ECLI:NL:RBROT:2016:1520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
10/650028-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 11 februari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 1 februari 2015 een ontploffing heeft veroorzaakt in een flatwoning aan de Moddermanstraat te Rotterdam. De verdachte was ten tijde van de ontploffing de enige aanwezige in de woning en heeft opzettelijk een gasslang losgekoppeld en een gaskraan opengedraaid, waardoor een grote hoeveelheid gas in de woning is gekomen. Vervolgens heeft hij met een aansteker vuur in aanraking gebracht met het gas, wat leidde tot een explosie. Door deze ontploffing raakten 13 personen gewond en werden meerdere woningen en geparkeerde auto’s beschadigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar heeft hem desondanks veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, die als gevolg van de ontploffing schade hebben geleden. De totale schadevergoedingen variëren van €200 tot €751.630, afhankelijk van de benadeelde partij.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/650028-15
Datum uitspraak: 11 februari 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
penitentiaire inrichting [naam PI],
raadsman mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede dat de verdachte zich zal melden bij Palier ouderenzorg voor ambulante behandeling, ook indien dit een kortdurende klinische opname betreft ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek; de verdachte zich laat opnemen bij Palier, locatie ouderenzorg of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

4.Waardering van het bewijs

Bewijswaardering

4.1
Vaststaande feiten
Op 1 februari 2015 omstreeks 16.34 uur, vond een ontploffing plaats in een flatwoning aan de Moddermanstraat [huisnummer] te Rotterdam. De verdachte was ten tijde van de ontploffing als enige aanwezig in de woning en is de enige bewoner op dit adres. Tijdens het incident raakten ten gevolge van rondvliegend materiaal circa 13 personen gewond en bleken in het flatgebouw alsook in de omgeving daarvan meerdere woningen te zijn beschadigd dan wel onbewoonbaar te zijn geraakt en in de directe omgeving geparkeerde auto’s te zijn beschadigd.
In de keuken van de flatwoning Moddermanstraat [huisnummer] werd een gasfornuis met elektrische oven aangetroffen. Het gasfornuis betrof een vierpitgasstel dat ten gevolge van de inwerking van vuur en hitte was aangetast. De bedieningsknoppen van de gaspitten ontbraken. De bedieningsassen van de gaspitten stonden allemaal in een andere positie. Aan de achterzijde van het gasfornuis werd een RVS-gasslang aangetroffen. Deze gasslang was met een schroefkoppeling gemonteerd aan de op de muur aanwezige gaskraan. De andere schroefkoppeling hing los achter het gasfornuis. Deze schroefkoppeling is normaliter aan het gasfornuis bevestigd. Na onderzoek bleek dat de gaskraan gesloten was. Door personeel van de firma Kiwa werd verklaard dat er bij geopende gaskraan circa 8 à 10 kubieke meter per uur gas uit de gaskraan zou stromen. De verdachte heeft verklaard dat hij met een aansteker het gas wilde aansteken en dat er daarna een explosie is ontstaan.
De internist die de verdachte na de ontploffing in het ziekenhuis heeft behandeld heeft verklaard dat de verdachte tegen hem heeft gezegd: “
Ik lig hier omdat ik een einde wilde maken aan mijn leven”. De verdachte heeft ter terechtzitting, nadat hij met voornoemde verklaring werd geconfronteerd verklaard: “
Ik was daar bezig om een eind aan mijn leven te maken. Die week was ik daarmee bezig.” De verbalisant die na de ontploffing ter plaatse was en de verdachte aldaar ziet en spreekt heeft gerelateerd dat de verdachte tegen hem heeft gezegd:
"Ik was bezig met gas. Ik was bezig met de leiding en toen ontplofte alles".
4.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het opzet op het teweegbrengen van een ontploffing niet kan worden bewezen en de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft verricht. De verdachte heeft op 7 februari 2015 bij de politie verklaard dat hij de gasslang niet los heeft gekoppeld. Dit zou ook erg onlogisch zijn omdat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, bezig was iets te koken. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat de assen van de gaspitten allemaal in andere posities stonden. Voorts is niet vastgesteld wat de ontstekingsbron van het explosieve gasmengsel is geweest.
4.3
Beoordeling
Uit het sporenonderzoek (proces-verbaal 2015041768-11) blijkt dat het niet aannemelijk is dat de schroefdraadverbinding van de schroefkoppeling van een gaskraan of gastoestel door bijvoorbeeld trillingen veroorzaakt door het verkeer los zal komen en dat het moedwillig demonteren van een schroefkoppeling derhalve het meest aannemelijk lijkt. De rechtbank houdt het ervoor, dat de gasslang door menselijk toedoen is losgemaakt, nu daar geen alternatieve verklaring voor is. De verdachte was de enige aanwezige in zijn woning.
Het kan derhalve niet anders dan dat hij zelf deze slang heeft ontkoppeld. Dit past ook in de situatie waarin de verdachte zich bevond, gelet op zijn eigen verklaring dat hij “
die week bezig was een einde aan zijn leven te maken”. Dit vindt zijn bevestiging in de verklaring van de internist die de verdachte na de ontploffing in het ziekenhuis heeft behandeld dat de verdachte tegen hem heeft gezegd: “
Ik lig hier omdat ik een einde wilde maken aan mijn leven”. Door aldus te handelen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat op enig moment een ontploffing teweeg zou worden gebracht. Door vervolgens een aansteker te gebruiken is het aanwezige gas daadwerkelijk ontploft.
4.5
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte middels het opendraaien van een gaskraan en het gas langdurig te laten uitstromen voorwaardelijke opzet heeft gehad een ontploffing teweeg te brengen, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, aanwezig is geweest.
4.6
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 01 februari 2015 te Rotterdam, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
opzettelijk in (de keuken van) een (flat)woning gelegen aan de Moddermanstraat [huisnummer],
-een gasslang los te koppelen, en
-(vervolgens) een gaskraan open te draaien en/of die gaskraan gedurende enige
tijd open te laten ten gevolge waarvan (een grote hoeveelheid) gas in genoemde woning is gekomen, en
-(vervolgens) met een aansteker opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met dat gas,
terwijl daarvan
-gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning en voor (de inboedel van) omliggende woningen en voor in de directe omgeving geparkeerde autos, en
-levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en bezoekers van belendende en omliggende woningen, te duchten was
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een poging zichzelf van het leven te beroven in zijn woning de gasslang losgekoppeld en de gaskraan opengedraaid. Enkele uren later heeft de verdachte middels een aansteker vuur in aanraking met dit gas gebracht, waardoor hij een ontploffing teweeg bracht. Als gevolg van deze ontploffing is veel schade in en rondom het flatgebouw ontstaan. Meerdere woningen bleken onbewoonbaar te zijn geraakt of te zijn beschadigd. Verder waren er diverse geparkeerde auto’s tegenover de flat beschadigd. Dertien personen zijn bij de gasexplosie gewond geraakt en alle bewoners van het flatgebouw zijn geëvacueerd. Vele bewoners zijn hierdoor hun inboedel kwijtgeraakt.
De rechtbank neemt de verdachte deze vorm van eigenrichting bijzonder kwalijk. Door in een woning een gaskraan open te draaien wordt het risico genomen dat een ontploffing ontstaat. De verdachte heeft geen oog gehad voor het gevaar dat daarmee voor de goederen, panden en personen in de directe omgeving van zijn flat werd gerealiseerd.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.2.2.
Rapportages
Uit het door H.T.J. Boerboom, psychiater, en A.T. Spangenberg, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, over verdachte uitgebrachte rapport van 23 december 2015 komt onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren:
“Bij de verdachte is sprake van complexe en meervoudige problematiek. In de eerste plaats is er sprake van een lang bestaande bipolaire stoornis waarbij de depressieve perioden de overhand krijgen wanneer de verdachte te kampen krijgt met verlies waardoor hij bepaalde rollen niet meer vorm kan geven (dominee, partner) en voor het praktisch functioneren op zichzelf wordt teruggeworpen.
Naast deze stemmingsstoornis is bij de verdachte in de loop der jaren ook sprake van cognitief functieverlies. Uit het (neuro)psychologisch onderzoek blijkt er sprake van meerdere cognitieve forse geheugenstoornissen met lichte desoriëntatie, woordvindingstoornissen, executieve stoornissen en een forse achteruitgang in intelligentie, die zouden kunnen passen bij een vasculair dementieel beeld.
Daarnaast blijkt de verdachte van jongs af aan problemen te hebben met het onderkennen en verwoorden van zijn eigen en andermans gevoelens. Dit wijst op de aanwezigheid van alexythymie. De emotieregulatie van betrokkene is onvoldoende. Hij ervaart weinig en neemt dientengevolge ook niet bij zichzelf waar wanneer emoties (boosheid, somberheid, ontreddering) oplopen. Pas wanneer het teveel is, bemerkt hij dat waarna hij terugvalt op de structurerende geruststellende ordening vanuit zijn omgeving, om weer in evenwicht te komen. Bij afwezigheid van een dergelijke omgeving kan hij in paniek raken vanwege het ontbreken van innerlijke sturing.
Van alle drie de diagnoses was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. In de basis is er bij de verdachte sprake van aan ASS-gelijkende symptomatologie (alexythyme-stoornis). De bipolaire stoornis bestaat al sinds de jaren zeventig en de ontwikkelde cognitieve stoornis is een sluipend proces van waarschijnlijk de laatste jaren. De verdachte lijkt in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde in een depressieve episode te zijn gekomen.
Het complex aan stoornissen hebben toenemend het functioneren van de verdachte beperkt. Dit geldt derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde. Het onderzoekend team adviseert bij bewezen verklaring van het ten laste gelegde om betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Vanuit klinisch oogpunt is de kans op recidive laag wanneer rekening wordt gehouden met verdachtes problematiek en hij adequate hulpverlening gaat krijgen waarbij hij niet overschat zal worden.
Wanneer het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, kan de behandeling/begeleiding vorm gegeven worden in het kader van een deels voorwaardelijke straf, vanuit een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel, waarbij het praktisch is betrokkene te laten starten in een ouderenkliniek, van waaruit de begeleide/beschermde woonvorm opgestart kan worden. Aangezien daarmee aangesloten wordt bij de hulpvraag, maar ook de beperkingen van betrokkene ondervangen kunnen worden, kan recidive daarmee voorkomen worden.”
Reclassering Nederland heeft naar aanleiding van bovengenoemde rapportage een advies uitgebracht gedateerd op 26 januari 2016. Dit advies houdt in dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht; dat de verdachte zich ambulant laat behandelen, ook indien dit een kortdurende klinische behandeling van maximaal zeven weten inhoudt en dat de verdachte zich laat opnemen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk om verdachte een proeftijd voor de duur van drie jaar op te leggen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

[benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard, althans afgewezen dient te worden, danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 2.500,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen dient te worden danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 1.000,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 700,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 700,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 700,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 4] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij S. als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 1.000,- voor toewijzing vatbaar zijn en dienen te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 4] namens haar minderjarige dochter [benadeelde partij 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 4] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 1.000,- voor toewijzing vatbaar zijn en dienen te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 6]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 6] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 500,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 7]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 7] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.500,- immateriële schade en een bedrag van € 1.794,60 materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de vordering afgewezen moet worden danwel dat het gevorderde materiële schadebedrag gematigd dient te worden omdat de kosten van het zorghotel verhaald dienen te worden op [benadeelde partij 20]. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde immateriële schadebedrag gematigd dient te worden omdat op de rapportage van de psycholoog geen handtekening staat.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering van in totaal € 3.294,60 worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.294,60,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 8]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 8] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 825,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd althans dat de vordering afgewezen moet worden, danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 825,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 825,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 9]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 9] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden, danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 1.000,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 10]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 10] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- immateriële schade en een bedrag van € 1.220,20 materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden danwel dat het gevorderde bedrag gematigd moet worden.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering van in totaal € 1.820,20 worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.820,20. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 11]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 11] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- immateriële schade en een bedrag van € 1.504,94 materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in het materiële deel van de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering afgewezen moet worden. Het gevorderde immateriële deel van de vordering dient volgens de raadsman te worden gematigd.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering van in totaal € 2.504,94 worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.504,94. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 12]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 12] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de vordering dient te worden afgewezen danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 600,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 600,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 13]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 13] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat de vordering dient te worden afgewezen, danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 1.000,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 14]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 14] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering dient te worden afgewezen danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 600,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 600,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 15]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 15] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering dient te worden afgewezen, danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 600,- voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 600,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 16]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 16] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.220,20 materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is , althans dat de vordering dient te worden afgewezen danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van € 1.220,20 voor toewijzing vatbaar is en dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.220,20,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 17]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 17] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.500,- immateriële schade en een bedrag van € 2.445,82 materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in het materieel gedeelte van de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering dient te worden afgewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het immateriële gedeelte van de vordering gematigd dient te worden.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering van in totaal € 3.945,82 worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.945,82. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 18]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 18] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- immateriële schade en een bedrag van € 1.300,67 materiële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële vordering kan worden toegewezen. De immateriële vordering zou volgens de officier van justitie gematigd moeten worden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu causaal verband tussen het tenlastegelegde en de gevorderde schade ontbreekt alsmede omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd, althans dat de vordering dient te worden afgewezen danwel dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de materiële vordering in zijn geheel en de immateriële vordering tot een bedrag van € 2.500,- worden toegewezen. De benadeelde partij wordt in het resterend deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van €3.800,67. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 19]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 19] zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft ter zitting (mondeling) een vergoeding van
€ 1.200,- materiële schade gevorderd. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard
€ 1.000,- van de woningstichting vergoed te hebben gehad. De officier van justitie heeft geen standpunt ten aanzien van deze vordering ingenomen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de vordering niet is onderbouwd.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de materiële vordering tot een bedrag van € 200,- worden toegewezen. De benadeelde partij wordt in het resterend deel van de vordering niet ontvankelijk verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,- Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[benadeelde partij 20]
Als benadeelde partij heeft zich als gemachtigde van [benadeelde partij 20] in het geding gevoegd [naam] ter zake het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 751.630,- materiële schade.
De officier van justitie evenals de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [naam], gemachtigde van [benadeelde partij 20].

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen is gelet op de artikelen 14a, 14, 14d, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
15 maanden (vijftien) niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich na ingang van de proeftijd onder ambulante behandeling stellen van Palier ouderenzorg te Den Haag voor zijn problematiek – ook indien dit een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor een periode van maximaal 7 weken betreft, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang Palier ouderenzorg te Den Haag, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van € 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen € 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van € 700,- (zegge: zevenhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen € 700,- (zegge: zevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 700,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 4], te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 4] namens haar minderjarige dochter [benadeelde partij 5], te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] namens haar minderjarige dochter [benadeelde partij 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 6], te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij Jacoba gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] te betalen € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 7], te betalen een bedrag van € 3.294,60 (zegge: drieduizendtweehonderdvierennegentig euro en zestig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 1.500,- immateriële schade en een bedrag van € 1.794,60 materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 7] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] te betalen
€ 3.294,60 (zegge: drieduizendtweehonderdvierennegentig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.294,60 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 8], te betalen een bedrag van € 825,- (zegge: achthonderdvijfentwintig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 8] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] te betalen € 825,- (zegge: achthonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 825,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 9], te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 9] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 10], te betalen een bedrag van € 1.820,20 (zegge: achttienhonderdtwintig euro en twintig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 600,- immateriële schade en een bedrag van € 1.220,20 materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 10] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] te betalen € 1.820,20 (zegge: achttienhonderdtwintig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.820,20 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 11], te betalen een bedrag van € 2.504,94 (zegge: vijfentwintighonderdenvier euro en vierennegentig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 1.000,- immateriële schade en een bedrag van € 1.504,94 materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 11] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] te betalen € 2.504,94 (zegge: vijfentwintighonderdenvier euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.504,94 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 12], te betalen een bedrag van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 12] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] te betalen € 600,- (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 600,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 13], te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 13] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 13] te betalen € 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 14], te betalen een bedrag van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 14] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 14] te betalen € 600,- (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 600,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst af de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 15], te betalen een bedrag van € 600,- (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 15] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 15] te betalen € 600,- (zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 600,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst af de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 16], te betalen een bedrag van € 1.220,20 (zegge: duizendtweehonderdtwintig euro en twintig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 16] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 16] te betalen € 1.220,20 (zegge: duizendtweehonderdtwintig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.220,20 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst af de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 17], te betalen een bedrag van € 3.945,82 (zegge: drieduizendnegenhonderdvijfenveertig euro en tweeëntachtig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 1.500,- immateriële schade en een bedrag van € 2.445,82 materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 17] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 17] te betalen € 3.945,82 (zegge: drieduizendnegenhonderdvijfenveertig euro en tweeëntachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.945,82 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 18], te betalen een bedrag van € 3.800,67 (zegge: drieduizendachthonderd euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit een bedrag van € 2.500,- immateriële schade en een bedrag van € 1.300,67 materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 18] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de immateriële vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 18] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 18] te betalen € 3.800,67 (zegge: drieduizendachthonderd euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.800,67 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 19], te betalen een bedrag van € 200,- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit materiële schade; ;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 19] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 19] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 19] te betalen € 200,-
(zegge: tweehonderd euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 200,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag en bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
verklaart de benadeelde partij [naam], gemachtigde van [benadeelde partij 20], niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij Van Kuijk in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.K. Rapmund, voorzitter,
en mrs. V. Mul en R. Smid, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2016.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 februari 2015 te Rotterdam,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
opzettelijk in (de keuken van) een (flat)woning gelegen aan de Moddermanstraat
[huisnummer],
-een gasslang los te koppelen, en/of
-(vervolgens) een gaskraan open te draaien en/of die gaskraan gedurende enige
tijd open te laten ten gevolge waarvan (een grote hoeveelheid) gas, althans
een (grote hoeveelheid) ontploffingsgevaarlijke/ontvlambare stof in genoemde
woning is gekomen, en/of
-(vervolgens) met een aansteker het gas(fornuis) aan te steken, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met dat gas, althans die
ontploffingsgevaarlijke/ontvlambare stof, en/of
een elektrostatisch ontstekingsmechanisme in werking te stellen/in te laten
treden,
terwijl daarvan
-gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning en/of voor (de inboedel(s)
van) een of meer andere omliggende woning(en) en/of voor een of meer in de
directe omgeving geparkeerde auto(s),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
-levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) of meer
(andere) bewoner(s) en/of bezoeker(s) van belendende en/of omliggende
woning(en),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 februari 2015 te Rotterdam,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam
in (de keuken van een) (flat)woning (perceel Moddermanstraat [huisnummer])
een gasslang losgekoppeld, en/of
(vervolgens) een gaskraan heeft opengedraaid en/of die gaskraan gedurende
enige tijd open heeft gelaten ten gevolge waarvan (een grote hoeveelheid) gas,
althans een (grote hoeveelheid) ontploffingsgevaarlijke/ontvlambare stof in de
genoemde woning is gekomen, en/of
(vervolgens) met een aansteker het gas(fornuis) heeft aangestoken, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat gas, althans die
ontploffingsgevaarlijke/ontvlambare stof, en/of
een elektrostatisch ontstekingsmechanisme in werking gesteld/in laten treden,
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat er brand is
ontstaan en/of die (flat)woning en/of een of meer andere omliggende woning(en)
en/of een of meer in de directe omgeving geparkeerde auto(s)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of vernield/beschadigd,
terwijl daardoor
-gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning en/of voor (de inboedel(s)
van) een of meer andere omliggende woning(en) en/of voor een of meer in de
directe omgeving geparkeerde auto(s),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
-levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) of meer
(andere) bewoner(s) en/of bezoeker(s) van belendende en/of omliggende
woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen ontstond;
(artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht);