2.24.Lengkeek Expertises heeft op 18 juli 2014 als volgt gerapporteerd:
In opdracht van tegenpartij is door Van der Waal & Partners uit Naaldwijk een bestek opgesteld voor de aanleg van infrastructuur (riolering, wegen, parkeerplaatsen en dergelijke) ten behoeve van een bungalowpark te
‘s-Gravenzande. Het civieltechnische werk werd in opdracht van tegenpartij uitgevoerd door Sagro Aannemingsmaatschappij Zeeland b.v. Deze werkzaamheden werden op 12 januari 2005 door Sagro opgeleverd aan tegenpartij. Bij deze oplevering werden diverse gebreken geconstateerd.
Enkele van de vennoten van tegenpartij zijn tot op heden eigenaar van percelen en algemene delen van het vakantiepark, onder andere de wegen, het groen, de diverse waterpartijen en dergelijke. De beoogde overdracht van dit onroerend goed door de desbetreffende vennoten aan de coöperatie heeft nog niet plaatsgevonden.
Tussen cliënt en wederpartij is een geschil ontstaan omtrent de uitvoering van de civieltechnische werkzaamheden en de kwaliteit van de thans gerealiseerde infrastructuur.
Door cliënt worden de navolgende geschilpunten naar voren gebracht:
1. De verhardingen van de wegen op het park vertonen op diverse plaatsen gebreken;
2. De beschoeiing ter plaatse van diverse waterpartijen is op diverse plaatsen aangetast;
3. De doorsnede van één duiker tussen waterpartijen is te klein en deze is te diep aangelegd.
Op 7 oktober 2013 ontvingen wij opdracht voor het verrichten van een onderzoek. Aan ons is verzocht om te onderzoeken:
a. Voldoet de door de wederpartij aan cliënt over te dragen infrastructuur aan hetgeen cliënt daarvan mag verwachten? Zo nee, welke gebreken kleven eraan?
b. Kunnen de eventuele gebreken hersteld worden? Zo ja op welke wijze en wat zijn de daarmee gemoeide kosten?
c. Voor zover de gebreken die u bij beantwoording van vraag a genoemd heeft niet hersteld kunnen worden, wat is de waardevermindering?
Beoordeling geschilpunten
1. De verhardingen van de wegen op het park vertonen op diverse plaatsen gebreken
Informatie cliënt
Cliënt meldde ons dat het totale wegennet op het park circa 5.250 m2 bedraagt. Gemiddelde breedte van de wegen is circa 4,0 m1.
Cliënt toonde ons over de gehele lengte van het wegennet de afwerking van de asfaltverharding van de wegen en gaf aan van mening te zijn dat op diverse plaatsen geen technisch en esthetisch juiste afwerking is aangebracht. Cliënt meldde ons dat op een aantal plaatsen sprake is van negatief afschot waardoor daar bij regenval plassen op de verharding ontstaan.
Verder toonde cliënt ons op diverse plaatsen scheuren in het wegdek en meldde ons dat deze waren ontstaan doordat de fundering onder de wegverharding had ontbroken. Nadat dit was hersteld was een nieuwe wegverharding aangebracht. Cliënt vermoedt dat door ongelijke zettingen van de fundering deze overgang nu aftekent in het oppervlak van de wegverharding.
Beoordeling expert
Wij constateerden op basis van de door cliënt overgelegde informatie dat de asfaltverharding van de wegen bij de oplevering op 12 januari 2005 reeds diverse tekortkomingen vertoonde.
Ook na diverse herstelwerkzaamheden bleek de asfaltverharding niet het visueel gewenste resultaat te hebben bereikt. Daarop heeft wederpartij opdracht verleend aan Grontmij Nederland om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren en de nog resterende gebreken in kaart te brengen. Op basis van haar bevindingen heeft Grontmij de “Opleveringsinpectie Duynparc de Heeren van ‘s-Gravensande” van 9 februari 2006 opgesteld. Hierin zijn alle gebreken aan de asfaltverharding en bestrating van het park van dat moment opgenomen.
Wij begrepen uit de ons bekende informatie dat Van der Waal & Partners vervolgens een rapport heeft opgesteld met kenmerk [kenmerk 2] d.d. 9 november 2006 waarin een voorstel voor de te nemen herstelmaatregelen voor de verhardingen van het park is verwoord. Dit rapport is ons niet bekend. Wel hebben wij de klaarblijkelijk daarbij behorende tekening van 30 oktober 2006 ontvangen, zie bijlage 5. Hierop zijn voor 115 locaties de bevindingen aangegeven van de door of namens Van der Waal & Partners uitgevoerde proefboringen ter plaatse van de asfaltverharding van het park.
Wij constateerden dat in de notulen van de bouwvergadering van 24 april 2007 is opgenomen dat de herstelmaatregelen ten behoeve van de asfaltverhardingen conform het eerder genoemde rapport zouden worden uitgevoerd door BAM Wegenbouw voor rekening en in opdracht van Sagro.
Op of omstreeks 14 mei 2007 heeft BAM Wegenbouw een aanvang genomen met de herstelwerkzaamheden conform het eerder genoemde rapport van Van der Waal & Partners. Conform de ons bekende notulen van de bouwvergaderingen zijn deze werkzaamheden omstreeks week 35 van 2007 afgerond. Wij begrepen dat bij deze werkzaamheden de volledige oorspronkelijke toplaag van de wegverhardingen werd vervangen. Wij merken hierbij op dat daardoor de oorspronkelijke werkzaamheden van Sagro volledig aan het zicht werden onttrokken. Wij hebben derhalve geen nader onderzoek verricht naar de door deze partij aangebrachte wegverhardingen.
Wij constateerden dat op diverse plaatsen in het wegdek ‘schrale plekken’ in de slijtlaag zichtbaar zijn. De aangetroffen ‘schrale plekken’ in het wegdek duiden ons inziens op het ‘vetslaan’ van de toplaag van de weg. ‘Vet’ is het aan het oppervlak aanwezig zijn van bitumen (bindmiddel). Het vetslaan van een bitumineuze slijtlaag kan optreden als een te grote hoeveelheid bindmiddel in relatie tot de hoeveelheid en gradering van de steenslag is gesproeid. Ook bij hoge temperaturen tijdens het aanbrengen bestaat de kans dat, ondanks een juiste hoeveelheid bindmiddel, de steenslag in de oorspronkelijke verharding wordt gedrukt, waardoor het bindmiddel boven de steenslag uitkomt. Wij merken op dat door het kleven van dit bindmiddel aan autobanden en schoenzolen en dergelijke dit kan worden verspreid en daarbij tot overlast en schade kan leiden.
Tevens constateerden wij op diverse plaatsen scheuren in het wegdek. Gezien de verklaringen van cliënt inzake de door BAM uitgevoerde werkzaamheden waarbij nieuwe funderingen werden aangebracht alsmede de door ons geconstateerde locaties van deze scheuren zijn wij van mening dat het aannemelijk is dat de thans geconstateerde scheuren werden veroorzaakt door ongelijke zettingen tussen de reeds bestaande en de nieuw aangebrachte funderingslaag onder de wegverhardingen. (…)
Na literatuurstudie is gebleken dat er geen normen bestaan voor een objectieve beoordeling van vetgeslagen wegen of het in esthetische zin beoordelen van het wegoppervlak van een asfalt wegverharding. De wegverhardingen werden medio 2007 aangebracht en waren ten tijde van ons onderzoek ter plaatse derhalve circa 6 jaar oud. Gezien de vele plaatsen waardoor ons gedurende ons onderzoek scheuren en vetgeslagen plekken werden geconstateerd, gerelateerd aan de relatief beperkte periode waarin de wegverhardingen werden gebruikt, zijn wij van mening dat de aangebrachte wegverhardingen niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk werk.
Daarnaast constateerden wij dat op diverse plaatsen de emulsie van de toplaag van de wegverharding over de bestrating van de molgoten is gespoten. Wij zijn van mening dat hierbij eveneens niet werd voldaan aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk werk.
Wij zijn van mening dat de enig juiste wijze van herstel is het wapenen van de overgangen van de reeds bestaande en de nieuw aangebrachte funderingslagen onder de wegverhardingen en het volledig vervangen van de deklaag van de asfalt wegverhardingen.
Daarbij zal het peil van het volledig wegennet verhoogd worden ten opzichte van het huidige peil. De bestrating van de molgoten dient daarbij derhalve te worden uitgenomen en opnieuw te worden gesteld op de juiste hoogte. De door emulsie besmeurde stenen dienen daarbij te worden vervangen door nieuwe.
Schadebedrag
Wij begroten de kosten voor het wapenen van de overgangen tussen de reeds bestaande en de nieuw aangebrachte funderingslagen onder de wegverhardingen en het volledig vervangen van de deklaag van de asfalt wegverhardingen op een bedrag van
€ 181.430,43 inclusief BTW. (…)
2. De beschoeiing ter plaatse van diverse waterpartijen is op diverse plaatsen aangetast
Informatie cliënt
Cliënt toonde beschoeiing met verrotte plekken en gaf ons enkele delen van reeds in een stadium van verrotting zijnde delen mee voor verdere analyse. Verder meldde cliënt ons dat de totale lengte van alle beschoeiing op het gehele park circa 700 m1 bedraagt.
Daarnaast gaf cliënt aan dat de beschoeiing van een waterplas achter de kavels met nummers 6 en 7 reeds in opdracht en voor kosten van cliënt was vervangen aangezien deze volledig verrot bleek te zijn. De kosten voor vervanging bedroegen circa € 12.000,00 inclusief BTW.
Beoordeling expert
Wij constateerden dat het te gebruiken hout voor de beschoeiingen conform het bestek uit robinia dient te bestaan. Aan de hand van de aan ons overhandigde delen van de beschoeiing concluderen wij op basis van de vezelstructuur en de geur van het hout dat het aannemelijk is dat deze niet uit robinia maar uit western red cedar bestaan. Western red cedar is een naaldhout en geen loofhout, zoals onder andere robinia. Wij merken hierbij op dat wij geen laboratorium onderzoek hebben laten verrichten om te achterhalen welke houtsoort het betrof.
In het bestek zijn geen nadere eisen benoemd waar de beschoeiing aan moet voldoen, zoals de gewenste levensduur, anders dan dat deze dient te bestaan uit de houtsoort robinia. Gezien onze bevindingen hebben wij derhalve een tekortkoming in de nakoming van dit bestek geconstateerd.
Voor de toepassing van hout als beschoeiing zijn geen direct toepasselijke normen om de kwaliteit van het toe te passen hout aan te kunnen toetsen. Voor de juiste inzet van geschikt hout in een bepaalde situatie dient te worden bepaald wat de risicoklasse van de situatie is en aan de hand daarvan wat de duurzaamheidsklasse van het toe te passen hout dient te zijn.
Niet alleen de natuurlijke duurzaamheid van het hout zelf, maar ook de praktijkomstandigheden waaronder het hout verkeert en de mate van blootstelling aan vocht bepalen het risico van schimmelaantasting van het hout. Het risico van aantasting is met name sterk afhankelijk van factoren als vochtigheid, temperatuur en klimaatschommelingen. In de in deze kwestie toepasselijke norm NEN-EN 335-1:1992 (Duurzaamheid van hout en op hout gebaseerde producten - Definitie van risicoklassen voor biologische aantasting) werd onderscheid gemaakt in vijf risicoklassen. Hout voor beschoeiing valt in Risicoklasse 4: Toepassing van hout in contact met de grond of zoet water en daardoor permanent blootgesteld aan vocht.
Bij de toepasselijke risicoklasse kan worden bepaald welke duurzaamheidsklasse het toe te passen hout moet hebben. Houtsoorten worden ingedeeld in een bepaalde duurzaamheidsklasse op basis van hun weerstand tegen schimmelaantasting. De weerstand tegen schimmelaantasting wordt bepaald door de houtsoort onder vastgelegde testomstandigheden in contact te brengen met de grond en dan te registreren hoe lang het duurt voor het hout aangetast wordt door bodemschimmels.
De duurzaamheidsklassen voor hout werden vastgelegd in de in deze kwestie toepasselijke norm NEN-EN 350-2:1994 (Duurzaamheid van hout en op hout gebaseerde produkten - Natuurlijke duurzaamheid van massief hout - Deel 2: Richtlijn voor de natuurlijke duurzaamheid en behandelbaarheid van geselecteerde, voor Europa belangrijke houtsoorten). Daarin zijn vijf duurzaamheidsklassen voor hout benoemd: duurzaamheidsklasse 1 betekent dat het kernhout nog goed is na meer dan 25 jaar in contact met de grond, klasse 5 betekent dat de levensduur minder dan 5 jaar bedraagt.
In de in deze kwestie toepasselijk norm NEN-EN 460:1994 (Duurzaamheid van hout en op hout gebaseerde produkten - Natuurlijke duurzaamheid van massief hout - Richtlijn voor de eisen aan de duurzaamheid van hout voor toepassing in risicoklassen) worden relaties gelegd tussen de toepasselijke situatie en de noodzakelijke duurzaamheidsklassen. Hierin is opgenomen dat bij een gewenste levensduur van 25 jaar en risicoklasse 4 zonder grondcontact de natuurlijke duurzaamheid van duurzaamheidsklasse 2 in principe voldoende is, maar onder bepaalde omstandigheden verduurzaming is aan te bevelen. Wij merken op dat robinia onder duurzaamheidsklasse 1-2 is opgenomen (duurzaam tot zeer duurzaam). Western red cedar is opgenomen onder duurzaamheidsklasse 2 (duurzaam).
De beschoeiingen zijn medio 2005 aangebracht en waren ten tijde van ons onderzoek ter plaatse derhalve circa 8 jaar oud. Gezien de vele plaatsen waar door ons houtrot werd geconstateerd aan de beschoeiingen gedurende ons onderzoek gerelateerd aan de relatief beperkte periode waarin het hout als beschoeiing heeft gefungeerd zijn wij van mening dat het toegepaste hout en de daaruit opgetrokken beschoeiing niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk werk.
Schadebedrag
De kosten voor de aanleg van beschoeiing variëren sterk, dit is afhankelijk van de specifieke situatie. Uitgaande van de door cliënt genoemde lengte van de te vervangen beschoeiing begroten wij de kosten hiervan op een bedrag van
€ 102.647,33 inclusief BTW. (…)
Wij zijn hierbij uitgegaan van een houten beschoeiing van azobé met gordingen, verankering en folie, die makkelijk bereikbaar is vanaf het vaste land en waar over een grote lengte in lx beschoeiing kan worden geplaatst.
3. De doorsnede van duiker tussen waterpartijen is te klein en deze is te diep aangelegd
Informatie cliënt
Cliënt meldde ons dat ter hoogte van de kavels met nummers 1 tot en met 7 twee waterpartijen op het villapark zijn gesitueerd die als buffervoorziening zijn bedoeld voor regenwater. Het gehele villapark telt diverse van deze buffervoorzieningen.
De waterpartij achter de kavels 6 en 7 was oorspronkelijk als stilstaand water ontworpen. Na klachten over algengroei in het stilstaand water van deze waterpartij werd door wederpartij een duiker aangebracht tussen de waterplas achter de kavels met nummers 1 tot en met 5.
Cliënt meldde ons dat deze duiker een diameter heeft van 130 mm en dat deze te diep zou zijn aangelegd, waardoor deze regelmatig verstopt raakt. Het water in de waterpartij ter hoogte van de huisnummers 6 en 7 kan hierdoor niet voldoende circuleren, waardoor dit stilstaande water wederom sterke algengroei vertoont.
Beoordeling expert
Wij constateerden tijdens ons onderzoek ter plaatse geen bovengemiddelde algengroei maar merken daarbij wel op dat in de winterperiode per definitie minder algengroei te verwachten valt. De desbetreffende duiker hebben wij niet fysiek kunnen inspecteren aangezien deze onder water was gelegen.
Aangezien wij gedurende onze fysieke waarneming ter plaatse de duiker niet hebben aangetroffen hebben wij vooralsnog geen redenen te twijfelen aan de verklaring van cliënt dat de duiker te diep werd aangelegd.
Wij merken op dat de door cliënt gemeten diameter van 130 mm voor de buis te klein is om functioneel als watervoerende duiker te kunnen fungeren. Gezien de verklaringen van cliënt inzake de duiker alsmede onze fysieke waarneming ter plaatse zijn wij derhalve van mening dat de thans aangebrachte duiker niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk werk.
Wij merken op dat voor een voldoende circulatie van het water tussen de twee desbetreffende waterpartijen een tweede duiker dient te worden aangebracht.
Tevens merken wij op dat de waterpartijen als buffervoorziening werden ontworpen waarbij de hoogte van het waterpeil niet altijd gelijk is. De toe te passen duikers mogen derhalve niet te hoog worden aangelegd aangezien daarmee de kans ontstaat dat de watervoering wordt belemmerd als het waterpeil onder de onderkant van de duiker raakt.
Om dit te voorkomen achten wij het raadzaam om een voldoende grote diameter voor de duikers te hanteren. Om het dichtslibben van de duikers te voorkomen dienen de taluds van de waterpartijen waar de duikers in uitmonden aanvullend te worden voorzien van matten waarop stenen dienen te worden aangebracht om uitspoelen van het zand ter plaatse van de duikers tegen te gaan.
Schadebedrag
Wij begroten de kosten voor het uitnemen van de bestaande duiker en het aanbrengen van twee nieuwe duikers van voldoende afmeting op een bedrag van € 3.792,14 inclusief BTW. (…)'