Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
voorheen genaamd Wilmar Oleo Pte Ltd.,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 juni 2015 en de daaraan ten grondslag liggende gedingstukken, met inbegrip van de in het tussenvonnis abusievelijk niet genoemde akte overlegging producties met 26 producties van Wilmar;
- de akte van Artesia, met producties;
- de bij brief van 3 september 2015 toegezonden aanvullende producties van Artesia, met producties 4 en 5;
- de bij brief van 10 september 2015 toegezonden afschriften van het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, met drie producties, van Artesia;
- de bij dezelfde brief van 10 september 2015 door Artesia toegezonden productie 6 en een aanvulling op productie 20 van Wilmar;
- de ten behoeve van de comparitie door Wilmar overgelegde producties 27 tot en met 30;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 september 2015;
- de faxberichten van 21 en 30 september 2015 en 13 oktober 2015 van mr. Musters namens Wilmar;
- de brief van 9 oktober 2015 van mr. Spanjaart.
2.De feiten
Fatty Acid Methyl Estersopslaan.
“dwaling”) and declares the Contract void on the basis of article 6:228 paragraph 1, subsection b of the Dutch Civil Code. In case STC would argue that it was not aware of the fact that sea going vessels are not allowed at the LST terminal, Wilmar declares the Contract void on the basis of article 6:228 paragraph 1, subsection c of the Dutch Civil Code. Considering the circumstances, it is obvious that Wilmar would not have concluded this contract if it had been aware of the fact that this facility could not accept these vessels. As the vessels chartered by Wilmar are used commonly in this business and CTS was aware of the fact that Wilmar used Medium Range vessels, the consequences of the error of Article 6:228 paragraph 1, subsection c remain for the account of CTS.
3.Het geschil
primairde dagvaarding van 8 augustus 2014, waarop het verstekvonnis is gewezen, nietig verklaart en
4.De beoordeling
formele kwesties
deadweight(maximaal draagvermogen) tot 10.000 ton mochten aanleggen. CTS heeft Wilmar hierover niet geïnformeerd. Daarmee heeft CTS primair haar mededelingsplicht verzaakt als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW. Subsidiair, ingeval ook CTS niet wist over de
deadweightbeperking tot 10.000 ton, is sprake geweest van wederzijdse dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub c BW, aldus Wilmar.
deadweight, aldus Artesia.
- a) (...),
- b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten,
- c) indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken had behoren te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
- i) dat zij een voorstelling van zaken had die afweek van de werkelijke stand van zaken;
- ii) dat de overeenkomst is gesloten onder invloed van deze verkeerde voorstelling van zaken;
- iii) dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten;
- iv) dat CTS haar had moeten inlichten in verband met hetgeen CTS wist of behoorde te weten over de dwaling van Wilmar.
de voorstelling van zaken van Wilmar week af van de ware stand van zaken
medium rangezeeschepen. Dat onder
medium rangedient te worden verstaan schepen met een gemiddeld tonnage van 20.000 - 30.000 ton staat als gesteld en niet bestreden vast.
medium range(olie)tankschepen te zullen inzetten voor het vervoer van het betreffende product naar de regio Rotterdam, blijkt uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 2] en [getuige 5] . Ook [getuige 1] heeft verklaard dat CTS alles wist van de wijze waarop Wilmar van plan was om de opslagfaciliteit te gaan bereiken.
medium rangezeeschepen.
medium rangezeeschip daar zou kunnen lossen. Partijen zijn het er (uiteindelijk) in wezen over eens dat het mogelijk was om bij de site aan te meren en te lossen met zeeschepen die wat hun
length overallen diepgang betreft pasten bij de lengte van de site (ongeveer 175 meter) en de waterdiepte ter plaatse (ongeveer 9 meter). Wilmar verwachtte dus (terecht) niet dat ieder
medium rangezeeschip bij de site kon aanmeren en lossen.
second berthing.
deadweightbeperking geldt, die tot gevolg heeft dat schepen met een groter
deadweightdan 10.000 ton daar niet
mogenaanmeren en lossen. Beide partijen hebben dit ter comparitie verklaard en dit volgt ook uit de in zoverre niet betwiste verklaringen van [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 2] , [getuige 3] (producties 5 tot en met 8 bij verzetdagvaarding en productie 3 bij inleidende dagvaarding).
deadweightbeperking in verband wordt gebracht met uitingen van het Havenbedrijf (bijv. producties 22, 23 en 25 bij verzetdagvaarding) en de verklaring van Artesia ter comparitie dat het niet gek is dat een beperking van 10.000 ton geldt, omdat er een hoge mate van regulering is in de haven).
deadweightvan meer dan 10.000 ton absoluut niet mochten aanleggen bij de site maar dat - samengevat - een schip met een groter maximaal draagvermogen maar niet volgeladen wel kon aanleggen en lossen, mits dit gelet op scheepslengte en diepgang paste.
deadweightvan minder dan 10.000 ton en zeker geen medium range (of long range) schepen van 10.000 ton. Artesia heeft dit niet bestreden.
second berthingvolgt hieruit noodzakelijkerwijs dat met
medium range(olie)tankschepen als die welke Wilmar wilde gaan inzetten dus niet bij wijze van
second berthingzou kunnen worden gelost bij de site, omdat deze schepen per definitie een groter
deadweighthebben dan bij de site was toegestaan.
medium rangezeeschepen, met een gemiddeld tonnage van 20.000 - 30.000 ton, worden teruggebracht tot de vraag of Wilmar voor of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was met het bestaan van een
deadweightbeperking van 10.000 ton voor de site.
deadweightbeperking.
second berthingals een concrete mogelijkheid voor de site hebben besproken, en ook dit wijst erop - gelet op hetgeen hiervoor daarover is overwogen - dat de
deadweightbeperking niet tussen partijen was besproken. Verdere steun is te vinden in de e-mail van CTS van 24 oktober 2008 waarin zij aangeeft te werken aan een oplossing voor het niet kunnen lossen van de (te grote) Bunga Melati Dua. Terecht betoogt Wilmar dat de toon en inhoud van die e-mail niet logisch zijn indien ook Wilmar al op voorhand wist dat het betrokken schip gelet op haar
deadweightniet op de site zou mogen aanmeren en lossen.
deadweight, dat de meeste informatie mondeling is verstrekt maar dat daarnaast een informatievel is overhandigd waarop de karakteristieken van de betreffende steiger van de site staan vermeld, onder meer wat betreft lengte en diepgang en een eventuele steigerbeperking. Volgens zijn verklaring is [getuige 1] niet bij de overhandiging van een informatievel aanwezig geweest, en weet hij niet wie dat wel heeft gedaan, maar blijkt uit ‘het dossier’ dat het is gebeurd.
deadweightbeperking van 10.000 ton. Hij verklaart echter ook dat naar aanleiding van de uit de diepgang voortvloeiende beperkingen over de mogelijkheid van
second berthingis gesproken, en dat over dit onderwerp later tijdens een bezoek aan Hamburg opnieuw is gesproken. [getuige 4] verklaart dat geen tekeningen of schema’s tevoorschijn zijn gehaald of overhandigd.
deadweightbeperking.
second berthingals concrete optie is besproken valt, uitgaande van de aan beide zijden begrepen wens van Wilmar om schepen van 20.000 - 30.000 ton in te zetten, niet goed te rijmen met het niet ter plaatse mogen aanmeren van schepen met een maximaal draagvermogen groter dan 10.000 ton.
deadweightbeperking, zodat zij bij het sluiten van de overeenkomst een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad en dus in dwaling verkeerde.
deadweightvan 30.000 ton en een diepgang tot veertien meter te kunnen ontvangen.
deadweightbeperking bij Wilmar bekend was. Concrete aanwijzingen daarvoor ontbreken ook in de stukken die op de uitbreidingsplannen betrekking hebben. Een aanwijzing voor het tegendeel is dat partijen hadden besproken dat schepen met een groter laadvermogen de bestaande site zouden kunnen gebruiken als
second berth.
deadweightmaar ook op diepgang. Deze twee zaken hangen - naar niet in geschil is - samen, in die zin dat schepen met een groter draagvermogen in het algemeen dieper steken dan schepen met een kleiner draagvermogen. Wanneer dus de site wordt uitgebreid om ook schepen met een diepgang tot veertien meter te kunnen accommoderen, is het logisch gevolg dat daar dan schepen met een groter draagvermogen kunnen aanmeren. Het tussen partijen besproken
deadweightvan 30.000 ton laat zich ook in deze zin verstaan.
deadweightbeperking voor de site.
de overeenkomst is gesloten onder invloed van dwaling
zonder dwaling geen overeenkomst of op andere voorwaarden
CTS had Wilmar moeten inlichten in verband zij wist of moest weten over de dwaling
deadweightbeperking.
medium rangeschepen in te zetten, terwijl zij met Wilmar ook
second berthingals reële mogelijkheid had besproken, had CTS moeten begrijpen dat Wilmar onbekend was met het bestaan van de beperking en dus in dwaling verkeerde. Mede gelet op de aard en achtergrond van de
deadweightbeperking (zie r.o. 4.14) had CTS als beoogd verhuurder hierover mededeling moeten doen aan Wilmar als beoogd huurder. Uit hetgeen in r.o. 4.18 tot en met 4.22 is overwogen en geoordeeld volgt dat CTS deze mededelingsplicht heeft geschonden.
deadweightbeperking aan het licht zou hebben gebracht. Evenzeer is onduidelijk hoe Wilmar deze beperking had kunnen en moeten kennen ‘omdat zij een van de marktleiders was in de branche’ zoals Artesia bij comparitie heeft betoogd, nog daargelaten dat dit niet kan afdoen aan de schending door CTS van haar mededelingsplicht (zie r.o. 4.9).
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)