ECLI:NL:RBROT:2016:1884

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2016
Publicatiedatum
14 maart 2016
Zaaknummer
C/10/494185 / KG ZA 16-114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van leden van een vereniging en de rechtsgeldigheid van bestuursbesluiten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door twee leden van een vereniging tegen de vereniging zelf en haar voorzitter. De eisers, aangeduid als [eiser1] en [eiser2], hebben hun lidmaatschap van de vereniging opgezegd gekregen door het bestuur, dat van mening was dat voortzetting van het lidmaatschap redelijkerwijs niet van de vereniging kon worden gevergd. De eisers betwisten de rechtsgeldigheid van deze opzegging en vorderen in kort geding dat het besluit tot opzegging nietig wordt verklaard en dat het bestuur wordt geschorst.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opzegging van het lidmaatschap is gedaan in overeenstemming met de statuten van de vereniging, die bepalen dat opzegging door het bestuur kan plaatsvinden indien een lid zich op destructieve wijze gedraagt. De rechter heeft geoordeeld dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat het opzeggingsbesluit onrechtmatig was en dat het bestuur de bevoegdheid had om de opzegging te effectueren. De rechter heeft ook geoordeeld dat de eisers niet tijdig beroep hebben aangetekend tegen het besluit, waardoor hun vorderingen niet ontvankelijk zijn.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van de naleving van statutaire procedures en de rechten van bestuursleden binnen een vereniging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/494185 / KG ZA 16-114
Vonnis in kort geding van 2 maart 2016(
bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser1] ,

2.
[eiser2],
beiden wonende te Rotterdam,
eisers,
advocaat mr. H.E. Borgman te Rotterdam,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[gedaagde1],
gevestigd te Rotterdam,
2.
[gedaagde2],
in haar hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van gedaagde sub 1,
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagden,
advocaat mr. J. de Back te Rotterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk - in mannelijk enkelvoud - worden aangeduid als [eisers] en afzonderlijk als [eiser1] respectievelijk [eiser2] Gedaagden zullen hierna gezamenlijk - in vrouwelijk enkelvoud - worden aangeduid als [gedaagden] en afzonderlijk als de vereniging respectievelijk [gedaagde2]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de exploten van dagvaarding d.d. 9 februari 2016, met producties 1 tot en met 17
  • de mondelinge behandeling op 17 februari 2016
  • de pleitnota van [eisers]
  • de conclusie van antwoord/pleitnotities van [gedaagden] , met producties 1 tot en met 6.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 17 februari 2016 is aan de orde geweest de vraag of de zitting al dan niet doorgang moest vinden in verband met het, in de visie van mr. De Back, niet (duidelijk en expliciet) opvragen van verhinderdata door mr. Borgman bij hem [1] (en bovendien het niet (tijdig) toezenden van een afschrift van het aanvraagformulier kort geding, de retour gekomen dagbepaling en de (concept-)dagvaarding). Mr. De Back heeft in dat kader en mede gelet op zijn afwezigheid tot 16 februari 2016 in verband met vakantie op 15 februari 2016 gevraagd de mondelinge behandeling kort aan te houden. Mr. Borgman heeft daartegen gemotiveerd bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie en na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld over en weer schriftelijk te reageren, beslist dat de zitting op 17 februari 2016 te 10:00 uur doorgang zal vinden en dat pas ter zitting beslist zal worden aangaande de gestelde processuele gebreken aan de zijde van [eisers] die tot verplaatsing van de inhoudelijke behandeling van de zitting zouden moeten leiden.
Ter zitting heeft mr. De Back aan de voorzieningenrechter en de wederpartij een conclusie van antwoord/pleitnotaties met producties overhandigd. Ter zitting is niet gebleken dat [gedaagden] als gevolg van de, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, processuele onhandigheden aan de zijde van [eisers] en de korte termijn voor het formuleren van het verweer, in de verdediging is geschaad. Van het aanbod van mr. De Back om na de zitting de door tijdgebrek ontbrekende essentiële producties te overleggen heeft de voorzieningenrechter, zonder bezwaar van partijen, geen gebruik hoeven maken. [gedaagden] heeft haar standpunt in voldoende mate kunnen toelichten. In de gegeven omstandigheden zullen de producties die [gedaagden] ter zitting wel heeft overgelegd en tegen de overlegging waarvan [eisers] bezwaar heeft gemaakt, worden geaccepteerd. Tijdens een korte schorsing van de zitting heeft [eisers] kennis kunnen nemen van deze niet-omvangrijke en overzichtelijke producties. Daarbij zij opgemerkt dat deze bij [eisers] deels als bekend mochten worden verondersteld en deels door [eisers] (als eerste) hadden moeten zijn overgelegd. Daarbij heeft de voorzieningenrechter het bepaalde in artikel 6.2 van het Procesreglement in aanmerking is genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vereniging bestaat sinds 5 juni 1976. In een op 21 maart 1980 verleden notariële akte zijn de statuten van de vereniging vastgesteld. Deze statuten hebben nog immer hun gelding.
2.2.
In de statuten staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:

Artikel 5
Het bestuur beslist omtrent de toelating van leden.
Bij niet-toelating kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.
Artikel 6
1. Het lidmaatschap eindigt:
(…)
c. door opzegging namens de vereniging.
Deze kan geschieden wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereiste voor het lidmaatschap bij de statuten gesteld te voldoen, wanneer hij zijn verplichtingen jegens de vereniging niet nakomt, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren;
(…)
2. Opzegging namens de vereniging geschiedt door het bestuur.
3. Opzegging van het lidmaatschap (…) door de vereniging kan slechts geschieden tegen het einde van een verenigingsjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van vier weken. Echter kan het lidmaatschap onmiddellijk worden beëindig[d] indien van de vereniging (…) redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
(…)
7. Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap door de vereniging op grond dat redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren (…) staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open op de algemene vergadering. Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit met opgave van redenen in kennis gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
(…)
Bestuur
Artikel 8
1. Het bestuur bestaat uit tenminste zeven personen, die door de algemene vergadering worden benoemd uit de leden van de vereniging.
(…)
Artikel 9
(…)
2. Elk bestuurslid treedt uiterlijk drie jaar na zijn benoeming af, volgens een door het bestuur op te maken rooster van aftreding. De aftredende is herkiesbaar; wie in een tussentijdse vacature wordt benoemd, neemt op het rooster de plaats van zijn voorganger in.
(…)
Artikel 10
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. (…)
Van het verhandelde in elke vergadering worden door de secretaris notulen opgemaakt, die door de voorzitter en de secretaris worden vastgesteld en ondertekend.
(…)
Artikel 11
Behoudens de beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de vereniging.
Indien het aantal bestuursleden beneden zeven is gedaald, blijft het bestuur bevoegd. Het is echter verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering te beleggen, waarin de voorziening in de open plaatsen of de open plaats aan de orde komt.
(…)
Het bestuur is, mits met goedkeuring van de algemene vergadering, bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt. Op het ontbreken van deze goedkeuring kan door en tegen derden beroep worden gedaan.
Onverminderd het in de laatste volzin van lid 4 bepaalde wordt de vereniging in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter, secretaris en penningmeester tezamen.
(…)
Algemene vergaderingen
Artikel 14
1. Aan de algemene vergadering komen in de vereniging alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan het bestuur zijn opgedragen.
(…)
4. Voorts is het bestuur op schriftelijk verzoek van tenminste een zodanig(…) aantal leden als bevoegd is tot het uitbrengen van een/tiende gedeelte der stemmen verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken. Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan door oproeping overeenkomstig artikel 18 of bij advertentie in tenminste een ter plaatse waar de vereniging gevestigd is veel gelezen dagblad.
Artikel 15
1. Toegang tot de algemene vergadering hebben alle leden van de vereniging.
Geen toegang hebben geschorste leden en geschorste bestuursleden.
(…)
Ieder lid van de vereniging dat niet geschorst is, heeft één stem.
Een lid kan zijn stem door een schriftelijk daartoe gemachtigd ander lid uitbrengen,
Artikel 16
De algemene vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de vereniging of zijn plaatsvervanger. (…).
Van het verhandelde in elke vergadering worden door de secretaris of een ander door de voorzitter daartoe aangewezen persoon notulen gemaakt, die door de voorzitter en de notulist worden vastgesteld en ondertekend. Zij die de vergadering bijeenroepen kunnen een notari[ee]l proces-verbaal van het verhandelde doen opmaken.
De inhoud van de notulen of van het proces-verbaal wordt ter kennis van de leden gebracht.
Artikel 17
Het ter algemene vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter dat door de vergadering een besluit is genomen is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit voorzover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het in het eerste lid bedoeld oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, wanneer de meerderheid der vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
(…)
Artikel 18
De algemene vergaderingen worden bijeengeroepen door het bestuur. De oproeping geschiedt schriftelijk (…). De termijn voor de oproeping bedraagt tenminste zeven dagen.
Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld onverminderd het bepaalde in artikel 20.
(…)”
2.3.
Het huidige bestuur van de vereniging bestaat (feitelijk) uit de volgende personen:
  • [gedaagde2] , voorzitter (gedaagde sub 2)
  • [persoon1] , vicevoorzitter
  • [persoon2] (ook geschreven als: [persoon2] , penningmeester (sinds 15 maart 2015), (daarvoor was tot 3 februari 2015 penningmeester: [persoon3]
  • [persoon4] secretaris (sinds 1 oktober 2014), (daarvoor was tot 1 oktober 2014 secretaris: [persoon5]
  • [persoon6] , algemeen bestuurslid.
De vereniging heeft circa 100 leden.
2.4.
In 2012 en de periode daaraan voorafgaand bestonden, net als op dit moment, tussen (een aantal leden van) het bestuur en (bepaal)de leden van de vereniging conflicten van verschillende aard. In verband met die conflicten is op 5 juni 2012 een eerste kort gedingprocedure aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank tussen [eisers] en 18 andere leden van de vereniging als eisers enerzijds en de vereniging als gedaagde anderzijds (zaak-/rolnummer 401790 / KG ZA 12-401). Deze procedure heeft geleid tot het vonnis van 27 juni 2012. In de vervolgens aanhangig gemaakte kort gedingprocedure met zaak-/rolnummer 408837 / KG ZA 12-733 is tussen de vereniging als eiseres enerzijds en vier leden van de vereniging als gedaagden anderzijds op 18 oktober 2012 vonnis gewezen. Van dit laatste vonnis is de vereniging in hoger beroep gegaan. In het arrest van 24 december 2013 is de vereniging niet-ontvankelijk verklaard.
Kern van het geschil in beide zaken in eerste aanleg was de rechtsgeldigheid van (door het bestuur en/of in de algemene vergadering) genomen besluiten.
2.5.
Het bestuur heeft een algemene ledenvergadering (ALV) uitgeschreven voor 27 juli 2015. Tussen partijen bestaat geschil over de naleving van verschillende totstandkomingsvoorwaarden van die vergadering, het verhandelde ter vergadering en de wijze van beëindiging daarvan.
2.6.
Op 2 augustus 2015 heeft een bestuursvergadering plaatsgevonden. Naar aanleiding van het ten tijde van die vergadering genomen besluit tot opzegging van een aantal leden heeft [gedaagde2] (namens het bestuur van de vereniging), bij brief van 5 augustus 2015 aan [eiser1] respectievelijk [eiser2] (welke brief [eisers] op 6 augustus 2016 heeft ontvangen) het volgende bericht (hierna ook: het opzeggingsbesluit):
“(…)
Assalaam Alaikoem w.r.w.b.
Via deze weg bericht het bestuur van de [gedaagde1] (verder: de vereniging) dat uw lidmaatschap van de vereniging wordt opgezegd. Wij vinden het spijtig deze beslissing te moeten nemen. De beslissing wordt als volgt toegelicht.
Het bestuur is de mening toegedaan dat voortduring van uw lidmaatschap redelijkerwijze niet van de vereniging kan worden gevergd. Artikel 6 van de Statuten maakt het mogelijk om in dat geval over te gaan tot opzegging. Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt.
De reden voor de opzegging is gelegen in het feit dat u zich bij herhaling op destructieve wijze heeft gedragen ten opzichte van de vereniging en het bestuur van de vereniging, waardoor het functioneren van de vereniging en het nastreven van haar doelen in gevaar gebracht wordt. In het verleden heeft uw handelen de vereniging al in de problemen gebracht. Ook recentelijk, namelijk ter gelegenheid van de op 27 juli 2015 gehouden algemene ledenvergadering, zijn de gemoederen (wederom) hoog opgelopen. Dit terwijl in het afgelopen jaren een veelheid aan bemiddelingspogingen gedaan zijn om nader tot elkaar te komen. De verschillende bemiddelingspogingen hebben tot geen enkel resultaat geleid. Het bestuur acht dit grotendeels te wijten aan uw opstelling en die van een aantal andere leden.
Bij een opzegging dient uiteraard een afweging van belangen te worden gemaakt. Het bestuur stelt dat het belang van de vereniging bij orde binnen de vereniging prevaleert boven uw belang om de bevoegdheden die samenhangen met het lidmaatschap uit te kunnen oefenen. Het bestuur heeft vastgesteld dat u geen bijzondere functie binnen de vereniging heeft vervuld of bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming of instandhouding van de vereniging.
Bij de belangenafweging weegt het bestuur voorts zwaar-mee dat u geenszins de toegang tot het verenigingsgebouw en de activiteiten wordt ontzegd. U bent nog steeds van harte welkom om het gebed bij te wonen en aan activiteiten mee te doen. De enige consequentie van de opzegging van uw lidmaatschap is dat u niet (meer) kunt stemmen op de algemene ledenvergadering(en). Daartegenover staat dat u niet langer verplicht bent contributie te betalen.
De Statuten bepalen dat u het recht heeft om tegen de opzegging van uw lidmaatschap in beroep te komen bij de algemene ledenvergadering. Indien u van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken moet u, graag onder opgaaf van redenen, binnen één maand na de opzegging (heden) beroep aantekenen. Naar verwachting zal op 16 augustus 2015 een algemene ledenvergadering worden gehouden. Als u ervoor zorgt dat uw beroep voor die datum is ontvangen door het bestuur zal dit op die algemene ledenvergadering worden behandeld. Als het op of na die datum binnenkomt zal het op de eerstvolgende algemene ledenvergadering worden behandeld, Totdat op uw beroep is beslist zult u wel geschorst zijn. Dit houdt in dat u niet aanwezig mag zijn bij de algemene ledenvergadering en daar dan ook geen stem mag uitbrengen (art. 6 lid 7 en art 15 lid 1 van de Statuten),
Wij vertrouwen erop u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd en hopen u ook in de toekomst nog te mogen verwelkomen bij de activiteiten van de vereniging.
Wassalaam
(…)”.
2.7.
In een bijlage bij een e-mail van 5 augustus 2015 is namens een aantal leden, waaronder [eisers] , aan het bestuur verzocht om overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 lid 4 van de statuten een ALV te houden teneinde een nieuw bestuur te kiezen. Dit verzoek is herhaald bij e-mail van 6 augustus 2015.
2.8.
Op 8 augustus 2015 is door [gedaagde2] , namens het bestuur, een oproeping voor een op 16 augustus 2015 te houden ALV aan de leden verstuurd. Geagendeerd stond o.a. de behandeling beroepschrift opgezegde lidmaatschappen en het ontslag van het huidige bestuur. Tussen partijen bestaat ook met betrekking tot deze ALV geschil over de naleving van verschillende totstandkomingsvoorwaarden, het verhandelde ter vergadering en de wijze van beëindiging daarvan.
2.9.
Bij brief van 11 augustus 2015, als bijlage verzonden bij e-mail van 14 augustus 2015, aan (de voorzitter van) het bestuur is namens de opgezegde leden gereageerd op het opzeggingsbesluit.
2.10.
Op 8 november 2015 heeft een bestuursvergadering plaatsgevonden.
2.11.
Door [gedaagden] is toegezegd dat binnen afzienbare tijd, in maart 2016, doch pas na een uitspraak in dit kort geding, mede gelet op het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de statuten, een ALV van de vereniging zal worden georganiseerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
te bepalen dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter (het besluit tot) de opzegging van het lidmaatschap van [eisers] en de overige 13 in het lichaam van de dagvaarding genoemde personen nietig is, althans het besluit tot opzegging van het lidmaatschap te schorsen met veroordeling van de vereniging om te gehengen en te gedogen totdat in de bodemprocedure een uitspraak is gedaan op de vordering van [eisers] tot verklaring voor recht dat de opzegging nietig is, althans tot vernietiging van het bestreden besluit;
te bepalen dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de aanvraag d.d. 5 augustus 2015 tot het houden van een ALV en een verkiezing van een nieuw bestuur rechtsgeldig is en de leden alsnog deze vergadering mogen uitschrijven en houden;
het huidige bestuur van de vereniging te schorsen en tijdelijk een interim-bestuurder aan te stellen die de orde in de vereniging kan herstellen;
althans een zodanige voorziening te treffen als U.E. in goede justitie zal vermenen te behoren;
gedaagde (de voorzieningenrechter leest: [gedaagden] ) te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eisers] bij zijn vorderingen wordt gemotiveerd bestreden door [gedaagden]
De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een spoedeisend belang reeds sprake is omdat, zo is ter zitting ook erkend aan de zijde van [gedaagden] , mede in verband met het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de statuten van de vereniging, naar de wens van alle partijen, binnen afzienbare termijn een ALV georganiseerd zal worden - naar verwachting in maart 2016, na de uitspraak in dit kort geding -, ten tijde van welke vergadering [eisers] wenst te verschijnen, mee te praten en zijn stemrecht uit te oefenen, hetgeen wordt verhinderd door de schorsing van [eisers] als gevolg van het - beweerdelijk onrechtmatige - opzeggingsbesluit d.d. 5 augustus 2016 van het bestuur (in verband met artikel 15 lid 1 van de statuten). Hieraan doet niet af dat [eisers] kennelijk langere tijd heeft gewacht om juridische stappen te ondernemen tegen het opzeggingsbesluit en dat in de visie van [gedaagden] een eerder aanhangig gemaakte bodemprocedure al afgerond had kunnen zijn. De omstandigheid dat, zulks bezien in het licht van artikel 9 lid 2 van de statuten, (een deel van) het bestuur al sinds 29 december 2015 langer dan drie jaar zitting heeft doet geen afbreuk aan het spoedeisend belang, maar maakt dit juist groter.
4.2.
Feitelijk niet in geschil tussen partijen is dat zich in elk geval tijdens de ALV van 27 juli 2015 een incident heeft voorgedaan als gevolg waarvan de voorzitter van het bestuur, [gedaagde2] , de vergadering heeft geschorst (aldus [eisers] ) dan wel beëindigd (aldus [gedaagden] ). Partijen verschillen van mening over de precieze gang van zaken en de mate waarin de personen die bij dit voorval betrokken waren een verwijt te maken valt.
Voor zover van deze ALV (nog) geen notulen zijn opgemaakt op de wijze als bedoeld in artikel 16 lid 2 van de statuten (zie productie 8 [eisers] en productie 3 [gedaagden] ), doet dit thans evenwel niet ter zake; het gaat in dit kort geding immers om de rechtsgeldigheid van een besluit genomen ter bestuursvergadering (van toepassing is dan het bepaalde in artikel 10 lid 2 van de statuten) en niet ter ALV.
4.3.
Vervolgens is tijdens de bestuursvergadering van 2 augustus 2015 een beweerdelijk onrechtmatig besluit tot opzegging van een 15-tal leden genomen, waaronder [eisers]
[gedaagde2] heeft, namens het bestuur, deze leden bij brief van 5 augustus 2015 verwittigd van dit besluit. De brief d.d. 5 augustus 2015 is door de opgezegde leden op 6 augustus 2015 ontvangen. Kort gezegd is in deze brief verwoord dat (de meerderheid van) het bestuur de mening is toegedaan dat bedoelde 15 leden zich op een zodanige wijze hebben gedragen dat van de vereniging niet langer gevergd kan worden dat het lidmaatschap van deze leden voortduurt. De grondslag hiervoor is grotendeels gelegen in jarenlange (juridische) twisten binnen de vereniging over o.a. de samenstelling van het bestuur, welke de vereniging geen goed hebben gedaan, aldus [gedaagde2] (namens het bestuur). De opstelling van de ter algemene vergadering van 27 juli 2015 aanwezige opgezegde leden, waaronder [eisers] , was voor (een deel van) het bestuur de spreekwoordelijke druppel.
4.4.
Thans ligt voor de vraag of het opzeggingsbesluit rechtsgeldig is genomen. Benadrukt zij dat het geschil in dit kort geding de rechtsgeldigheid van een besluit tot
opzeggingbetreft en niet tot
ontzegging,zoals van de zijde van [eisers] in verschillende producties is verwoord.
Voorts zij opgemerkt dat nu [eisers] naar eigen zeggen heeft berust in de in zijn visie niet-reglementaire benoeming van het bestuur tijdens een op 29 december 2012 gehouden ALV, in dit kort geding vooralsnog uitgegaan wordt van een thans nog zittend, rechtsgeldig benoemd bestuur. Hoewel volgens [eisers] meerdere leden de rechtsgeldigheid van de genomen besluiten om [persoon2] en [persoon4] tot het bestuur te laten toetreden in twijfel trekken, verbindt hij daaraan geen (specifieke) juridische consequentie, zodat de voorzieningenrechter dat ook niet zal doen. De voorzieningenrechter heeft daarbij mede het bepaalde in artikel 2:15 lid 5 BW in aanmerking genomen.
4.5.
Vooropgesteld zij dat de vorderingen in dit kort geding zijn ingesteld door [eisers] jegens [gedaagden] Ervan uitgaande dat het opzeggingsbesluit de opgezegde leden elk afzonderlijk heeft geraakt en derhalve door de opgezegde leden ieder afzonderlijk - indien en voor zover zij dit wensen - dient te worden aangevochten, betreft dit vonnis dan ook enkel de rechtsverhouding tussen [eisers] en [gedaagden] Dit vonnis heeft derhalve alleen rechtsgevolgen voor [eisers] (niet in geschil is dat het opzeggingsbesluit zowel [eisers] als [gedaagde2] heeft getroffen) in de verhouding tot [gedaagden] en niet ook voor de opgezegde andere 13 leden van de vereniging. Hierna wordt mitsdien slechts het opzeggingsbesluit jegens [eisers] behandeld.
Verder zij opgemerkt dat de stelling van [eisers] inhoudende dat mr. De Back feitelijk alleen de raadsman van [gedaagde2] is, omdat ter zake van het plaatsvinden van dit kort geding niet is gecommuniceerd met het voltallige bestuur van de vereniging, althans met het opgezegde bestuurslid, [persoon6] , geen stand houdt. Mr. De Back is in rechte voor beide gedaagden verschenen en bovendien lijkt het ook in de rede te liggen dat het opgezegde bestuurslid niet wordt geraadpleegd over proceshandelingen van [gedaagden] nu hij zich feitelijk inhoudelijk aan de zijde van [eisers] heeft geschaard.
4.6.
Partijen lijken het erover eens dat sprake is van een jarenlange (juridische) strijd binnen de vereniging, in welke situatie [eisers] (en de zijnen) tegenover [gedaagden] (en de haren) staan.
4.7.
[eisers] heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen over de situatie binnen de vereniging in zijn algemeenheid gesteld dat er sinds het aantreden van het huidige bestuur wanorde en wanbeleid binnen de vereniging heerst en dat sprake is van een situatie van intimidaties en bedreigingen, binnen welke situatie leden (waaronder kennelijk (ook) [eisers] ) door [gedaagde2] (en de haren) de mond wordt gesnoerd. Volgens [eisers] bestaat binnen het bestuur een tweedeling, waardoor de vereniging feitelijk onbestuurbaar is geworden. De voorzitter, [gedaagde2] , handelt eigenmachtig zonder dat daaraan rechtsgeldige besluiten ten grondslag liggen. Er worden vergaderingen gehouden zonder dat termijnen en procedures in acht worden genomen (bijv. er worden geen notulen opgemaakt en sinds 2011 is geen financiële verantwoording afgelegd). Voorts is tijdens de zittingsperiode van het huidige bestuur het batig saldo van de vereniging omgezet in een schuld en wordt het pand van de vereniging door de voorzitter feitelijk geëxploiteerd en uitgebuit voor eigen gebruik, aldus [eisers]
(De gang naar) het op 2 augustus 2015 genomen opzeggingsbesluit geeft bij uitstek aan hoezeer binnen de vereniging wanorde en wanbeleid heerst, zo begrijpt de voorzieningenrechter [eisers] Door de opzegging van [eisers] heeft de voorzitter van de vereniging, [gedaagde2] , deze leden simpelweg buitenspel gezet, aldus [eisers] Zij worden niet meer uitgenodigd voor ALV’s en mogen niet meer meepraten/stemmen binnen de vereniging dan wel tijdens ALV’s. De door de 15 opgezegde leden op 5 augustus 2015 reglementair aangevraagde ALV is nimmer door het bestuur uitgeschreven en er heeft geen verkiezing voor een nieuw bestuur plaatsgevonden. Volgens [eisers] is de opzegging in strijd met de wet en de statuten geschied en ook overigens onrechtmatig.
4.8.
Krachtens het in de rechtsverhouding tussen partijen toepasselijke artikel 2:15 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon onder meer vernietigbaar wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. Het beroep van [eisers] op artikel 2:14 BW wordt bij voorbaat niet gehonoreerd. Het gaat in deze immers om een gesteld gebrek in de totstandkomingsvoorschriften van het opzeggingsbesluit, op welke situatie het bepaalde in artikel 2:14 BW niet ziet.
Vernietigbaar kunnen ook zijn besluiten in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die krachtens artikel 2:8 BW de (interne) verhoudingen tussen de bij de rechtspersoon betrokken personen beheersen.
4.9.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat geen sprake is van een vernietigbaar opzeggingsbesluit jegens [eisers]
4.9.1.
Niet in geschil is dat het opzeggingsbesluit is genomen tijdens de bestuursvergadering van 2 augustus 2015. Blijkens de door [gedaagden] overgelegde producties 1 en 2 is het opzeggingsbesluit genomen door de voorzitter [gedaagde2] ), de secretaris [persoon4] ) en de penningmeester ( [persoon2] ) tezamen, en vervolgens in de bestuursvergadering van 2 september 2015 toegelicht en bevestigd, terwijl voor deze vergadering aan de bestuursleden een agenda is verstrekt (laatste bladzijde van productie 13 [eisers] ). Nu het opzeggingsbesluit is genomen door drie van de in totaal vijf bestuursleden is, het bepaalde in artikel 11 leden 2 en 5 van de statuten in aanmerking nemende, met een (voldoende) meerderheid besloten. Benadrukt zij dat artikel 11 lid 2 van de statuten voorziet in de situatie dat een zittend bestuur dat uit minder dan de in artikel 8 lid 1 van de statuten vereiste zeven leden bestaat desondanks bevoegd blijft, onder de verplichting zo spoedig mogelijk een algemene vergadering te beleggen waarin de voorziening in de open plaatsen of de open plaats aan de orde komt. Aangenomen mag worden dat dit ook geldt indien de zittingstermijn van 3 jaar erop zit voor (een aantal leden van) het bestuur (artikel 9 lid 2 van de statuten). De ALV waarin dat te gebeuren staat is aanstaande. Een schorsing of non-actiefstelling van het huidige bestuur (vordering 3.1 onder c) ligt dan niet in de rede. Bovendien heeft [eisers] niet voldoende onderbouwd dat daarvoor anderszins redenen bestaan. Blijkens gemelde producties zijn de notulen van die bestuursvergaderingen, hoewel [eisers] anders meent, op het eerste gezicht overeenkomstig artikel 10 lid 2 van de statuten opgesteld. Dat de toegang tot de bestuursvergadering is geweigerd aan het door het bestuurslid, [persoon1] , gemachtigde gewone lid van de vereniging, Z. [persoon6] , komt, in het licht van geldende wet- en regelgeving en de statuten, niet onjuist voor. Voorts is het de eigen en zelfstandige keuze van het bestuurslid, [persoon6] geweest om de bestuursvergadering van 2 augustus 2015 voortijdig te verlaten. Dat vooraf geen agenda van de bestuursvergadering van 2 augustus 2015 aan [persoon6] zou zijn verstrekt (waarop de opzegging is geagendeerd), doet aan de rechtsgeldigheid van het opzeggingsbesluit in het licht van het voorgaande niet af, te meer niet nu (de bekrachtiging van) dit besluit wel was geagendeerd voor de bestuursvergadering van 2 september 2015.
4.9.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6 leden 3 en 7 van de statuten en mede gelet op het bepaalde in artikel 2:8 BW heeft het bestuur het opzeggingsbesluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ook mogen nemen, gelet op de gegeven gemotiveerde toelichting daarop. Weliswaar is de grondslag voor het opzeggingsbesluit door [eisers] betwist, maar dit laat onverlet de beslissingsvrijheid die de statuten het bestuur op dit punt geeft. Ingevolge artikel 6 lid 7 van de statuten heeft [eisers] de mogelijkheid om binnen een maand na de kennisgeving van het besluit aan hem (op 6 augustus 2015) beroep aan te tekenen bij de algemene vergadering. Ook nadat hij door het bestuur was gewezen op de beroepsmogelijkheid enkel ter algemene vergadering (zie het opzeggingsbesluit zelf, productie 12 [eisers] en productie 5 [gedaagden] ), heeft [eisers] besloten het te laten bij het uiten van zijn bezwaar in een brief d.d. 11 augustus 2015, verzonden per e-mail van 14 augustus 2015, (productie 13 van [eisers] en productie 4 van [gedaagden] ) gericht aan (de voorzitter van) het bestuur. In bedoelde e-mail staat vermeld: “Hierbij doe ik u toekomen het bezwaarschrift van de leden die door u op 6 augustus 2015 zijn ontzet uit hun lidmaatschap, om u o.a. te wijzen op de onzorgvuldigheid van de brief en vele onwaarheden. Dit is dus geen beroepschrift gericht aan de ALV. Zie bijlage”. De statutair gegeven beroepstermijn is inmiddels ruim verlopen. De stelling dat volgens [eisers] , ondanks zijn verzoek daartoe, geen algemene vergadering is gehouden waarop dit beroep had kunnen worden besproken houdt geen stand. Immers, aannemelijk is dat de algemene vergadering van 16 augustus 2015 is georganiseerd, mede naar aanleiding van het verzoek van [eisers] op 5 augustus 2015. Daarmee is, het bepaalde in artikel in artikel 14 lid 4 van de statuten daarbij in aanmerking nemende, de facto het verzoek om een ALV te houden dus gehonoreerd. [eisers] heeft verder niet met voldoende ter zake doende stukken onderbouwd dat de toelichting op/de grondslag van het opzeggingsbesluit niet juist is, zodat de voorzieningenrechter, gelet op de inhoud van het in voldoende mate onderbouwde verweer van [gedaagden] , mede gelet op de in dat verband door [eisers] zelf overgelegde relevante producties, daaraan voorbij gaat. In elk geval gelden de producties 16 en 17 van [eisers] niet als voldoende (objectieve) onderbouwing van de stelling dat het opzeggingsbesluit inhoudelijk op onjuiste gronden berust. Dat bepaalde leden die volgens het opzeggingsbesluit ter algemene vergadering van 27 juli 2015 onrust zouden hebben veroorzaakt bij die vergadering niet aanwezig waren, kan zo zijn, maar nu het in dit kort geding enkel gaat om de opzegging van de aldaar kennelijk wel aanwezige [eisers] , behoeft de voorzieningenrechter verder niet in te gaan op deze stelling van [eisers] Bovendien geldt dat, indien en voor zover daarvoor aanleiding zou bestaan, voor nader onderzoek op dit punt binnen het bestek van dit kort geding geen plaats is.
4.10.
Het hiervoor overwogene dient ertoe te leiden dat de vorderingen als hiervoor onder 3.1 sub a (in alle onderdelen), b, c en d zijn weergegeven dienen te worden afgewezen.
4.11.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016.1734/427

Voetnoten

1.Mr. Borgman heeft per e-mail van 28 januari 2016 te 14:26 uur aan het algemene kantoor e-mailadres van mr. De Back, in plaats van aan diens bekende persoonlijke e-mailadres, zonder enige aanduiding van het onderwerp in een bij de e-mail gevoegde bijlage de verhinderdata van mr. De Back opgevraagd.