In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een verzoekster en Tracco Logistics Company B.V. De verzoekster, die sinds 2006 in dienst was bij Tracco Logistics, had een verzoek ingediend tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De arbeidsovereenkomst was op 31 oktober 2015 beëindigd, en het verzoekschrift was pas op 1 februari 2016 ontvangen door de rechtbank. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster de termijnen voor het indienen van het verzoekschrift had overschreden, aangezien de termijn voor de transitievergoeding twee maanden en voor de billijke vergoeding drie maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst bedraagt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervaltermijnen ambtshalve moeten worden toegepast en dat er geen omstandigheden zijn gesteld die een uitzondering op de strikte handhaving van deze termijnen rechtvaardigen. Daarom heeft de kantonrechter de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken en haar in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Tracco Logistics op nihil zijn vastgesteld, omdat deze geen kosten heeft gemaakt in de procedure.