ECLI:NL:RBROT:2016:1469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
26 februari 2016
Zaaknummer
C/10/493937 / KG ZA 16-102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortijdige opzegging van kredietrelatie door SNS Bank wegens onjuiste informatieverstrekking en commerciële verhuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en SNS Bank NV. De eiseres had een hypothecaire geldlening aangevraagd voor de aankoop van een appartement, maar SNS Bank heeft de kredietrelatie voortijdig opgezegd. De bank stelde dat de eiseres onjuiste informatie had verstrekt over haar woonsituatie en de bestemming van het appartement. De eiseres had aangegeven het appartement voor eigen bewoning aan te kopen, terwijl het in werkelijkheid voor commerciële verhuur werd gebruikt. Daarnaast was er sprake van een toezegging om een oude woning te verkopen, die niet werd nagekomen. SNS Bank heeft de opzegging van de kredietrelatie gebaseerd op artikel 15 lid 1 sub m van de Algemene Voorwaarden van Geldlening en Hypotheekverlening en artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden. De voorzieningenrechter oordeelde dat SNS Bank terecht de kredietrelatie had opgezegd, omdat de eiseres niet had voldaan aan haar verplichtingen en onjuiste informatie had verstrekt. De vordering van de eiseres om de executieverkoop van het appartement te staken werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van SNS Bank.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/493937 / KG ZA 16-102
Vonnis in kort geding van 1 maart 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.H.J.G. Borger,
tegen
de naamloze vennootschap
SNS BANK NV,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.E.G. Murris.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SNS Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling de dato 16 februari 2016
  • de pleitnota van SNS Bank
  • het faxbericht van [eiseres] van 18 februari 2016
  • het faxbericht van SNS Bank van 18 februari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft via een tussenpersoon op 21 september 2011 een schriftelijke “offerteaanvraag” ingediend bij SNS Bank ter verkrijging van een hypothecaire geldleningsovereenkomst voor de aanschaf van een appartementsrecht op het adres [adres] (hierna: het appartement).
2.2.
Ten tijde van deze aanvraag was [eiseres] voor de helft mede-eigenaar van een woning op het adres [adres2] (hierna: de woning), tezamen met een derde, genaamd
[persoon1] , die de vader is van de twee kinderen van [eiseres] . [eiseres] en [persoon1] hebben aan Westland Utrecht Hypotheekbank recht van hypotheek verleend op de woning als zekerheid voor een geldleningsovereenkomst van € 290.000,-.
2.3.
[persoon1] is, naast mede-eigenaar van de woning, tevens enig eigenaar van vier andere onroerende zaken in Rotterdam, waarvan één in de [adres3] en drie in de [adres4] .
2.4.
De hypothecaire geldleningsovereenkomst die [eiseres] had aangevraagd bij SNS Bank is op of omstreeks 14 oktober 2011 tot stand gekomen, middels ondertekening door [eiseres] van een offerte van SNS Bank voor een totaalbedrag van € 67.720,-. Van dit geld is
€ 58.000,- aangewend voor de aanschaf van het appartement. Het restant werd in het na te melden bouwdepot gestort.
2.5.
In de tekst van de door [eiseres] ondertekende offerte staat onder meer:

Offerte onder opschortende voorwaarde aan u uitgebracht
[…]
Stuur de volgende documenten naar ons op:
-
Concept akte van verdeling
2.6.
Ter voldoening aan voormelde voorwaarde heeft [eiseres] aan SNS Bank doen toekomen een document met de navolgende tekst:

Verklaring van verdeling [adres2]
Ondergetekenden verklaren in de hoedanigheid van zakelijk gerechtigden van de onroerende zaak [adres2] het volgende overeen te zijn gekomen:
Bij de verkoop van de onroerende zaak [adres2] zal het resultaat, na aftrek van schulden uit de hypothecaire lening, uit de verkoop als volgt worden verdeeld.
Verdeling van de resultaten
[persoon1] : voor 50%
[eiseres] : voor 50%”
Deze verklaring is voorzien van de handtekeningen van [eiseres] en [persoon1] . SNS Bank heeft deze verklaring geaccepteerd.
2.7.
In het kader van de aanvraag van [eiseres] voor de hypothecaire geldleningsovereenkomst heeft een makelaar het appartement getaxeerd. Van deze taxatie is een rapport opgesteld gedateerd 6 oktober 2011. In dit rapport staat onder meer dat er werkzaamheden aan het appartement gepland zijn waarvan de kosten naar schatting
€ 10.000,- bedragen, waaronder € 2.000,- ten behoeve van nieuw sanitair + betegeling van de badkamer.
2.8.
In samenhang met de hypothecaire geldleningsovereenkomst en voormeld taxatierapport is tussen [eiseres] en SNS Bank een “overeenkomst van bouwdepot” gesloten op 24 november 2011. In deze overeenkomst staat onder meer:
“1. Van de hypothecaire geldlening wordt een bedrag van maximaal € 10.000,00 door de bank gestort op een depotrekening ten name van de schuldenaar.
2. De schuldenaar kan over het tegoed op de depotrekening uitsluitend beschikken voor betalingen in verband met de bouw of de verbouwing van het registergoed. De schuldenaar dient hierbij nota’s aan de bank te overleggen die de bank conveniëren. De bank zal betalingen ten laste van de depotrekening pas uitvoeren nadat de schuldenaar heeft betaald, het gedeelte van de kosten van de bouw of de verbouwing waarvan hij met de bank is overeengekomen dat hij dit uit eigen middelen zal financieren.
2.9.
Het in het bouwdepot genoemde bedrag van € 10.000,- is gebaseerd op het taxatierapport.
2.10.
SNS Bank heeft op 14 april 2014 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en oplichting door [eiseres] bestaande uit “
verkrijging van een hypothecaire geldlening met valse dan wel vervalste documenten.
2.11.
In het kader van het onderzoek leidend tot deze aangifte (in welk kader SNS Bank in augustus 2013 een zogeheten artikel 126nd lid 6 Sv. vordering van de officier van justitie had ontvangen) heeft de politie op 19 september 2013 als getuige gehoord [persoon2] , die eigenaar is van het bedrijf Gas Apparaten Service. [persoon2] verklaart onder meer, samengevat, dat hij [persoon1] en [eiseres] kent van de voetbalvereniging, dat hij op verzoek van [persoon1] een factuur de dato 21 juni 2012 heeft opgemaakt voor werk aan het appartement maar dat het werk van deze factuur feitelijk nooit is uitgevoerd.
2.12.
[eiseres] is op 14 oktober 2013 verhoord door twee politiefunctionarissen. In het proces-verbaal daarvan staat onder meer:
[…]

Wanneer heb jij op de [adres] gewoond?
Toen ik zwanger was, heb ik daar af en toe gewoond. Maar ik woon zoals gezegd overal en nergens. Het is wel de bedoeling dat ik daar ooit altijd ga wonen. Het is nog niet helemaal af. De woning is niet naar mijn zin. De ketel moet bijvoorbeeld nog vervangen worden….”
[…]
Wie woont/verblijft daar?
Niemand verblijft er momenteel. Het is wel mijn huis en ik sta er wel ingeschreven. Maar zoals gezegd ik verblijf het meest van de tijd op de [adres2] of bij mijn moeder.
[…]

Wij confronteren u met een gesprek van 5 september 2011.
Tapgesprek:
‘ [persoon1] vraagt of zij de woning mooi vond. Het zou verhuurd kunnen worden voor 550 euro ex. gas en elektriciteit. En aan twee mensen apart een kamer verhuren zou 2 × 350 euro kunnen opleveren. [persoon1] moet ophangen omdat hij geen beltegoed meer heeft.’”
Wat kan je over dit gesprek verklaren?
Ik heb de woning niet verhuurd.
Wij confronteren u met een gesprek van 13 september 2011.
Tapgesprek:
‘ [eiseres] zegt dat ze bij de bank is. [eiseres] gaat met een adviseur praten en ze vraagt wat ze moet zeggen: ‘we gaan toch doen alsof we uit elkaar gaan en dat ik daarom een woning gaat kopen?’ [persoon1] zegt ja. Dat [eiseres] dus het huis moet verlaten. [persoon1] zegt dat dat klopt.’
Wat kan je over dit gesprek verklaren?
Ik kan me dit niet herinneren. Ik heb me nergens schuldig aan gemaakt.
Verhoor [persoon1] op 24 oktober 2012, daarin spreekt hij over zijn vrouw. [persoon1] geeft aan met zijn vrouw en kinderen te wonen aan de [adres2] . Hij geeft aan dat ze zijn ingeschreven aan de [adres] maar dat ze bij hem wonen. Hij verklaart: “wij zijn officieel niet getrouwd en zij heeft daar haar eigen huis. Zij heeft wel ingeschreven gestaan op het adres [adres2] maar toen het niet goed ging tussen ons heeft zij het huis gekocht aan de [adres] en toen is zij daar naar toe gegaan met ons kind. Toen ze zwanger was van ons jongste kind is zij weer bij mij ingetrokken.” en “het huis aan de [adres] staat al een paar maanden leeg, binnenkort gaat de zus van mijn vrouw er in wonen.” “er heeft nooit iemand anders dan mijn vrouw in het huis gewoond.”
Wat kan je hierover verklaren?
Het klopt dat mijn zus erin zou gaan wonen. Het is ter sprake geweest maar het is niet gebeurd.
2.13.
De door de politie als getuige gehoorde [persoon2] van het bedrijf Gas Apparaten Service heeft een schriftelijke verklaring opgesteld gedateerd 9 juni 2014. In deze verklaring herroept hij zijn getuigenverklaring tegenover de politie, onder meer als volgt:

U zult begrijpen dat ik door hun bezoek nogal was overrompeld. Zodoende heb ik toen ook verklaard de bovenstaande werkzaamheden niet te hebben uitgevoerd. Tevens heb ik op dat moment de ontvangst van het bedrag van 1.350 euro niet bevestigd. Ik heb de ontvangst van het bedrag niet bevestigd omdat ik het bedrag contant had ontvangen en van dit bedrag geen factuur had opgemaakt.”
2.14.
Bij mondeling vonnis van de politierechter van 12 januari 2015 is [eiseres] vrijgesproken van het hetgeen haar was ten laste gelegd naar aanleiding van voormelde aangifte.
2.15.
SNS Bank heeft de persoonsgegevens van [eiseres] geregistreerd in de gebeurtenissenadministratie en het daaraan gekoppelde Interne Verwijzingsregister (IVR) en in het incidentregister en het daaraan gekoppelde Externe Verwijzingsregister (EVR). [eiseres] heeft hiertegen bezwaar aangetekend. In antwoord op dit bezwaar heeft SNS Bank heeft bij brief van 6 mei 2015 aan [eiseres] onder meer het volgende medegedeeld:
“Kort gezegd constateer ik het volgende.
Bij de aanvraag heeft u aangegeven dat:
• u de woning aankocht voor eigen bewoning;
• u kocht de woning aan in verband met de beëindiging van uw relatie;
• de bestaande woning van u en uw voormalige partner zou worden verkocht;
• er was een aanzienlijke overwaarde te verwachten;
• u zou 50% van de overwaarde ontvangen;
• daarnaast had u de beschikking over een aanzienlijk bedrag op uw spaarrekening;
• de nieuwe woning zou worden verbouwd met een deel van de geldlening dat in een bouwdepot werd gestort;
• de verbouwing omvatte vervanging van de keuken, badkamer, elektra, stuccen en schilderen van de wanden, schilderen houtwerk binnen en de indeling van de woning zou worden gewijzigd.
Na verstrekking van de geldlening is SNS Bank gebleken dat:
• u nooit in de woning heeft gewoond;
• uw relatie niet is beëindigd;
• het nooit de bedoeling(is)
geweest de bestaande woning te verkopen;
• het tegoed op uw spaarrekening voor 50% toebehoorde aan uw zus;
• u vlak voor de hypotheekaanvraag heeft besproken wat de mogelijke huurinkomsten van de woning zouden zijn;
• de afgesproken verbouwingswerkzaamheden niet (volledig) zijn uitgevoerd;
• u de bank facturen heeft toegezonden voor werkzaamheden die nog niet zijn uitgevoerd;
Uit het verhoor kan worden vastgesteld dat u bij de aanvraag van de hypothecaire geldlening aan SNS Bank onjuiste informatie heeft verstrekt ter verkrijging van de lening. Kort samengevat komt het erop neer dat u gezamenlijk met de heer [persoon1] deze constructie heeft opgezet om de SNS Bank te misleiden en een geldlening te kunnen krijgen. U bent, ondanks uw toezegging, nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de lening bij WestlandUtrecht Bank. Als SNS Bank hiervan op de hoogte was geweest was zij niet overgegaan tot het verstrekken van een geldlening aangezien u op basis van uw inkomen niet in staat bent om beide leningen te dragen. Bovendien heeft u de bank onjuist geïnformeerd over de verbouwing en de uitgevoerde werkzaamheden.
2.16.
SNS Bank heeft bij brief van 19 mei 2015 de bancaire relatie met [eiseres] opgezegd en [eiseres] daarbij gesommeerd om binnen 60 dagen haar schuld aan de bank van € 67.720,- te voldoen. In deze brief staat onder meer:

Uit onderzoek is gebleken dat u de woning niet voor eigen woning heeft aangekocht en u de woning niet heeft bewoond. Daarnaast zou u de woning aankopen in verband met de beëindiging van uw relatie. Uit onderzoek is gebleken dat uw relatie niet is beëindigd en u nog steeds hoofdelijk aansprakelijk bent voor de lening bij Westland Utrecht. Onderpand voor deze lening is het pand aan de [adres2] . U heeft bij aanvraag van de hypotheek verklaard dat het pand aan de [adres2] verkocht zou worden. Het pand is niet door u verkocht. Daarnaast zijn door of namens u een of meerdere vervalste facturen ingeleverd voor de uitbetaling van gelden uit het bouwdepot.
Voorts staat in de brief dat de opzegging is gebaseerd op artikel 15 lid 1 sub m van de Algemene Voorwaarden van Geldlening en Hypotheekverlening SNS Bank oktober 2005 en artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden.
2.17.
De voormelde twee bedingen uit haar algemene voorwaarden waarop SNS Bank zich beroept voor haar opzegging luiden, voor zover van belang:
- de Algemene Voorwaarden oktober 2005 van Geldlening en Hypotheekverlening SNS Bank (particulier):
Artikel 15. Vervroegde opeisbaarheid van de lening
15.1
In de navolgende gevallen is de lening direct opeisbaar. Bij opeising in deze gevallen is de schuldenaar aan de bank een rentedervingsvergoeding verschuldigd ter grootte van drie maanden(van)
de op het moment van opeising geldende rente over het opgeëiste bedrag.
(a) [….]
(m) Indien na het aangaan van een geldleningovereenkomst blijkt dat de
schuldenaar bij het aangaan van de geldleningovereenkomst onjuiste gegevens aan
de bank heeft verstrekt en/of voor de bank relevante gegevens niet aan de bank heeft verstrekt, dan wel te eniger tijd na het aangaan van de geldleningovereenkomst onjuiste gegevens aan de bank heeft verstrekt en/of voor de bank relevante gegevens niet aan de bank heeft verstrekt;”
-de Algemene Bankvoorwaarden:

Artikel 35 Opzegging van de relatie
Zowel de cliënt als de bank kan de relatie tussen hen schriftelijk geheel of gedeeltelijk opzeggen. Als de bank de relatie opzegt, deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging aan de cliënt mee. Na opzegging van de relatie worden de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen. Tijdens de afwikkeling blijven deze algemene bankvoorwaarden en de op de individuele
overeenkomsten toepasselijke specifieke voorwaarden van toepassing.
2.18.
[eiseres] heeft niet voldaan aan de voormelde sommatie.
2.19.
SNS Bank heeft bij brief van 21 september 2015 aan [eiseres] onder meer medegedeeld, deels samengevat:
-dat [eiseres] in het gesprek met SNS Bank op 21 september 2011 (in het kader van de aanvraag van de hypothecaire geldleningsovereenkomst) heeft verklaard dat de woning een overwaarde heeft van € 160.000,- (€ 450.000,- minus € 290.000,-)
-dat aan [eiseres] daarvan de helft ad € 80.000,- toekwam en dat feitelijk onjuist is de stelling van [eiseres] dat verkoop van de woning vanwege de onderwaarde een grote verliespost zou hebben opgeleverd, gelet op een gemiddelde prijsdaling van woningen in de provincie Zuid-Holland van (slechts) 9,7% sinds september 2011.
- dat navraag is gedaan bij de Vereniging van Eigenaren van het complex waarvan het appartement deel uitmaakt, als volgt: “
Bij navraag bij de vereniging van eigenaren is mij ook bevestigd dat de vrouw niet in het appartement heeft gewoond. Het appartement zou onderverhuurd zijn. De huurder spreekt geen Nederlands. Er is een aanzienlijke achterstand in de betaling van de servicekosten. De vereniging van eigenaren heeft al meerdere herinneringsbrieven en aanmaningen gezonden aan [eiseres] .”
2.20.
SNS Bank heeft het appartement van [eiseres] doen taxeren met het oogmerk op executoriale verkoop. De executoriale verkoop staat gepland voor 23 maart 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - het staken en gestaakt houden van de voorgenomen executieverkoop van het appartementsrecht van [eiseres] totdat in de bodemzaak bij vonnis met kracht van gewijsde zal zijn beslist of de opzegging van de kredietovereenkomst door SNS Bank rechtsgeldig is gedaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van SNS Bank in de proceskosten.
3.2.
SNS Bank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van [eiseres] .
4.2.
Beoordeeld dient te worden of SNS Bank het recht had om de hypothecaire geldleningsovereenkomst voortijdig op te zeggen en de volledige openstaande schuld op te eisen. Het recht om het appartement executoriaal te doen veilen is afhankelijk van deze opzeggingsbevoegdheid.
4.3.
SNS Bank beroept zich voor haar recht op opzegging op de hiervoor onder de Feiten aangehaalde twee bedingen uit haar (twee sets) algemene voorwaarden. [eiseres] heeft de toepasselijkheid van deze twee sets algemene voorwaarden op de overeenkomsten der partijen niet betwist, zodat van de toepasselijkheid daarvan wordt uitgegaan.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevat de stellingname van [eiseres] teveel ongerijmdheden en onaannemelijkheden en is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor het recht om de bancaire relatie met [eiseres] op te zeggen. De vordering zal dan ook worden afgewezen. Bij dit oordeel is het volgende van belang.
de woning is niet verkocht
4.5.
De offerte van SNS Bank voor de hypothecaire geldleningsovereenkomst is blijkens de tekst daarvan aangegaan onder de opschortende voorwaarde van overlegging van onder meer een “conceptakte van verdeling.” Deze verdeling betreft de woning, die destijds in gezamenlijke eigendom toebehoorde aan [eiseres] en [persoon1] (ieder voor de onverdeelde helft), met wie de relatie volgens verklaring van [eiseres] toen zojuist was beëindigd. [eiseres] heeft daarop aan SNS Bank het onder rov. 2.6 aangehaalde geschrift verstrekt. De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van [eiseres] verkoop van de woning geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst met SNS Bank niet. SNS Bank zal immers niet zonder reden om een concept akte van verdeling hebben gevraagd, temeer niet nu het hierbij om een opschortende voorwaarde ging voor het aangaan van de overeenkomst. Het is evident dat SNS Bank er een groot belang bij heeft dat [eiseres] niet gedurende meer dan relatief korte tijd te kampen had met dubbele woonlasten (of althans: met nog een andere hypothecaire verplichting). Indien immers [eiseres] schulden aan derden heeft, wordt de kans groter dat zij niet kan voldoen aan haar verplichtingen jegens SNS Bank. Daarbij komt dat de hypothecaire verplichtingen aan Westland Utrecht Hypotheekbank een veelvoud zijn van die aan SNS Bank. De woning is echter tot op heden niet verkocht. Naar voorlopig oordeel is [eiseres] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de afspraak dat de woning binnen afzienbare tijd verkocht zou worden. Dit rechtvaardigt op zich reeds de opzegging van de relatie met [eiseres] .
4.6.
Aan dit oordeel doet niet af de stelling van [eiseres] dat de woningmarkt was ingezakt zodat verkoop van de woning bij nader inzien in de ogen van [eiseres] geen aantrekkelijke optie meer was. SNS Bank heeft de feitelijke juistheid van deze stelling gemotiveerd betwist. Volgens SNS Bank zijn twee panden die vergelijkbaar zijn aan de woning en die in de nabijheid daarvan zijn gelegen, in mei 2015 verkocht voor prijzen van € 440.000,- en
€ 450.000,-. Volgens SNS Bank zou [eiseres] bij een dergelijke prijs zeker € 75.000,- winst maken. Voorts stelt SNS Bank in haar brief van 21 september 2015 dat de gemiddelde prijsdaling van woningen in de provincie Zuid-Holland sinds september 2011 (slechts)
9,7 % heeft bedragen, bij een waarde van de woning van € 450.000,- en een hypothecaire geldleningsovereenkomst van € 290.000,-. [eiseres] heeft dit onderbouwde verweer, dat overigens niet pas recentelijk gevoerd wordt, niet kunnen weerleggen.
4.7.
Indien echter aangenomen zou mogen worden dat wel sprake was van een wezenlijke onderwaarde van de woning, dan kan dat [eiseres] niet baten. Nu [eiseres] heeft bij haar aanvraag voor de hypothecaire geldleningsovereenkomst heeft toegezegd dat de woning binnen afzienbare tijd verkocht zou worden (en met een forse overwaarde), had het op haar weg gelegen om zelf contact op te nemen met SNS Bank teneinde te bespreken dat zij en [persoon1] de woning niet zouden gaan verkopen en wat de gevolgen voor SNS Bank daarvan zouden zijn. De plicht voor [eiseres] om dit te melden aan SNS Bank volgt uit artikel 15 lid 1 de Algemene Voorwaarden oktober 2005 van Geldlening en Hypotheekverlening SNS Bank (particulier). Aan deze plicht heeft [eiseres] niet voldaan.
het appartement is verhuurd en niet als eigen woning gebruikt
4.8.
SNS Bank maakt aan [eiseres] het verwijt dat zij bij haar aanvraag voor de
hypothecaire geldleningsovereenkomst heeft aangegeven dat zij het appartement aankocht voor eigen bewoning maar dat het appartement in feite verhuurd werd aan derden. [eiseres] betwist dit en zij voert aan dat zij steeds, of althans grotendeels, in het appartement heeft gewoond en dat zij dit ook nu nog doet.
4.9.
De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] het appartement niet zelf heeft bewoond, of althans grotendeels niet zelf heeft bewoond, op grond van volgende.
4.10.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het (onder de Feiten deels geciteerde) proces-verbaal van verhoor van [eiseres] door de politie en van de weergave in dit proces-verbaal van de daarin besproken tapverslagen. Uit dit proces-verbaal en de tapverslagen volgt genoegzaam dat [eiseres] meestentijds niet in het appartement heeft gewoond -immers zij verklaart in 2013 dat het de bedoeling is dat zij daar ooit altijd gaat wonen-, dat het appartement is aangeschaft met het oogmerk van commerciële verhuur en dat [eiseres] in samenspraak met [persoon1] bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven aan SNS Bank.
4.11.
In de brief van 21 september 2015 aan [eiseres] heeft SNS Bank verklaard dat navraag is gedaan bij de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het complex waarvan het appartement deel uitmaakt en dat uit deze navraag blijkt dat [eiseres] niet in het appartement heeft gewoond en dat het appartement onderverhuurd zou zijn aan iemand die geen Nederlands spreekt
.Ook dit komt aannemelijk voor, mede omdat [eiseres] en [persoon1] (die politieagent is, of was) zelf wél Nederlands spreken. Dit vindt verdere bevestiging in de notulen van de algemene ledenvergadering van de VvE van 21 maart 2014. Daarin staat onder meer: “
Mevr. [persoon3] denkt ook te weten waar de heer [persoon1] werkt. We besluiten na de vergadering hier langs te gaan. Helaas de desbetreffende medewerker kent geen heer [persoon1] .
4.12.
[persoon1] is eigenaar van vier (andere) woningen en mede-eigenaar, samen met [eiseres] , van de woning. Deze omstandigheid wijst erop dat sprake is van commerciële verhuur en in dit beeld past goed dat ook het appartement aan derden verhuurd is geweest.
4.13.
[eiseres] heeft (conform ter zitting gemaakte afspraken) na de zitting een uittreksel uit de GBA overgelegd inclusief een historisch overzicht. Op dit uittreksel staat aangegeven dat [eiseres] vanaf 12 januari 2011 op het adres van de woning ingeschreven stond, vanaf 7 december 2011 op het adres van het appartement en vanaf 11 december 2013 weer op het adres van de woning. In een ander, door SNS Bank overgelegd uittreksel uit de GBA staat dat [eiseres] vanaf 29 januari 2014 op het adres van het appartement ingeschreven staat. De voorzieningenrechter acht niet doorslaggevend dat [eiseres] , overigens slechts voor een deel van de periode, ingeschreven heeft gestaan als woonachtig in het appartement. Gelet op het overigens voorhanden zijnde bewijsmateriaal is nog steeds voldoende aannemelijk dat het appartement met name is aangewend, en in ieder geval bij aanschaf daarvan ook bedoeld was, voor commerciële verhuur. Voor zover tussen [eiseres] en [persoon1] sprake is geweest van een “knipperlichtrelatie” waarbij [eiseres] zich mogelijk genoodzaakt heeft gezien om enige tijd in het - eigenlijk voor de commerciële verhuur bestemde - appartement te verblijven, neemt dit nog niet de commerciële verhuur in andere perioden weg. Evenmin neemt dit weg dat uit het politieverhoor van [eiseres] genoegzaam blijkt dat zij feitelijk en duurzaam elders, zijnde niet in het appartement, verbleef.
bouwdepot niet (geheel) aangewend voor de contractueel aangewezen doelen
4.14.
[eiseres] erkent in de dagvaarding (onder 12) zelf al dat de werkzaamheden in het appartement waarvoor de € 10.000,- uit het bouwdepot contractueel bestemd waren, niet geheel zijn uitgevoerd. Ook erkent [eiseres] dat bij SNS Bank geld uit de bouwdepot is geclaimd onder overlegging van een factuur van de reeds lang niet meer bestaande onderneming [bedrijf1] ). Deze onderneming had haar activiteiten reeds in 1999 gestaakt nadat de eigenaar daarvan was overleden. [eiseres] heeft geen deugdelijke verklaring kunnen geven voor het indienen van een factuur van een niet meer bestaande onderneming voor verkrijging van uitbetaling onder het bouwdepot. Ook dit is een omstandigheid die de opzegging rechtvaardigt.
4.15.
De tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van [persoon2] tegenover de politie en in zijn, veel later opgestelde, schriftelijke verklaring van 9 juni 2014 doen verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van [eiseres] .
4.16.
De omstandigheid dat [eiseres] is vrijgesproken door politierechter noopt niet tot een ander oordeel. Een vrijspraak levert geen dwingende bewijskracht op. Het is aan de civiele rechter om zich zelfstandig een oordeel te geven over de bewijskracht van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal.
4.17.
De door [eiseres] overgelegde verklaringen van collega’s/ vrienden waarin staat dat [eiseres] het appartement wel steeds heeft bewoond komen, gelet op het voorhanden zijnde bewijsmateriaal dat op het tegendeel wijst, niet de betekenis toe die [eiseres] voorstaat.
4.18.
Onder omstandigheden kan worden aangenomen dat een bank een schadebeperkingsplicht heeft door onderhandse verkoop van de onroerende zaak te faciliteren. In dit geval ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in die zin te oordelen. Van belang hierbij is dat de opzegging van de kredietrelatie al dateert van mei 2015. [eiseres] heeft mitsdien geruime tijd de kans gehad om het appartement onderhands te verkopen. Afgezien hiervan vloeit de opzegging van de kredietrelatie niet voort uit betalingsonmacht van de debiteur maar uit verkrijging van een hypothecaire geldlening onder valse voorwendselen.
4.19.
Voor zover openbare executieveiling van het appartement zal leiden tot een substantiële restschuld voor [eiseres] , geeft dit in de gegeven omstandigheden geen aanleiding voor een ander oordeel.
4.20.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van SNS Bank. Deze kosten worden begroot op € 816,- aan salaris advocaat (standaard tarief kort geding volgens de Liquidatietarieven) en € 619,- aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van SNS Bank, tot op heden begroot op
€ 1.435,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2016.
2517/2009