde echter innerlijke spanning op, zo blijkt uit het dossier en hetgeen de getuige-deskundige [naam] ter zitting verklaard heeft. Het door de reclassering geciteerde rapport van medio augustus 2015 van het psychologisch onderzoek van veroordeelde geeft aan dat een dergelijke spanningsopbouw nog kan leiden tot ongewenst gedrag van veroordeelde. De rechtbank is met de getuige-deskundige [naam] van oordeel dat de veroordeelde verdere behandeling nodig heeft om onder meer te leren die innerlijke opbouw van spanningen beter – zonder hulp van anderen – te reguleren.
De rechtbank is voorts met de getuige-deskundige [naam] van oordeel dat het van belang is dat alle fasen van de behandeling doorlopen worden. De stap van het op verlof gaan, is nog niet geheel gezet. Immers, er is wel een aanvang gemaakt met het op begeleid verlof gaan, maar van onbegeleid verlof is nog geen sprake geweest.
De rechtbank verwacht dat de veroordeelde in de komende periode zal kunnen aanvangen met onbegeleide verloven, en acht ook dit onderdeel van het door de veroordeelde te volgen traject nog steeds van groot belang.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het dossier, het verlengingsadvies en uit hetgeen door de getuige-deskundige, de reclassering en de veroordeelde ter zitting verklaard is, volgt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel in een inrichting voor jeugdigen vereist en ook dat verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De verlenging van de maatregel is mogelijk, nu zij is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en omdat bij de veroordeelde tijdens het begaan van de feiten waarvoor de maatregel is opgelegd een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens bestond zoals bedoeld in artikel 77s, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden toegewezen.
ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING VASTSTELLEN VOORWAARDEN TIJDENS VOORWAARDELIJKE BEËINDIGING
Nu de maatregel niet voorwaardelijk zal eindigen, wordt de officier van justitie in de vordering tot het vaststellen voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging niet-ontvankelijk verklaard.

BESLISSING

De rechtbank
verlengtde termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, opgelegd aan [Naam veroordeelde] voornoemd met
zes maanden;
verklaart de officier van justitie in zijn vordering vaststellen voorwaarden tijdens voorwaardelijke beëindiging niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is genomen door
mr. J. van Driel, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog, en M.M. Dolman, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. S.A. Commandeur, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 januari 2016.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Arnhem.